176 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1926. vergadering het voorstel werd gedaan om voor een bedrag van 30.000.deel te nemen in het waarborg fonds, was er ook een tusschenvoorstel om 20.000. toe te zeggen en niettemin heeft de Raad, hoewel hem dat tusschenvoorstel bekend was, gemeend voor het voorstel om 30.000.toe te zeggen te moeten stem men. Waar de Raad toen die houding heeft aangenomen, gaat het niet aan om nu te zeggen: heeren, we hebben ons toen in hooge mate vergist en wij gaan dus accoord met het voorstel van Burgemeester en Wethouders om voor een bedrag van 10.000.deel te nemen in het waarborgfonds. De heer Visser wil beginnen met te zeggen dat hij niet, zooals de heer Botke, met verwondering het schrij ven van Gedeputeerde Staten heeft gelezen. Dat blijkt ook wel uit het betoog, dat spreker de vorige vergade ring heeft gehouden De heer K. de Boer: Speelden jullie onder één hoedje misschien De heer VisserVerder is door den heer Botke gezegd wij willen deelnemen in het waarborgfonds, maar dat is zoozeer nog geen uitgaaf. De heer Botke bekijkt de technische zijde van het vraagstuk en zegt: wij nemen wel deel in het waarborgfonds, maar er is dan nog niet rechtstreeks sprake van uitgaven. Spreker wil nu deze vraag stellen: dit is toch zeker wel als een uitgaaf bedoeld, wij zullen het bedrag dus zeker ook als een uitgaaf op de begrooting moeten plaatsen en in dat geval kunnen wij er toch zeker van zijn dat Gedeputeerde Staten die uitgaaf kunnen weigeren Spreker gelooft dat hier een principieel verschil is dat blijkt nu weer en dat is ook reeds bij de vorige beschouwing gebleken. De heer Botke zegt: als de ge meente 10.000.geeft, bestaat er voor de gemeente geen risico. Neen, maar wij willen als gemeente ook geen risico het is niet de bedoeling dat wij mede-vennoot zijn en ons mee wagen in deze speculatie. Wat wij doen is een bedrag van 10.000.cadeau geven; zoo moet men de zaak stellen. Het recht van belastingheffing is er en daarnaast geven wij een cadeau van 10.000. waaruit blijkt, dat wij van goeden wille zijn. Waar hier principieele verschillen zijn en blijven, meent spreker op dezelfde gronden als de vorige ver gadering, dat wij mee kunnen gaan met h*et voorstel van Gedeputeerde Staten. Spreker heeft dus absoluut niet met verwondering het schrijven van Gedeputeerde Staten gelezen; in tegen deel, hij kan zich heel goed den gedachtengang van dit college indenken, dat het niet wenscht dat wij, geheel onverplicht, een dergelijke groote uitgave van ƒ30.000.- zullen doen. Van risico, waarover de heer Botke spreekt, wil spre ker niet weten; wij zijn geen vennoot, wij geven een cadeau, maar risico wenschen wij niet te dragen. De heer M. Molenaar kan zich absoluut aansluiten bij hetgeen de heer Botke heeft gezegd, maar zou toch met enkele woorden op de eigenaardige wijze van argu menteering van Gedeputeerde Staten de aandacht willen vestigen. Er zijn twee zinsneden, die spreker even heeft genoteerd; de eerste luidt ongeveer als volgt „Wij zien geenszins voorbij het algemeene belang van het houden van deze tentoonstelling, dat meer in 't bijzonder het belang is van de landbouwende bevolking in de provincie, en erkennen ook dat de belangen der neringdoenden in deze gemeente er nauw bij zijn betrokken, maar de gemeente, die de gelden, voor de vervulling van hare taak benoodigd, moet heffen van alle belastingplichtigen uit alle cate gorieën, behoort bij de besteding der belastinggelden in het oog gevat te houden, dat zorgvuldige afweging vereischt de vraag, wat het huishoudelijke gemeente belang eischt." De tweede is deze „Bij die waardeering mag, zooals vanzelf spreekt, allerminst de financieele positie der