168 Verslag van de handelingen van den geme
meester en Wethouders niet voldoende toereikend.
Maar gezien den raadsbrief, dien wij ontvingen bij de
begrooting, omtrent den toestand van de gemeente-
financiën, heeft spreker niet de vrijmoedigheid om mee
te gaan met het voorstel om voor 30.000.in het
waarborgfonds deel te nemen. Spreker zou graag in dit
geval den middenweg volgen en niet verder willen gaan
dan 20.000.hij vindt wel het onderscheid van het
voorstel van Burgemeester en Wethouders van
10.000.— en het voorstel-Weima c. s. van ƒ30.000.—
een geweldige sprong. Die is hem te groot.
Sprekers conclusie is dus dat hij de houding van
Burgemeester en Wethouders eenigszins schriel en die
van den heer Weima c. s. te royaal vindt. Hij zou graag
den middenweg willen gaan en verkeert dus op het
oogenblik in deze positie of staat op dit standpunt, dat
hij zal stemmen tegen beide voorstellen, of hij zal een
amendement moeten indienen om te gaan tot ƒ20.000.
De Voorzitter: U doet dat voorstel van 20.000.
De heer IJ. de Vries: in het waarborgfonds deel te
nemen, ja.
De heer Beekhuis (wethouder) zegt dat het natuurlijk
moeilijk is om nu nog het woord te voeren, nadat reeds
zooveel menschen hun meening hebben uitgesproken
en vooral nadat uit de grootste fractie een stem is op
gegaan, die heeft gezegd dat de zaak daar ampel en
breed is besproken en dat men in die fractie unaniem
tot de conclusie is gekomen te moeten stemmen voor
het voorstel om voor 30.000.deel te nemen in het
waarborgfonds. Dan is het heel moeilijk, dan pleit men,
om zoo te zeggen, voor een verloren zaak en dat heeft
spreker nooit graag gedaan. Toch zal hij moed houden
en wil hij zijn gedachten over deze zaak zeggen.
Spreker wil dan beginnen met te verklaren dat hij
heelemaal niet onderdoet voor een van de sprekers in
waardeering van het algemeen belang, dat schuilt in het
houden van een tentoonstelling, zooals de Friesche
Maatschappij van Landbouw wil arrangeeren. Maar dat
is een algemeen belang en nu vraagt spreker zich af
moet de gemeente Leeuwarden dan alles, wat van al
gemeen belang is, steunen Of behoort de gemeente
zich te beperken tot die afdeelingen van het algemeen
belang, die speciaal voor Leeuwarden zijn, m. a. w.
Leeuwarder belangen
Spreker dunkt dat de laatste de opvatting moet wezen,
waarop de gemeenteraad zich altijd moet stellen. Alge-
meene belangen dienen vooral te worden behartigd öf
door het Rijk, als het tevens is een rijksbelang, öf door
de provincie als men kan spreken van een provinciaal
belang. Maar is het een specifiek gemeentebelang
Zelfs al was het een gemeentebelang, dan was het dat
nog niet eens voornamelijk voor de stedelijke ge
meenten, maar veel meer voor het platteland, waar het
hier betreft een landbouwbelang. Het is een vaAvereeni-
ging, die het verzoek doet, maar als die steun vraagt,
zal zij die in de eerste plaats moeten zoeken bij den
landbouw en bij de plattelandsgemeenten, maar niet bij
de stedelijke gemeenten.
Waar moet het naar toe, wanneer straks de nijver-
heidsvakvereenigingen ook om een subsidie vragen, als
men nu erkent: daar schuilt een algemeen belang in.
Moeten wij er dan de Leeuwarder schatkist maar weer
disponibel voor stellen
Toch is er in één opzicht een specifiek Leeuwarder
belang bij deze zaak betrokken en wel dat er in Leeu
warden veel menschen zullen komen. Aan de idiëele
belangen hebben wij hierbij niet te denken, maar wij
hebben zuiver te maken met de attractie voor de men
schen om naar de stad te komen; in dat opzicht staan
wij hier precies gelijk tegenover als tegenover elke an
dere vermakelijkheid, muziekconcoursen, andere ten
toonstellingen, groote meetings, enz. In al die dingen
van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1926.
zit een specifiek gemeentebelang, omdat daardoor veel
menschen naar de stad komen, maar ook niets anders
dan die omstandigheid maakt zooiets tot een specifiek
Leeuwarder belang.
