200 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1926.
maar waar wij dit toen nog niet wisten, was daar toen
de vraag of men de aanvraag van den Directeur zou
toestaan. De zaak is dus zoo eenvoudig mogelijk; ook
de tweede tractor is aangeschaft uit het crediet, dat
door den Raad in eerste instantie is toegestaan. Waar
de Directeur voor moeilijkheden kwam, doordat hij met
1 tractor, waarmee hij een tijdlang heeft gewerkt, niet
kon opschieten en bij het minste defect aan den tractor
de normale dienst hopeloos in de war zou raken, hebben
Burgemeester en Wethouders, bedenkende hoe bijzon
der de Directeur er op gesteld was en in aanmerking
nemende dat de proef met den eersten tractor ongeveer
6 weken had geduurd, ook den tweeden tractor aange
schaft. Deze is nu 10 of 12 dagen geleden gearriveerd
en sedert dien in gebruik genomen. Dat is het eerste
deel.
Nu is door den heer Dijkstra de opmerking gemaakt
dat de eerste verhooging van het bedrag natuurlijk is
ontstaan, nadat daaraan een heele geschiedenis is voor
afgegaan onder sprekers voorganger, den heer Schel-
tema, en ten deele ook onder den heer Dijkstra. De in
richting van het terrein volgens het eerste plan is ge
maakt door den Directeur van de Reiniging, terwijl het
tweede plan is gemaakt door den Directeur van Ge
meentewerken. Wij hebben daar toen ook nog den in
genieur Boer bij gehad, die ook eerst aan de uitvoering
van het plan zou deelnemen, wat echter later spr.
weet niet meer om welke reden is gewijzigd.
Het tweede plan was uit den aard der zaak belangrijk
duurder en naar achteraf bleek, was dit ook dichter bij
de waarheid dan het eerste, want zelfs nu zijn op dien
veengrond de verzakkingen van het terrein nog niet
afgeloopen.
De heer Oosterhoff heeft een donkere schilderij op
gehangen van de financiecle becijferingen, die door den
Directeur zijn gegeven, maar als wij het eindcijfer zien
van 1922 en wij vergelijken dit bij het begrootingscijfer
voor 1927, dan blijkt, dat het verliescijfer over 1922
275.000.bedroeg spreker neemt maar ronde
cijfers en dit voor 1927 op 243.000.wordt ge
raamd. Dat lagere verliescijfer is mede een gevolg van
de geraamde inkomsten van 9000.wegens vergoe
ding voor het schoonmaken der veemarkt en 11.000.-
wegens verhaal van bijdragen voor eigen en weduwen-
en weezenpensioen, welke kosten in 1922 niet in ont
vang konden worden verantwoord.
Trekt men dit totaal bedrag ad 20.000.af van
het verlies over 1922, dan blijkt dat, niettegenstaande
de ingebruikneming van het nieuwe terrein en de invoe
ring der autotractie, het verliescijfer voor 1927 nog
11.000.— lager is geraamd dan in het rapport van
den Directeur was becijferd, zulks niettegenstaande het
feit, dat sedert 1922 een aanmerkelijke toeneming van
de werkzaamheden heeft plaats gehad als gevolg van
de voortschrijdende uitbreiding der stad.
Spreker meent dus dat de becijfering van den heer
Oosterhoff onjuist is en dat de Directeur goed heeft
geraamd; de resultaten hebben bewezen dat zijn inzicht
juist is geweest.
De heer Oosterhoff is nog niet heelemaal overtuigd
door de mededeelingen, die door den wethouder zijn
gedaan. Om maar met het laatste te beginnen, de wet
houder past een heel eigenaardige methode toe hij
neemt een willekeurig jaar, dat hieraan voorafging,
maar waarin de exploitatie duurder was dan de raming
voor 1927 en zegt dan: zie je wel dat wij bezuinigen.
Dat is al een heel eigenaardige methode.
