204 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1926.
geld moeten hebben, is geregeld in deze Wachtgeld
regeling. Nu is spreker het geheel met den heer Muller
eens dat, wanneer er zich met betrekking tot de Wacht
geldregeling kwesties zouden voordoen, deze dan uit
sluitend kunnen loopen over allerlei bijzonderheden om
trent de hoegrootheid van de uitkeering, of over art. 4,
de regeling bij het gelijktijdig vervullen van twee of
meer betrekkingen.
Als het dus betreft ontslag wegens opheffing van de
betrekking, zal men nooit meer moeten kijken naar het
Ambtenarenreglement dat is de Algemeene wet
maar naar de Wachtgeldregeling, waarin die zaak spe
ciaal is geregeld en als wij dat doen kunnen er geen
moeilijkheden uit voortspruiten. Ten opzichte van an
dere onderdeelen zal men de gelegenheid hebben in
hooger beroep bij het Scheidsgerecht aan te kloppen,
maar als het de Wachtgeldregeling betreft, zal men
volgens art. 13 bij den Raad moeten wezen en spreker
gelooft niet dat er zich dan in de practijk moeilijkheden
zullen voordoen.
De heer M. Molenaar merkt op dat de heer De Boer
de mogelijkheid veronderstelt dat het Scheidsgerecht
iemand in zijn betrekking terug kan brengen. Spreker
meent dat dit onmogelijk is, immers art. 45 van het
Ambtenarenreglement verbiedt dat.
De andere kwestie zal spreker er nu maar bij laten.
Heelemaal duidelijk is hem de zaak nog niet; hij gelooft
dat er nog eenige tegenstrijdigheid blijft bestaan, maar
hij meent dat het 't beste zal zijn nu deze regeling maar
aan te nemen, dan zal de practijk later wel beslissen.
De heer K. de Boer wil nog even terug komen op de
woorden van den heer Molenaar. Deze zegt heel posi
tief art. 45 verbiedt dat, maar dat is ten slotte een
kwestie van geloof en niet van weten. Spreker gelooft
inderdaad dat het mogelijk moet zijn dat sommige ont
slagen herroepen kunnen worden. Hij wil eens een voor
beeld maken. Als er bij den gemeentedienst van Open
bare Werken een functie is van hoofdopzichter en Bur
gemeester en Wethouders kunnen dien hoofdopzichter
niet best zetten en ze willen hem kwijt, dan voeren zij
de functie in van onder-directeur en besluiten tegelijk
de functie van hoofdopzichter af te schaffen, een zeer
geschikte gelegenheid om op die wijze een ambtenaar
te loozen en een ander in een bijkans gelijke functie te
plaatsen. Dat moet onmogelijk zijn, zoo'n ontslag moet
herroepen kunnen worden door het Scheidsgerecht.
De Voorzitter: Mag ik U opmerken dat een dergelijke
beslissing door den Raad wordt genomen, als een func
tie als die van hoofdopzichter wordt afgeschaft. Derge
lijke functies zijn geregeld in de Salarisverordening.
De heer K. de Boer: Ja, ik heb wat te hoog gemikt;
ik had dichter bij den grond moeten blijven.
De Voorzitter: Dichter bij Uzelf misschien, als raads- i
lid.
Verder wil spreker opmerken dat wij zoo langzamer
hand verzeilen in een ander onderwerp. Dat is nu niet
zoo erg en spreker wil daarvan nog dit zeggen dat in
art. 45 uitdrukkelijk staat
„Indien de beslissing, waarvan beroep is ingesteld,
het einde van de dienstbetrekking ten gevolge heeft,
treedt de uitspraak van het Scheidsgerecht niet in de
plaats van die beslissing."
Het gaat bij deze bepaling maar om de jurisprudentie
en men zal daarbij moeten uitmaken welke beslissing
het einde van de dienstbetrekking ten gevolge heeft.
Als men aanneemt dat het op wachtgeld stellen niet het
einde is van de dienstbetrekking, zou het Scheidsge
recht den ambtenaar wèl in zijn functie terug kunnen
brengen en anders niet.
Spreker zou nu willen voorstellen terug te keeren tot
de Wachtgeldregeling.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling
der Verordening.
Artt. 13 worden onveranderd vastgesteld.
Art. 4.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Beekhuis (wethouder) zou een kleine ver
duidelijking in dit artikel willen aanbrengen. Hier staat:
„Ónder diensttijd wordt voor de toepassing van
deze verordening verstaanenz.
a. enz
b. bij het gelijktijdig vervullen van twee of meer
betrekkingen in gemeentedienst voor elk dier betrek
kingen bij het bepalen van het wachtgeld voor die
betrekking slechts de diensttijd, daarop betrekking
hebbende, in aanmerking komt."
