316 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 November 1926.
De Voorzitter stelt hierbij tevens aan de orde de
motie van den heer Weima, luidende
„Ondergeteekende, gelezen het antwoord van Bur
gemeester en Wethouders op het Sectieverslag ter
zake wijziging van de verordening van het openbaar
slachthuis, is desondanks van oordeel, dat de winst
van dit bedrijf moet komen ten goede van het bedrijf
en verzoekt Burgemeester en Wethouders artikel 20
van de verordening in dien zin te wijzigen."
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijkstra zou hierbij een algemeene opmerking
willen maken. Nu toch ten slotte in Leeuwarden een
slachthuis is opgebouwd en dit een tijdlang in exploi
tatie is. kan spreker niet nalaten er aan te herinneren
dat het heel wat voeten in de aarde heeft gehad voor
hier in Leeuwarden een dergelijke, alleen al uit een
hygiënisch oogpunt noodige, instelling gesticht kon
worden; spreker kan niet nalaten te herinneren aan de
uitdrukkingen, die hier zijn gebezigd, er is van zekere
zijde hiertegen geageerd, er is een protestvergadering
gehouden, maar dat alles is ten onrechte geweest en
spreker wil hier zijn voldoening uitspreken dat het niet
is gelukt een dergelijke nuttige inrichting hier te weren.
Spreker wil er ook aan herinneren dat die agitatie
daartegen voor de gemeente ook betrekkelijk bedenke
lijke gevolgen heeft gehad. Die agitatie heeft n.l. ten
gevolge gehad dat men ten slotte op een inrichting van
een bepaalde grootte, zooals Burgemeester en Wethou
ders aanvankelijk voorstelden, begon te beknibbelen,
waardoor ten slotte het koelhuis, dat er volgens des
kundigen absoluut bij hoorde, er af viel. Het bedenke
lijke gevolg van die agitatie was dus dat het college
van Burgemeester en Wethouders in dien tijd genood
zaakt was om eigenlijk met een half plan te komen. Het
bleek echter al gauw dat dit mis was en spreker vindt
het betrekkelijk een groot geluk dat van de belangheb
benden toen weer een actie moest komen voor een
koelhuis. Hij heeft van een deskundige echter opge
vangen dat die zei dat, als het niet zoo was gegaan
maar de gemeente onmiddellijk het slacht- en koelhuis
ineens had gebouwd, dit op de bouwkosten zeker een
bedrag van 10.000.— had gescheeld. In dat verband
wil spreker er op wijzen dat, wanneer het gemeente
bestuur het bouwen van een nuttige inrichting voorstaat,
men met een agitatie daartegen iets kan verwekken dat
niet in het voordeel kan zijn van de gemeente.
In hetzelfde verband wil spreker direct even ingaan
op de motie van den heer Weima. Het is niet de eerste
maal dat deze daarover begint en hij heeft daartoe ook
volkomen het recht, maar vooralsnog voelt spreker voor
een dergelijk besluit niets en wel om deze reden. Hij
wil er ook aan herinneren dat bij den opzet van de
exploitatie van deze inrichting absoluut op een thans
zeer belangrijk punt niet is gerekend, n.l. op een even
tueel bedrag, dat zou kunnen komen uit de export
slachtingen. Er is over een jaar of vijf nagegaan wat
er in Leeuwarden werd geslacht en naar aanleiding van
die cijfers is de exploitatie van deze inrichting opge
bouwd. Nu zou het toch te gek zijn, nu het op het
oogenblik meeloopt met de exportslachtingen, om de
winst direct ten goede te laten komen aan het bedrijf.
Er is nu niet een onbelangrijk batig saldo in plaats van
een reuzentekort, zooals indertijd is voorspeld; het is
bekend dat de exploitatie van 1926 zich tusschen de
20.000 en 25.000.winst beweegt, dat is dus heel
wat anders dan de fanfares, die indertijd zijn aange
heven, dat een dergelijke inrichting zou moeten werken
met een reuzentekort, maar spreker is er niet van over
tuigd dat dit bedrag direct zou moeten worden terug
gebracht zooals hij meent dat de heer Weima in zijn
motie zegt in het bedrijf. De heer Weima heeft daar
nog aan toegevoegd dat het ook mogelijk zou kunnen
zijn de slachtrechten te verlagen. Dat is een oude
kwestie, maar spreker heeft de overtuiging dat, al zou
den wij de slachtrechten verlagen, de consumenten
daarvan niet zouden profiteeren. Dat heeft de geschie
denis wel bewezen, toen wij nog een gedecentraliseerden
keuringsdienst hadden.
De heer Weima zal ook niet kunnen ontkennen dat
ook het slachten in een dergelijke inrichting voor den
slager een zeer groote bezuiniging is en dat dus abso
luut niet alles negatief is. Ook daarvoor moet de slager
betalen. Spreker zal dan ook stemmen tegen de motie
van den heer Weima.
De heer K. de Boer zou, wat het laatste gedeelte van
het betoog van den heer Dijkstra betreft, iets anders
willen voorstellen, n.l. dat Burgemeester en Wethouders
de motie van den heer Weima tot zich zullen nemen om
prae-advies. Dat lijkt spreker een betere weg, omdat
er dan eerst door de raadsleden eens over kan worden
gedacht, voordat zij een definitieve uitspraak doen. Dat
lijkt spreker verstandiger.