Sprekers cijfers zijn niet onjuist; het zijn de cijfers
uit de rekeningen. Deze staan dus absoluut vast en als
spreker ze in volgorde geeft, krijgt men daaruit een heel
anderen indruk. In 1921 was het verlies in ronde
cijfers 278.000.—, in 1922 275.000.—, in 1923
252.000.—, in 1924 259.000,—, in 1925 213.000.-,
in 1926, dus na de invoering van de nieuwe wijze van
werken, is het geraamd op 245.000.en voor 192"
is de raming 243.000.waar echter nog bij komen
de meerdere kosten voor rente en aflossing. Dus de
.laatste 2 jaren, waarin wij onder de nieuwe regelin«
werken, zal het verlies 32.000.en 36.000.— hoo-
ger zijn dan in 1925. Aan die cijfers kan men eenvoudig
niets af doen; zij staan vast, want het zijn de cijfers"
die in de rekeningen en begrootingen voorkomen.
Spreker gelooft echter dat, wat hij heeft gezegd,
eigenlijk door den wethouder niet volkomen is begre
pen. Spreker heeft niet gevraagd een nadere verklaring
van de hoogere uitgaven, die plaats hebben en hadden
we weten allen wel dat een groot deel van die
30.000.zijn besteed voor de paalfundeering en we
weten ook dat deze 20.000.nog noodig zijn voor
aankoop van 1 tractor met 6 aanhangwagens maar
daar gaat het hier niet over het gaat er om dat bij
een aanvraag, die den Raad ter goedkeuring wordt aan
geboden, omtrent een nieuwe wijze van werken, een
begrooting wordt overgelegd, die achteraf onjuist blijkt
te zijn. Nu kan de begrooting wel een klein bedrag ver
schillen met de werkelijkheid spreker geeft onmid
dellijk toe dat de prijzen der materialen kunnen ver
schillen, enz. maar een verschil op den bouw van
30.000.en op de materialen van 20.000.— op
een totaal van 50.000.— vindt hij toch te kras. Dat is
voor hem het bewijs dat bij het maken van de begroo
tingen niet met de noodige ernst te werk wordt gegaan
en dat acht spreker toch wenschelijk, omdat het "besluit
van den Raad voor een deel afhankelijk is van de kos
ten, die met het werk gemoeid gaan. Als die kosten dan
verkeerd worden voorgesteld, nemen wij een besluit,
zonder dat wij precies weten wat wij doen.
De heer Lautenbach (wethouder) wil deze algemeene
opmerking maken dat, aangezien hetzelfde thema van
den heer Oosterhoff ook voorkomt in het sectierapport,
er overvloedige gelegenheid is, om daar nader op terug
te komen en men daarop ook terug zal moeten komen.
Spreker zou er dan ook voor voelen op het oogenblik
de discussies hierover niet voort te zetten, ook omdat
hij nu niet de beschikking over meer cijfers heeft.
De heer K. de Boer zou iets willen vragen over de
tractors zelf en over den dienst.
Als hij het goed heeft begrepen, is er oorspronkelijk
een begrooting ingediend, waarop bedragen voorkomen
voor 2 tractors en 6 aanhangwagens
De heer Lautenbach (wethouder): Ja.
De heer K. de Boer vervolgt dat, als hij het verder
goed heeft begrepen, de zaak zoo staat, dat de Directeur
op dat oogenblik van meening was, dat met die 2
tractors en 6 aanhangwagens de dienst volledig kon
worden verricht. Want spreker kan zich niet voorstellen
dat bij de inrichting of den opzet van een nieuwen
dienst geen rekening er mee zou worden gehouden, dat
in de toekomst andere bedrijfsfactoren dan de op het
oogenblik bekende factoren zouden komen; het spreekt
vanzelf dat, als men de exploitatie van een nieuwen
dienst opzet, met alle bekende factoren rekening zal
moeten worden gehouden. Het ligt dus voor de hand
dat in de aanvraag opgesloten lag dat met 2 tractors
en 6 aanhangwagens de dienst volledig kon worden
verricht, anders is de begrooting fantasie geweest.
Het blijkt nu dat met 2 tractors en 6 aanhangwagens
de dienst niet volledig kan worden verricht. Nu is de
vraag maar: was de eerste begrooting fantasie, wist de
Directeur dat men het daarmee niet zou kunnen doen,
of is in de practijk gebleken dat men het hiermee niet
kan doen Dat zijn twee heel verschillende vragen,
waarop het gewenscht is een antwoord te krijgen om
den ernst te kunnen beoordeelen, waarmee de begroo
ting door den Directeur van de Reiniging is gemaakt.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1926. 201
In elk geval is het mis, zoowel in het eene als in het
andere geval, maar spreker vindt met de heeren Ooster
hoff en Molenaar dat het noodig is dat de Raad precies
weet hoe de zaken hier staan.