Nu zou men daaruit kunnen lezen spreker zegt dat
men dat zou kunnen doen en niet dat het er bepaald
uit gelezen moet worden dat voor een zoodanig per
soon alleen zijn laatste diensttijd in aanmerking komt
en niet de diensttijd van betrekkingen, reeds vroeger in
dienst der gemeente doorgebracht. Daarom gelooft spr.
dat men een verduidelijking krijgt, wanneer men het
bepaalde onder b leest
„bij het gelijktijdig vervullen van twee of meer
betrekkingen in gemeentedienst voor elk dier betrek
kingen bij het bepalen van het wachtgeld voor die
betrekking niet in aanmerking komt de tijd, door
gebracht in de betrekking, die aangehouden wordt."
Dat „aangehouden" is hier wel een wat eigenaardig
woord, maar het wordt ook in de Pensioenwet in dit
verband gebruikt en als het artikel zoo wordt geredi
geerd, dunkt spreker dat het heel duidelijk is. Als twee
betrekkingen gelijktijdig worden vervuld en de ambte
naar wordt van de eene betrekking op wachtgeld ge
steld, dan zal voor de berekening van den diensttijd
alleen niet in aanmerking komen de tijd, die in de andere
betrekking is doorgebracht.
De Voorzitter: Kan de Vergadering zich met deze
wijziging vereenigen
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt art. 4 vastgesteld,
zooals dit bij monde van den heer Beekhuis namens
Burgemeester en Wethouders is gewijzigd.
Artt. 59 worden onveranderd vastgesteld.
Art. 10.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hofstra heeft de vraag gesteld wat de bedoe
ling was van dit artikel.
De Voorzitter: Art. 10 luidt:
„Indien de op wachtgeld gestelde ambtenares in
het huwelijk treedt, vervalt voor den duur van dat
huwelijk het wachtgeld."
Daaruit is dus niets anders te lezen dan dat, wanneer
het huwelijk niet meer bestaat, het wachtgeld herleeft.
Er heeft dan een intermezzo plaats in de uitbetaling en
dat duurt zoolang het huwelijk duurt.
De heer Hofstra zegt dat, als dat inderdaad het geval
is en dat de bedoeling is van deze verordening, hij dan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 November 1926.
205
toch de consequenties daarvan niet zal kunnen aan
vaarden.
Stel het geval dat een ambtenares het voorrecht heeft
gedurende 50 jaar in het huwelijk te zijn geweest en
dat na verloop van die 50 jaar het wachtgeld weer in
werking zou treden. Dan kan spreker er niet in komen
dat de gemëente bij het trouwen van zoo'n ambtenares
de verplichting op zich neemt, dat ook na een 50-jarige
echtvereeniging het wachtgeld weer in werking dient te
treden. Spreker neemt het voorbeeld maar heel sterk.
De Voorzitter merkt op dat de opvatting van den heer
Hofstra dus deze blijkt te zijn: een ambtenares, die reeds
een paar jaar wachtgeld krijgt, zou, nadat zij b.v. 20
jaar is getrouwd geweest, haar echtgenoot dan overlijdt
en zij dus niet meer getrouwd is, volgens deze ver
ordening nog wachtgeld krijgen, zoodat dan b.v. een
22 jaar na het ontslag het wachtgeld direct weer zou
aansluiten aan deze regeling.
Dat is echter de bedoeling niet; het wachtgeld loopt
door, maar het wordt tijdens het huwelijk niet uitbetaald.
Na zoo'n huwelijk, als waarvan hier voorbeelden zijn
genoemd, is dan de termijn van het wachtgeld al lang
afgeloopen. Het wachtgeld wordt niet geschorst, maar
het wordt gedurende het huwelijk niet uitbetaald. Wan
neer men dus dacht dat er kwestie over zou kunnen
komen en als de heer Hofstra meent dat het op de ma
nier, zooals hij zegt, moet worden opgevat, dan zou er
voor „het wachtgeld" moeten komen te staan „de uit
betaling van". Het wachtgeld loopt wel door, maar de
uitbetaling wordt gedurende het huwelijk geschorst, dat
is de bedoeling.
De beraadslagingen worden gesloten.
Art. 11 wordt onveranderd vastgesteld.
Artt. 1215 worden onveranderd vastgesteld, waarna
de geheele verordening met algemeene stemmen wordt
vastgesteld.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.