gemeente zelve uit het oog worden verloren; zij moet zelfs beslissend zijn. En nu behoeven wij er toch al niet meer op te wijzen, dat deze onrustbarend is en blijkbaar sterk den weerslag ondervindt van de aangebroken magere jaren voor den landbouw." Nu heeft spreker speciaal het oog op het allerlaatste gedeelte, waarin Gedeputeerde Staten zeggen dat Leeu warden blijkbaar sterk den weerslag ondervindt van de aangebroken magere jaren voor den landbouw. Gedepu teerde Staten leggen dus een scherp verband tusschen den toestand van den landbouw en de financieele positie van Leeuwarden. Spreker meent dat dit zeer terecht is; daartusschen bestaat ontegenzeggelijk een zeer nauw verband. Maar als dat verband bestaat als het den landbouw slecht gaat, dan bestaat het ook, als het den landbouw goed gaat. Wat is nu het doel van deze tentoonstelling' Spreker kan dat met een enkel woord zeggen: om den landbouw tot hooger bloei te brengen. De landbouw is de provincie Friesland en het doel van deze tentoonstelling is dus de provincie Friesland tot hooger bloei te brengen. Maar als die tot hooger bloei geraakt, zal noodwendig de stad Leeuwarden daarvan den terugslag ondervinden in gunstigen zin. Die gedachte heeft de vorige maal vooral sprekers fractie geleid bij het innemen van haar standpunt en niet het onmiddellijk belang. Dat zien Gedeputeerde Staten te eng, waar zij alleen spreken van de neringdoenden, die er voordeel van zullen hebben. Ontegenzeggelijk zal dit het geval zijn, maar onze gedachten, aldus spreker, gaan veel verder; wij denken ook aan den bloei, die het geval kan en zal worden en dat zal een belang zijn, hoewel niet een onmiddellijk belang. Spreker herhaalt, dat Gedeputeerde Staten zelf aan halen het verband tusschen den toestand van Leeuwar den en van den landbouw. Maar als zij dat doen, wan neer die toestand mager is, moeten zij ook even verder gaan en ook dat verband erkennen tusschen den land bouw en Leeuwarden, als het den landbouw goed gaat. Dat is het standpunt, dat sprekers fractie heeft geleid en hij meent met den heer Botke, dat men moet vast houden aan dat oorspronkelijk standpunt. Wanneer dan eenmaal uitvoering zal worden gegeven aan dit besluit en wij nu hooren dat het waarborgfonds al is volteekend en zeer zeker ruim overteekend zal wor den, dan daalt daarmee het risico. Er is absoluut geen sprake van dat de volle 30.000.voor ons op het spel staat en als mettertijd de noodige uitgaven zullen moe ten worden gedaan, pas dan zal die begrootingswijzi- ging moeten worden aangebracht en pas dan behoeven wij de goedkeuring van Gedeputeerde Staten te vragen. Op de financieele beschouwingen in het schrijven van Gedeputeerde Staten gaat spreker niet in. Daar staat veel waars in, maar dat daaruit zou blijken dat de finan cieele positie van Leeuwarden „onrustbarend" is, kan spreker niet toegeven. Hij acht het niet noodig daarop thans verder in te gaan bij de begrooting komt zijn fractie daar wel nader op terug. De heer Westra zegt, dat het niet zijn bedoeling was om bij dit punt weer te spreken, maar hij bemerkt uit de discussies, dat er werkelijk in de omstandigheden iets is veranderd en hij meent dat het goed is daarop te wijzen; misschien dat dit aanleiding kan zijn voor en kele leden om op hun houding, die zij den vorigen keer hebben aangenomen, terug te komen, ook al stelt de Raad zich in het algemeen op het standpunt, dat hij niet gaarne op een eens genomen beslissing terug komt. Blijkens wat de heer Botke heeft gezegd, zijn op het oogenblik de omstandigheden eenigszins veranderd. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 26 October 1926. 