De Voorzitter gelooft dat hier een misverstand is
als hij de stukken nagaat, komt hij tot een eenigszins
andere conclusie dan die, welke een paar leden van den
Raad hier naar voren brengen.
Spreker heeft voor zich bijlage no. 17 van 1923, ge
titeld „Verplaatsing van het aschland", waarin ten slotte
Burgemeester en Wethouders in overweging geven hun
een crediet te verleenen van 260.000.voor de over
brenging van een deel van het bedrijf en hun te mach
tigen de benoodigde terreinen dat was het terrein
voor het nieuwe aschland aan de onderscheidene
huurovereenkomsten te onttrekken. De Raad heeft dat
voorstel aangenomen en die 260.000.gevoteerd.
Als wij nu nagaan waaruit dat bedrag van 260.000.
bestaat, dan zien wij dat het de kosten zijn voor aanleg
van den weg, betonwerk, grondwerk, bovenbouw, ver
lichting, enz. voor algemeene kosten en bovendien voor
aanschaffing van nieuw materiaal n.l. ten bedrage van
ƒ30.000.In die 260.000.zit dus 30.000.voor
aanschaffing van nieuw materiaal.
Zooals door den heer Dijkstra reeds is gememoreerd,
is er later een wijziging in dat plan gekomen waarom
dat is gewijzigd, doet er op het oogenblik niets toe
waardoor nog 30.000.boven het toegestane crediet
is gevraagd, omdat in plaats van groote betonplaten
een paalfundeering noodig bleek. Dit vroeg een meer
dere uitgaaf van 30.000.en zoodoende is toen het
crediet gebracht op 290.000.maar in dat crediet is
gewoon blijven staan de 30.000.- voor nieuw j
materiaal.
Als men nu ziet bijlage 17, waarin het voorstel van
Burgemeester en Wethouders is gedateerd 14 Juni 1923,
dan vindt men daarachter afgedrukt het rapport van den
Directeur d.d. 18 April 1923. Daaruit zijn Burgemeester
en Wethouders gekomen tot het bedrag van 30.000.-
voor aanschaffing van nieuw materiaal; de Directeur
zegt wel in zijn brief dat voor 30.000.nieuw mate
riaal moet worden aangeschaft, maar welk materiaal
dat is, daarover wordt in het rapport, opgenomen in
bijlage 17 van 1923, niet gesproken.
Toen is 2 jaar later, toen langzamerhand het nieuw
aschland klaar kwam, d.d. 23 Juni 1925 gevolgd een
groot rapport van den Directeur, behelzende voorstellen
tot regeling van den dienst der Gemeentereiniging te
Leeuwarden bij ingebruikname van het nieuwe terrein
aan den Greunsweg.
In dat rapport is de stand van zaken aangegeven, wat
er moet worden gedaan; hoe het op dat oogenblik ge
schiedde; dat de stad in zooveel wijken moest worden
verdeeld; enz. Dan is in dat rapport een vergelijking
gemaakt. In de eerste plaats worden de kosten berekend,
indien met den tonnendienst op denzelfden voet wordt
doorgegaan als tot op dat oogenblik, waardoor uitbrei
ding van materiaal noodig zou zijn. De kosten van een
en ander worden er specifiek in beschreven en zoo wordt
daar becijferd, dat de jaarlijksche kosten, als men
paarden en wagens alleen zou gebruiken, ongeveer
ƒ83.000.zouden bedragen. Daartegenover wordt van
autotractie hier gezegd
„In het geheel zullen, bij gebleken geschiktheid,
voor dezen gereorganiseerden tonnendienst 3 auto
tractors met 12 aanhangwagens noodig zijn. De
kosten van deze wagens bedragen wat de tractors
betreft compleet met 6 banden benevens 1 reserve
wiel zonder band pl.m. 6.000.per stuk. De
chassis der aanhangwagens zullen pl.m. 1800.
per stuk kosten. Verder komen hierbij de kosten voor
het aanbrengen en schilderen van den bovenbouw ad
pl.m. 700.per stuk."
