202 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1926. secties een vraag gesteld over het grootere jaarlijksche verlies en hij steunt nu, wat dat betreft, het idee van den heer Lautenbach; spreker wil ook gaarne eerst de beantwoording van het sectieverslag, voordat wij op die kwestie nader ingaan. De Voorzitter geeft toe dat in bijlage 17 staat wat de heer Molenaar citeert en herhaalt dat, maar merkt tevens op dat daar niet bij staat dat het automateriaal zal zijn. Wanneer men voor die 30.000.paarden en wagens had aangeschaft, had men daarmee den dienst volledig kunnen doen. Later becijfert de Directeur echter dat de jaarlijksche kosten dan zouden bedragen 83.000.terwijl die met autotractie zouden zijn 78.000.maar dan ging er wat meer kapitaal in. De heer M. Molenaar meent toch dat de redeneering van den Voorzitter onjuist is. Sprekers opvatting is deze, dat de Directeur wèl autotractie heeft bedoeld, omdat hij in hetzelfde stuk becijfert een besparing van 13.000.op weekloonen en van 7000.op paar- denonderhoud. De bedoeling moet dus geweest zijn om de paarden af te schaffen en dus kan het niet anders dan dat de bedoeling van den Directeur is geweest autotractie. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11 (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van eene verordening, houdende regeling van de toekenning van wachtgeld aan ambtenaren in dienst der gemeente Leeuwarden (bijlage no. 28). De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer M. Molenaar vindt dat uit hetgeen wij nu onder handen hebben, opnieuw blijkt welk een geze gende instelling het instituut Georganiseerd Overleg is De heer K. de Boer: Een lofzang klinkt uit Sions zalen De heer IJ. de Vries: Neen, die klinkt uit eigenge rechtigden kring De heer M. Molenaar Wanneer dit instituut niet had bestaan, dan hadden wij hier gekregen het oor spronkelijk ontwerp van het college van Burgemeester en Wethouders De heer Dijkstra: Of niets De heer M. Molenaar Indien wij dat hadden ge kregen, dan hadden de organisaties vermoedelijk daarop schriftelijk hunne aanmerkingen gemaakt, dan waren hier weer allerlei adressen binnengekomen en misschien zelfs bezoeken bij de raadsleden afgelegd. Dezen had den dan allen de zaak nauwkeurig moeten bestudeeren en wij hadden hier misschien weer ellenlange discussies gekregen. Dit alles is nu voorkomen door wat het Over leg heeft uitgewerkt; daar is bijna volledige overeen stemming bereikt, het ontwerp is thans voor den Raad gesneden koek en daaraan behoeft heel weinig tijd te worden besteed. Wat de zaak zelf betreft, kan spreker en zijn fractie evenals den vorigen keer ook vrijwel het geheele ont werp zoo aanvaarden. Er is één bestreden punt, n.l. art. 13, waarin Burgemeester en Wethouders voorstellen dat de betrokken ambtenaar in beroep kan komen bij den Raad, terwijl, zooals de leden hebben gezien uit het advies der commissie, dat bij de stukken lag, dat de organisaties daarvoor wenschen te lezen dat men in beroep kan komen bij een Scheidsgerecht. Spreker zal op dat artikel geen aanmerking maken; hij kan er mee accoord gaan. Alleen wenscht hij te wij zen op een z. i. bestaande tegenstrijdigheid, n.l. tusschen het pas aangenomen Ambtenarenreglement en deze be paling. Het Ambtenarenreglement zegt in art. 32, sub d, dat ontslag kan worden gegeven „indien de werkzaamheden van een ambtenaar overbodig zijn geworden wegens opheffing van zijn betrekking of wegens verandering in de inrichting van het dienstvak, waarbij hij werkzaam is." Volgens lid 3 van datzelfde artikel staat dan ook voor den ambtenaar beroep open op het Scheidsgerecht en volgens art. 45 van genoemd reglement „treedt de uitspraak van het Scheidsgerecht niet in de plaats van die beslissing, doch kan door het Scheidsgerecht aan den ambtenaar een schadevergoe ding worden toegekend." Dat kan, dunkt spreker, in het bovengenoemd geval van overbodigheid van den ambtenaar, alleen geschieden in den vorm van wachtgeld. Het komt dus hier op neer, dat de ambtenaar dan volgens het Ambtenarenreglement in beroep kan komen bij het Scheidsgerecht, en nu dunkt spreker dan hiermee in strijd is deze bepaling uit de ontwerp-wachtgeldregeling, waar daar in art. 13 staat dat de ambtenaar in beroep kan komen bij den Raad. Het kan zijn dat spreker mis is, maar het wil hem toch voorkomen dat hier strijd bestaat, waarom hij daaromtrent gaarne zou worden ingelicht. De heer Hofstra zou gaarne een inlichting van het college willen hebben over art. 10. Hier staat „Indien de op wachtgeld gestelde ambtenares