Nu vraagt spreker zich af of dit belang niet werkelijk
voldoende door Leeuwarden wordt gewaardeerd, wan
neer in het waarborgfonds voor een som van 10.000.—
zal worden deelgenomen en dan dunkt hem dat dit zeer
zeker wel het geval is. Het is zoo gemakkelijk om vrij
gevig te zijn met geld van de gemeente en van aiie
kanten wil men wel meer geven, maar de heer Westra
heeft de vinger op de wonde plek gelegd, waar hij zei
dat de burgerij het op andere wijze weer zal moeten
betalen. Dat is juist, alles, wat wij putten uit de gemeen
tekas, zal op andere wijze weer in de gemeentekas terug
moeten vloeien. De raadsbrief, die de begrooting bege
leidt, is er getuige van, dat het ons volstrekt niet past
om uit weelde maar alles te voteeren, maar dat wij de
eindjes bij elkaar moeten houden.
Spreker zegt nog eens, de Friesche Maatschappij van
Landbouw is een vaAvereeniging, die werkt voor eigen
belangen men wil dat het de landbouwers, leden van
de vakvereeniging, beter zal gaan in de wereld. Het is
wel volkomen juist, wat mevrouw Buisman zegt, dat,
als het de landbouwers goed gaat, dit ook terugslaat
op Leeuwarden, maar in de eerste plaats is het toch van
belang voor de gemeenten waar de landbouwers wonen
en verder voor Friesland en ook voor het geheele Rijk.
Het betreft hier een speciaal belang voor de landbou
wers en dan is het voldoende dat Leeuwarden, omdat
hier zooveel menschen in de stad komen, wat een voor
deel is voor de Leeuwarder ingezetenen, een bedrag van
10.000.wil voteeren voor het waarborgfonds en -
spreker wil daar nog even den nadruk op leggen
daarbij nog een heel groot terrein aan de Fonteinstraat
giatis afstaan, terwijl tevens het tentoonstellingscomité
in de gelegenheid zal worden gesteld om het terrein
daarnaast, dat thans bij een ander in huur is, in huur
over te nemen en dit voor het doel in orde te maken,
waardoor daarvan in later jaren minder huur zal worden
gebeurd dan thans het geval is.
Het betreft hier een verschil van appreciatie, maar
spreker dunkt dat het specifiek Leeuwarder belang,
waarvoor alle ingezetenen van Leeuwarden in den vorm
van hun belastingpenningen offeren, zeer goed is ge
waardeerd met een deelname in het waarborgfonds voor
een bedrag van 10.000.
De Voorzitter zou ook zeif nog enkele punten, die de
heer Beekhuis niet heeft genoemd, willen memoreeren.
Burgemeester en Wethouders hebben de zaak ampel en
breed besproken en spreker heeft persoonlijk ook eerst
nog met den voorzitter van de Friesche Maatschappij
van Landbouw geconfereerd.
Deze had het liefst teruggave van de geheven verma
kelijkheidsbelasting en eigenlijk nog liever in 't geheel
geen belasting, maar vrijstelling daarvan. De entreéprijs
zou dan niet worden verlaagd, maar dezelfde blijven en
men zou dan dus ook beuren wat men anders aan de
gemeente zou moeten afstaan. De verordening verbiedt
dat echter, dat mag niet, omdat voorloopig de bedoeling
is een entreé te heffen voor de geheele tentoonstelling
zoodat men daardoor ook tevens toegang krijgt tot
de vermakelijkheden en de verordening in een der
gelijk geval uitdrukkelijk verbiedt vrijstelling te geven.
Toen is gevraagd om een subsidie, ter grootte van
de op te brengen vermakelijkheidsbelasting. Spreker
meent dat niemand heeft tegengesproken wat daarom
trent in het prae-advies van Burgemeester en Wethou
ders staat, n.l. dat dit niet de goede manier is.
Zoo komt men op wat anders en nu hebben Burge
meester en Wethouders gemeend dat de gemeente voor
10.000.zou moeten deelnemen in het waarborgfonds.