Als men dat uitrekent komt men voor tractors en aan
hangwagens op een benoodigd bedrag van 48.000.
De Direceur heeft daaromtrent ook een exploitatie
rekening opgezet en berekent in dat verband rente en
afschrijving van 45.000.maar als men het pre
cies uitrekent moet het 48.000.wezen. Deze kosten
zijn dus in 1923 wel verkeerd geraamd; toen is gezegd
dat de verplaatsing 260.000.zou moeten kosten
waar later nog 30.000.bij is gekomen waaronder
een bedrag van 30.000.voor tractiemateriaal. De
Raad heeft toen die bedragen toegestaan en toen heeft
de Directeur later in dit rapport gezegd dat, als men
3 autotractors met 12 aanhangwagens aanschafte, de
tonnendienst per jaar rond 78.000.zou moeten
kosten, terwijl de kosten daarvan alleen met paarden
en wagens zouden bedragen 83.500.
Daarom is tot autotractie besloten. Het bleek toen ook
dat men er met een bedrag van 30.000.dat eerst
was geraamd voor aanschaffing van materiaal, er niet
kwam, maar de Directeur heeft toen ook gezegd: zooals
ik het nu zie, zijn er 3 tractors noodig.
Van de toegestane 30.000.zijn eerst 1 tractor en
6 aanhangwagens gekocht; er is direct niet meer aan
geschaft om eerst eens te zien of het nieuwe materiaal
zich goed hield en of de aan- en afkoppeling goed was.
Van die 30.000.kon men echter nog een tweeden
tractor koopen en dat is nu onlangs gebeurd, omdat de
Directeur er sterk op aandrong dat een reservetractor
zou worden aangeschaft, opdat, als het noodig mocht
zijn, de eerste eens een dag buiten dienst zou kunnen
worden gesteld en ook zou kunnen worden schoon
gemaakt.
Volgens dit rapport van Juni 1925 zouden dus ook
de eene tractor en 6 aanhangwagens, waarvoor thans
een crediet wordt aangevraagd, niet betaald kunnen
worden uit het toegestane bedrag van 30.000.
daarop is ook door den Directeur in zijn rapport van
Juni 1925 gewezen. Hij berekent daarin ook voor rente
en afschrijving rollend materiaal 15 van 45.000.
dus toen tot autotractie is besloten, stond vast dat
30.000.niet voldoende was. Toen is echter besloten
er iets meer geld in te steken, omdat de jaarlijksche
exploitatiekosten lager zouden worden dan bij gebruik
van paarden en wagens; dat heeft den doorslag gege
ven tot het aanschaffen van automateriaal.
De heer K. de Boer wou even deze vraag stellen
en hij denkt dat hij die vraag namens meerdere leden
van den Raad doet of dit rapport wel ooit in den
Raad is geweest en behandeld. Wij hooren daar allen
even vreemd van op; wij weten niets anders dan dat
er in den Raad is besproken en besloten om 30.000.—
te voteeren voor nieuw materiaal voor autotractie, maar
wat is opgenomen in het rapport, dat de Voorzitter
voorleest, daar kennen wij niets van.
De Voorzitter: Ik weet niet of het in den Raad is ge
weest; dat wil ik direct wel zeggen.
De heer Lautenbach (wethouder)Ik durf die vraag
ook absoluut niet bevestigend te beantwoorden.
De heer M. Molenaar merkt op dat het laatste rapport,
waaruit de Voorzitter voorleest, handelt over een groo-
tere credietaanvraag, maar dat, al was dat rapport in
den Raad geweest en al was daartoe besloten, dan toch
blijkt, dat de oorspronkelijke opzet van den Directeur
fout is geweest. Er staat uitdrukkelijk in bijlage no. 17
„Evenwel zal, om den grooteren afstand bij het
vervoer der faecale stoffen te overwinnen, nieuw
materiaal moeten worden aangeschaft ten bedrage
van 35.000.—."
Daar toch kan niemand iets anders uit lezen, of daar
mee zou de nieuwe dienst kunnen worden uitgevoerd.
Spreker zou nu meteen een opmerking willen maken
over de rest, die aan de orde is geweest. Hij heeft in de