in het huwelijk treedt, vervalt voor den duur van dat huwelijk het wachtgeld." Het is het laatste deel van deze bepaling, waaromtrent spreker inlichtingen zou willen hebben. Als spreker het leest op zijn manier, dan zou hij lezen: Als de ambte nares in het huwelijk treedt, vervalt het wachtgeld, dan zou hij het zoo lezen: dat elk wachtgeld vervalt alleen voor den tijd van het huwelijk. Spreker zou nu willen vragen: wat gebeurt, wanneer zoo'n ambtenares we duwe wordt? Hij had daaromtrent graag nadere inlich tingen. De heer K. de Boer: Dan krijgt ze het weer; dan is die betrekking afgeloopen. De Voorzitter: Mag ik den heer Molenaar even vragen wat hij bedoelt Art. 32, sub a De heer M. Molenaar: Sub d, mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter: Daar staat dit „1. Eervol ontslag wordt verleendenz. 2. Het kan worden gegeven a. enz d. indien de werkzaamheden van een ambtenaar overbodig zijn geworden wegens opheffing van zijn betrekking of wegens verandering in de inrichting van het dienstvak, waarbij hij werkzaam is." De heer M. Molenaar: En verder sub 3. De Voorzitter leest „Bij ontslag wegens ongeschiktheid, doch niet als gevolg van ziels- of lichaamsgebreken, alsmede in het geval in het tweede lid onder d bedoeld, staat beroep op het Scheidsgerecht open." De ambtenaar kan dus bij het Scheidsgerecht in beroep komen van een eervol ontslag, indien dat aan hem is gegeven, omdat zijn werkzaamheden overbodig zijn ge worden, wegens opheffing van zijn betrekking of wegens Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1926. 203 verandering van de inrichting van zijn dienstvak, maar het Scheidsgerecht kan den ambtenaar niet weer aan stellen, zooals de heer Molenaar zegt, maar hem een schadeloosstelling toekennen en dan is het Scheidsge recht absoluut vrij om een schadeloosstelling in eens toe te kennen of een over een zeker aantal jaren. Daar is niets van bepaald. Nu is het bezwaar van den heer Molenaar dat de ambtenaar, indien zijn werkzaamheden overbodig zijn oeworden, wachtgeld krijgt. Spreker lijkt dat echter toch heel logisch. Indien een ambtenaar ontslag krijgt wegens overbodig geworden werkzaamheden of wegens ophef fing zijner betrekking, krijgt hij volgens deze Wacht geldregeling wachtgeld, maar kan hij volgens het Amb tenarenreglement met betrekking tot zijn ontslag in be roep komen bij het Scheidsgerecht. Ais men nu een heel vreemd Scheidsgerecht zou hebben, zou dit kunnen zeggen: we mogen hem ook nog een schadeloosstelling geven, laten we die er dus bovenop doen, maar spreker wil veronderstellen dat ook de leden van het Scheids- «erecht normaal zullen denken en dan vindt hij dat die schadeloostelling hier is uitgedrukt in wachtgeld. De heer M. Molenaar: Dat heb ik juist gezegd, dat in dit geval de schadeloosstelling alleen kan beteekenen wachtgeld. Maar als de ambtenaar nu in beroep kan komen bij het Scheidsgerecht, waarvoor moet hij dan later nog in beroep komen bij den Raad? Of het een, óf het ander. De Voorzitter meent toch dat de heer Molenaar de zaak voorbij ziet. De ambtenaar kan alleen bij het Scheidsgerecht in beroep komen, omdat hij is ontslagen, maar hij kan daar niet in beroep komen over het bedrag van het wachtgeld; als hij meent dat dit verkeerd is vastgesteld kan hij daarvoor in beroep komen bij den Raad. De ambtenaar kan dus alléén van het ontslag in beroep komen bij het Scheidsgerecht, maar dat zal hem op dat oogenblik weinig baten, omdat dit hem niets anders dan een schadeloostelling kan toekennen en hij deze al vindt in de Wachtgeldregeling. Is hij echter met het bedrag van het wachtgeld niet tevreden, dan kan hij in beroep komen bij den Raad; daar kan het Scheids gerecht niets aan doen. Men zou dus alleen dit kunnen zeggen: als de Raad zegt dat een heel klein wachtgeld moet worden toegekend, dan kan het Scheidsgerecht meenen dat dit onbillijk is en dan zou dit daar over heen nog een schadeloosstelling kunnen geven. Zulke com plicaties acht spreker echter in de practijk niet mogelijk. De heer K. de Boer wil, naar aanleiding van wat de heer Molenaar te berde heeft gebracht, opmerken dat hij ten opzichte van het aangehaalde artikel uit het Ambte narenreglement een andere opvatting heeft. Hij weet niet of die juist is, maar hij heeft het artikel zoo gelezen, dat het ontslag, genoemd sub d uitgezonderd dat wegens ziels- of lichaamsgebreken niet onherroepe lijk zal zijn, dus dat het Scheidsgerecht zoo iemand in zijn functie kan herstellen. Alleen sub e is onherroepe lijk, dat is ontslag, op den rand staande van straf. Zoo