Nu heeft spreker hier iets gefrappeerd bij de verschil
lende sprekers, die hebben gezegd: als wij het ergste
Verslag van de handelingen van den ge
I oeval eens nemen, als de helft van het waarborgfonds
I eens weg isJa, maar dat is het ergste geval niet,
het ergste geval is wanneer het waarborgfonds heele-
I maal weg is. Anders behoefde men dat toch zoo hoog
niet te stellen, dan is dat maar een schoon gebaar. Als
men voor het ergste geval zit, ziet spreker er in dat het
geheele waarborgfonds weg is en daarmee dus eventueel
ook de 30.000.van de gemeente. En wanneer is dat?
Als het zoo erg is dat de tentoonstelling, door welke
oorzaken dan ook, een absoluut fiasco wordt en in dat
geval beurt de gemeente natuurlijk ook betrekkelijk zeer
weinig aan vermakelijkheidsbelasting.
Dan stelt spreker zich ook eenigszins hoewel niet
geheel op het standpunt van den heer Visser; men
koppelt hier veel te veel de vermakelijkheidsbelasting
en het waarborgfonds aan elkaar. Deze zaak wordt door
de Friesche Maatschappij van Landbouw voor Leeuwar
den gezien als een zaakje. Van de opbrengst van de
vermakelijkheidsbelasting op een willekeurige comedie
of uitvoering moet men toch niet zeggen dat is winst
voor de gemeente Leeuwarden. Hier staat veel te veel
op den voorgrond: wij houden hier een tentoonstelling
en daardoor beuren zij wat van ons; nu moeten aan den
anderen kant zij ons wat tegemoet komen. Is dat wel
het juiste systeem, is de vermakelijkheidsbelasting winst
voor de gemeente Leeuwarden? Men kan we! zeggen
het is een ontvangst, maar aan den anderen kant staan
daar ook uitgaven tegenover en de opbrengst van een
belasting is toch niet wat men winst pleegt te noemen.
Spreker persoonlijk zou er veel meer voor voelen in
dien men nu niet verder ging dan het waarborgfonds
met 10.000.aan te vullen en hij is ook niet bang
dat men er dan niet komt. Als men ongeveer de cijfers
weet, waarom dan met getallen als 30.000.te wer
ken De Friesche Maatschappij van Landbouw wil
graag 100.000.bij elkaar hebben en nu kent spreker
wel niet de ofIicieele cijfers, maar hij gelooft toch niet
ver mis te zijn, als hij zegt dat de onderafdeelingen
30.000.a 40.000.bij elkaar hebben gebracht,
de Maatschappij zelf 20.000.heeft gestort en de
Leeuwarder ingezetenen tot dusver 14.000.Dat is
samen ongeveer 69.000.—; de Kamer van Koophandel
geeft 10.000.dat is dus 79.000.of, zeg
ƒ80.000.— en als Leeuwarden nu nog 10.000.stort,
dan is men al op 90.000.Zou er dan voor 1 No
vember niets meer binnen komen van de ontbrekende
10.000.—
Waarom dan de deelname van Leeuwarden zoo hoog
op te voeren? Dan krijgt men wel deze mogelijkheid dat,
ais de tentoonstelling een fiasco mocht worden, het
risico over een grooter bedrag wordt verdeeld, maar
spreker zou toch zeggen dat ieder, die deelneemt in het
waarborgfonds, het idee heeft, dat hij in maximum alles
kwijt kan zijn. De Kamer van Koophandel heeft daar
voor ook 10.000.apart gelegd. Óf moet Leeuwarden
het nu voor iedereen, die deelneemt, zoo maken dat.
waar hij anders b.v. 0.8 van zijn deelname kwijt is er
nu 0.7 voor hem weg zal zijn Is dat de bedoeling
Spreker acht het dan veel beter dat, wanneer het
fonds niet mocht worden volteekend maar hij moet
eerlijk zeggen dat het dan in iets aangenamer termen
dient te geschieden dan in dezen laatsten brief van de
Maatschappij, want dit is niet de manier om mede
werking te verkrijgen het bestuur van de Maat
schappij zich richt tot het gemeentebestuur en vraagt:
„Wij zijn op 90.000.stelt gij zooveel belang in de
tentoonstelling, dat gij het ontbrekende wilt aanvullen
Wij moeten 100.000.hebben". Dan zal de Raad
van Leeuwarden direct zeggen „accoord" en het college
van Burgemeester en Wethouders ook. Dat lijkt spreker
een veel beter systeem dan dat men nu direct voor
30.000.deelneemt, niet wetende of het fonds op die
manier misschien wel op 130.000.komt. Dat de
Kamer van Koophandel 10.000.heeft toegezegd,
heeft spreker ook pas in deze vergadering gehoord, hij
wist dat niet.