177 Voor 14 dagen gold het motief, dat bij niet voldoende deelname in het waarborgfonds de tentoonstelling niet zou kunnen doorgaan. Dat was een motief voor den Raad om voor een zooveel belangrijker bedrag deel te nemen in het waarborgfonds, maar thans blijkt dat dit j reeds ruim is volteekend, zoodat, wat de gemeente Leeuwarden extra deelneemt, zal strekken tot vermin dering van wat de anderen hebben bij te dragen. Het komt dus feitelijk hier op neer, dat de steun, dien wij verleenen, niet speciaal ten goede zal komen aan de tentoonstelling, maar aan de andere aandeelhouders. Nu wil spreker de vraag stellen of de Raad zich op het standpunt moet plaatsen, dat wij moeten ingaan tegen het verlangen van Gedeputeerde Staten en wij een der- oelijk belangrijk bedrag moeten voteeren uitsluitend ten «unste van de andere aandeelhouders, die voor het waarborgfonds ten slotte hun bedrag hebben geteekend en dat ook wel zullen kunnen missen, anders hadden zij wel lager kunnen teekenen. Daar moeten wij niet al te veel medelijden mee hebben. Spreker kan het volkomen eens wezen met de rede neering van den heer Molenaar dat, wat straks aan den landbouw ten goede zal komen, ook aan Leeuwarden ten goede zal komen, ook zonder dat de neringdoenden er direct voordeel bij zullen hebben. Maar stort de ge meente 20.000.extra in het waarborgfonds, dan zal het resultaat toch gelijk blijven; het is precies hetzelfde of de gemeente voor 10.000.of voor 30.000. deelneemt. De heeren rekenen toch al uit, dat het waar borgfonds lang niet totaal behoeft te worden verbruikt en dus behoeven wij ook niet noodwendig voor een grooter bedrag daarin deel te nemen. Deze enkele opmerkingen meende spreker even te moeten plaatsen; hij hoopt dat daardoor enkele leden er anders over gaan denken dan den vorigen keer. De heer Oosterhoff staat in het algemeen op het standpunt dat, wanneer de Raad eenmaal een besluit heeft genomen, hij natuurlijk niet enkele vergaderingen later daarop terug moet komen en dat zelfs zij, die tot de minderheid hebben behoord, dan het genomen be sluit mee behooren te handhaven. Een uitzondering daarop is het geval, dat dit den Raad onmogelijk wordt gemaakt, dat hij het besluit niet kan handhaven en spr. vreest dat dit hier het geval zal zijn of dat hij dit vieest, moet spreker eigenlijk niet zeggen, omdat hij tot de minderheid heeft behoord. Wij behoeven nog niet een post op de begrooting te brengen, is er gezegd, maar spreker vraagt of hij het mis heeft, dat de gelden voor het waarborgfonds vóór 1 November moeten worden gestort? Als dat wel het ge val is, dan zal dat bedrag nü op de begrooting moeten worden gebracht anders kunnen wij het immers niet betalen en zullen wij daarop dus goedkeuring moeten vragen. Maar ook al is dat niet het geval, dan vindt spr. dat de Raad zich toch op het standpunt moet plaatsen dat, als wij voor een bedrag van 30.000.deelnemen in het waarborgfonds, wij eventueel dat bedrag ook zullen moeten kunnen betalen. En als wij dan vast weten dat wij daarop de goedkeuring niet krijgen, dan meent spreker dat wij dat risico niet op ons mogen nemen. Hoe het ook zij, of wij het vooruit zullen moeten storten of dat wij het later zullen moeten storten, in beide gevallen weten wij toch dat wij het niet zullen kunnen doen en daarom lijkt spreker het vasthouden aan het genomen besluit in dit geval dan ook zonder betee- kenis. De heer Botke zou naar aanleiding van hetgeen de heer Visser heeft gezegd, nog een enkel woord in het midden willen brengen. De heer Visser wenscht heele- maal geen risico op zich te nemen, maar dat is toch feitelijk geen standpunt. Het risico, dat de gemeente in dezen op zich neemt, lijkt iets op reclame en nu mag de gemeente toch wel reclame maken om haar eigen belang te dienen, evenals