heeft spreker het opgevat en die opvatting acht hij ook volkomen logisch, n.l. dat het Scheidsgerecht over het al of niet voortbestaan van een betrekking uitspraak doet. Het zou kunnen gebeuren dat voor den vorm een be trekking wordt opgeheven van een ambtenaar, dien men uit den dienst wil trachten te verwijderen. In dat geval zal het Scheidsgerecht er zijn om voor zijn belang op te treden. Dat is sprekers lezing van het betrokken artikel uit het Ambtenarenreglement geweest. De heer Dijkstra zou een korte opmerking willen ma ken over wat de Voorzitter zoopas zei: de menschen uit bet Scheidsgerecht zullen wel normaal denken en als iemand zich bezwaard gevoelt dat hem de betrekking is opgezegd, dan zullen wij hem verwijzen naar de Wachtgeldregeling. Zoo is het niet precies. Spreker voelt het zoo, dat een persoon, die er zich niet mee kan vereenigen dat hem zijn dienstbetrekking is opgezegd, in beroep kan gaan. Daar had de heer De Boer het ook over. Spreker stelt het geval zoo, dat iemand bij het Scheidsgerecht komt, die geloosd is spreker zegt niet dat dat zal gebeuren, hij neemt dat maar een oogenblik aan en dat het Scheidsgerecht dat ook voelt. Dan is het logisch dat het Scheidsgerecht de eene of andere financieele maatregel neemt, als het niet zoover kan gaan als de heer De Boer bedoelt. De heer De Boer bedoelt dat het Scheidsgerecht, wanneer iemand zijn betrekking is opgezegd om een reden, die niet opgaat, uitspraak kan doen dat die persoon in zijn betrekking terugkeert. Ze zeggen hier dat dit niet kan en spreker zegt dat ook. Hier wordt die veronderstelling geuit, maar het is volkomen logisch dat dit niet kan, maar spreker komt dan tot de conclusie dat het Scheidsge recht aan iemand, die niet op goede gronden uit den dienst is verwijderd, op grond van het artikel dat het een schadeloostelling kan toekennen, een hooger bedrag kan toekennen dan hij volgens de Wachtgeldregeling zou ontvangen. Dat acht spreker volkomen logisch. De heer Muller ziet het verband niet, dat de heer Molenaar legt; men moet er het Ambtenarenreglement niet bij halen. Als iemand wordt ontslagen wegens op heffing zijner betrekking, kan het zijn, dat de betrokkene daarin ziet, dat dit een onrechtvaardige daad is van Burgemeester en Wethouders en dan heeft hij volgens het Ambtenarenreglement het recht om ten opzichte van dat ontslag in beroep te gaan bij het Scheidsgerecht. Dat kan daarover oordeelen en is dan het oordeel van het Scheidsgerecht dat hier een gezochte reden is voor het ontslag van den ambtenaar, dan zal het de bevoegd heid hebben aan dien ambtenaar een bepaald bedrag aan geld toe te kennen in verhouding tot zijn dienst- prestaties. Wat echter de Wachtgeldregeling betreft, is spr. het volkomen met Burgemeester en Wethouders eens, dat het daar wat anders is. Daarbij zal, als de ambtenaar zich verongelijkt gevoelt, het gaan over de hoegroot heid van het wachtgeld en over den uitleg van de hier te maken verordening. Waar dat het geval is, zie.t spr. niet in dat een dergelijk ambtenaar beroep op het Scheidsgerecht heeft. Want wij zijn hier om er voor te waken dat de verordeningen goed worden uitgevoerd. Spreker kan zich de omstandigheid indenken, dat men verschillend oordeelt over het aantal dienstjaren hij denkt zich b.v. maar het geval van een opzichter, die, met een kleine onderbreking in zijn diensttijd, gedurende een vrij langen tijd in dienst is geweest, die op een ge geven oogenblik zoo maar met een klein wachtgeld aan kant wordt gezet en die dus door verschillende omstan digheden minder krijgt, dan hij meent te moeten hebben. Naar sprekers meening is dan aan den Raad de bevoegd heid, te beoordeelen of die man voldoende aan zijn cen ten is gekomen. Een andere kwestie is het echter bij het Ambtenaren reglement. Daar gaat het er over of iemand op de juiste wijze is ontslagen en daar kan het Scheidsgerecht over oordeelen. Spreker gelooft daarom dat men die dingen niet met elkaar in verband moet brengen. De heer Beekhuis (wethouder) merkt op dat het bij het maken van wetten dikwijls zoo gebeurt, dat er eerst komt een algemeene wet en dat er later voor een spe ciaal onderdeel een afzonderlijke regeling wordt ge maakt, wat men dan noemt een speciale wet, die in dat opzicht de algemeene wet vervangt. Zoo is het ook hier; eerst is het Ambtenarenreglement vastgesteld en een speciaal onderdeel daaruit is het ont slag volgens art. 32, sub d. De wijze nu, waarop ambte naren, die wegens opheffing van hun betrekking wacht-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 5