van Leeuwarden van Dinsdag 12 October 1926. 169
Is het dan niet veel beter dat de Maatschappij, zoo
noodig, later terugkomt en zegt: ,,Er mankeert nog wat
aan het waarborgfonds, gemeente Leeuwarden, ge krijgt
een mooie tentoonstelling spreker laat nu alle idiëele
en materieele dingen maar in het midden en daar zit
voordeel voor U in; wij hebben echter het fonds nog niet
compleet, wat hebt gij er nu voor over Dan zegt
spreker „Raad, doe je plicht", maar zoo lang dat niet
noodig is, acht hij het ook niet noodig om zoo hoog
aan te houden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van de heeren Weima en Botke en me
vrouw Buisman, luidende
„Ondergeteekenden stellen voor deel te nemen in
het Waarborgfonds tot een bedrag van 30.000.
voor de Landbouwtentoonstelling te Leeuwarden in
1927",
wordt met 15 tegen 11 stemmen aangenomen.
Tegen stemmen de heeren Hofstra, Westra, IJ. de
Vries, Cohen, Fransen, Visser, Scheltema, Koopmans,
Lautenbach, Beekhuis en Oosterhoff.
Vóór stemmen de heeren M. Molenaar, Hooiring,
B. Molenaar, Muller, O. F. de Vries, Weima, Posthuma,
mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tie-
mersma, Botke, Van der Schoot, Wölcken, Van der
Veen, Dijkstra en K. de Boer.
Het amendement van den heer IJ. de Vries, luidende:
„Sub I van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders te lezen
„deel te nemen in het waarborgfonds(enz.)
tot het genoemde bedrag van 20.000.worden aan
vaard"
en het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub I
zijn hiermede vervallen.
Met algemeene stemmen wordt vervolgens besloten
overeenkomstig de voorstellen van Burgemeester en
Wethouders sub II en III.
9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester cn
Wethouders om het restant d f940,000.der 6l0
geldlcening 1921, groot 1,000,000.met 1 Januari
1927 af te lossen.
Dit voorstel luidt als volgt
Zooals wij U reeds bij de aanbieding der begroo
tingen voor den dienst 1926 mededeelden (bijlage no.
31 van 1925), is per 1 Januari 1927 aflosbaar de 6'/2
geldleening, aangegaan in 1921 krachtens Uwe besluiten
d.cl. 25 October 1921 no. 461R/259 en 1 November
1921 no. 47Ir/267, goedgekeurd bij besluiten van
Gedeputeerde Staten d.d. 27 October 1921 no. 101 en
1 November 1921 no. 3. Op gemelde leening, oorspron
kelijk groot 1.000.000.is gedurende de jaren 1922
tot en met 1926 telken jare 12.000.of in totaal
60.000.— afgelost. Voor conversie komt derhalve in
aanmerking een bedrag van 940.000.welk bedrag
wij per 1 Januari 1927 betaalbaar zouden willen stellen.
Daar in het plan van aflossing van de leening de be
paling is opgenomen, dat vervroegde aflossing mogelijk
is, mits daarvan twee maanden tevoren in een te Am
sterdam en te Leeuwarden verschijnend nieuwsblad
aankondiging wordt gedaan, geven wij U in overweging
om, in afwachting van de nadere voorstellen, welke Uwe
Vergadering binnenkort ter zake van deze conversie
zullen bereiken, te besluiten, het restant van de leening.
aangegaan krachtens Raadsbesluiten d.d. 25 October
1921, no. 461r/259 en 1 November 1921, no. 471R/267.
goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluiten
d.d. 27 October 1921 no. 101 en 1 November 1921 no. 3,