de gemeente Amersfoort dat doet, door groote advertenties te plaatsen, waarin de tnenschen worden uitgenoodigd daar grond te koopen en te bouwen. Dat is een reclame om de inkomsten te vergrooten en zoo wil ook Leeuwarden hier een bedrag geven om daarvan later de voordeelen terug te krijgen. Ook in Enschedé is een tentoonstelling gehouden lang niet, wat die in Leeuwarden zal worden en die gemeente heeft daaraan 4500.gegeven. De tentoon stelling leverde een batig saldo op, maar niettemin is Enschedé zijn 4500.kwijt. En zoo goed als spreker weet heeft Amsterdam in het waarborgfonds voor de Olympische spelen een half millioen gestort, omdat men daar heeft gedacht als het hier niet komt, hebben wij daar schade van; laten wij daarom een flink bedrag toe zeggen, dan hebben wij kans er profijt van te kunnen trekken. De heer Westra heeft gezegd dat hij van spreker heeft gehoord, dat voor het waarborgfonds al voldoende is in geteekend en dat dus, als wij niets geven, de tentoon stelling hier even goed komt. Dat is toch ook geen standpunt, want als er verlies is, zullen uit dat kleinere fonds procentsgewijze de aandeelhouders voor meer moeten worden aangesproken en dan komt het er op neer, dat wij anderen de zaak laten opknappen, terwijl de gemeente indirect groot belang heeft bij deze ten toonstelling. Spreker meent dat, waar dat groote belang voor de gemeente, zoowel direct als indirect, hier is aangetoond, wij ons moeten houden aan het eenmaal genomen be sluit. De heer Posthuma heeft even gewacht met het woord te vragen, omdat hij had gehoopt dat ook van dezen kant het woord door anderen zou worden gevraagd. Dat is echter niet het geval. De vorige vergadering is de Raad bij zijn besluit ge plaatst voor de kwestie hoe groot hij de waarde schatte van deze tentoonstelling spreker bedoelt daarmee de directe en de indirecte waarde. De Raad heeft toen in meerderheid die waarde getaxeerd op een deelname van 30.000.in het waarborgfonds, hij is daarmede accoord gegaan en Burgemeester en Wethouders heb ben nu aan Gedeputeerde Staten gevraagd zou dat gaan, hoe is daarover Uw meening Gedeputeerde Staten zeggen daarop dat zij dat niet zullen goedkeuren. Nu wil het spreker voorkomen, dat wij hier nu juist een geval hebben, zooals in hun begeleidend schrijven bij de begrooting voor 1926 Burgemeester en Wethou ders naar voren hebben gebracht, dat dit iets is, waar over Gedeputeerde Staten niet nauwkeurig kunnen oor- deelen. In hun begeleidend schrijven bij de begrooting voor 1926 hebben Burgemeester en Wethouders er met nadruk op gewezen: moeten Gedeputeerde Staten, niet inwoners van de gemeente Leeuwarden, over dergelijke zaken oordeelen, of moet de Raad van Leeuwarden dat doen? Wij zijn toen bijna allen accoord gegaan met wat Burgemeester en Wethouders daar hebben gezegd en wij hebben hier nu juist zoo'n speciaal geval zullen Gedeputeerde Staten de waarde beoordeelen van deze tentoonstelling of zal de Raad dat doen? Spreker sluit zich ten dezen volkomen aan bij hen die meenen, dat de Raad voet bij stuk moet houden. De heer Beekhuis (wethouder) zou over dit laatste punt iets willen zeggen, omdat hij het daarmee niet eens is; dit is juist een typisch geval dat Gedeputeerde Staten er naar zijn meening wèl over mogen oordeelen. Terwijl spreker altijd heeft verdedigd dat Gedeputeerde Staten zich moeten onthouden te tornen aan het budgetrecht, dat in de Gemeentewet aan de gemeenten is gewaar borgd, meent hij dat Gedeputeerde Staten wel te waken hebben tegen het is misschien een beetje kras het zoo te noemen verkwisting, want dat is het toch min of meer. De vorige vergadering wist men al uit den

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 2