De heer M. Molenaar zou hierbij ook nog even een
eenvoudige kwestie willen bespreken. Onder volgno. 13
van deze begrooting staat onder Diverse ontvangsten"
een bedrag van 200.als „afdracht kassier als sub-
cntvanger der accijnzen". Verleden jaar hebben de heer
Weima en spreker ook aanmerking gemaakt op dien
post en hun opvatting is toen bestreden door den wet
houder en den Voorzitter. De Voorzitter zei toen, meent
spreker, ongeveer dit, dat tengevolge van het feit dat
de kassier van dit bedrijf tevens sub-ontvanger van het
Rijks was, een jongste bediende was moeten worden
aangesteld, zoodat de kosten nog hooger waren dan het
bedrag, dat de gemeente ten goede komt. De Voorzitter
zei ook dat, indien het college aan den kassier het sub
ontvangerschap ontnam, deze dan nog verder van huis
was en dat de kassier daar meer schade maar de ge
meente er meer voordeel van zou hebben.
Spreker wenscht toch op deze kwestie terug te komen,
want hij is niet bevredigd. Het Rijk kent aan den kas
sier voor het waarnemen van die functie van sub-ont
vanger 400.toe en dat is in vergelijking met de
verantwoording, die deze ambtenaar heeft voor het
bedrag, dat hij jaarlijks aan accijnzen moet innen, maar
een luttel bedrag. Nu zei de Voorzitter den vorigen keer
ook dat de kassier dat doet gedeeltelijk in gemeentetijd.
Ja, daar is niet aan te ontkomen de bedragen voor
slachtrechten en accijnzen worden in één som aange
boden, dus het moet wel ten deele in gemeentetijd ge
beuren. Maar de opvatting van den Voorzitter dat, wan
neer de kassier geen sub-ontvanger was, de jongste be
diende dan zou kunnen worden gemist, kan spreker niet
deelen aan zoo'n bedrijf gelooft hij dat een jongste
bediende voor het doen van boodschappen en van een
voudig schrijfwerk niet gemist kan worden en dat de
kassier niet alle administratief werk alleen kan ver
richten.
Om deze reden doet spreker het voorstel dezen post
van 200.van de begrooting af te voeren, wat dan
wil zeggen dat de kassier het bedrag van 400.ten
volle zal ontvangen.
De heer Hofstra zou ook iets willen zeggen, omdat
hij misschien straks mee zou onderteekenen de motie
van den heer Weima, betreffende het reserveeren van
de jaarlijksche winst van dit bedrijf, waar hij eventueel
deze zaak in een zoodanig licht beziet, dat dit geld niet
in de gemeentekas moet worden gestort. Misschien zou
er nog een andere weg zijn te vinden, maar spreker zou
het toch zoo willen stellen dat men er toch betrekkelijk
wel eenige voorwaarden aan verbindt. Spreker zou nu
mee kunnen gaan met het idee van den heer De Boer
om de motie te zenden om prae-advies, te meer, nu de
heer Dijkstra, ook een deskundige op dit gebied, een
opmerking loost, die wel een beetje in strijd komt met
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
Voortzetting der vergadering op
het door den heer De Boer gevraagde prae-advies aan-
oaande grootverbruikers van gas en electriciteit. Als
men daar de tarieven gaat verlagen en de grootverbrui
kers eventueele voordeelen laat genieten, ligt daar een
aanklacht in tegen het hier gevolgde systeem
De heer K. de Boer Daar zit geen slager tusschen.
De heer Hofstra meent dat men even goed consequent
moet zijn tegenover de slagers als tegenover anderen.
Hij zou daarom de gedachte van den heer De Boer
willen ondersteunen dat Burgemeester en Wethouders
deze motie tot zich zullen nemen om prae-advies.
De heer Weima merkt op dat de heer Dijkstra een
oude geschiedenis heeft opgerakeld, die spreker uit den
aard der zaak wel moet bestrijden. Hij is het met den
heer Dijkstra niet eens, ook niet ten opzichte van wat
deze heeft gezegd omtrent de indertijd tegen het abattoir
gevoerde actie. Spreker gelooft juist dat die actie iets
goeds heeft uitgewerkt; hij staat op het standpunt dat,
als men direct was gekomen met een abattoir met koel
huis, de zaak was verworpen door Gedeputeerde Staten.
Juist omdat de Raad heeft besloten het abattoir zonder
koelhuis te bouwen, hebben Gedeputeerde Staten dat
besluit goedgekeurd en toen spreker later met het voor
stel kwam om er een koelhuis bij te bouwen, hebben Ge
deputeerde Staten dat ook goedgekeurd. Men heeft dus
op die manier gekregen wat men wilde hebben. Maar
ondanks dat heeft spreker gezegd dat het bedrijf goed
marcheert, toch is hij nog steeds tegen het abattoir. Niet
omdat er tekortkomingen zijn, nog minder tegen de
directie of tegen den keuringsdienst; spreker kan vrijuit
zeggen dat wij hebben een bekwamen directeur en dat
de keuringsdienst uitstekend functionneert. Maar spreker
handhaaft, dat dit bedrijf jaarlijks een kleine 100.000.-
kost aan de burgerij.
Wat den export betreft, de helft gaat naar de gemeen
tekas en de andere helft naar den keuringsdienst, maar
er moet ook wat voor gebeuren, en het bedrag van de
rechten is zeer klein, er is een overvloedige reductie
toegestaan. Bovendien hebben wij dit spreker zal
niet zeggen dat dit een gevaar is dat wij bij een toe-
nemenden export de zaak moeten uitbreiden.
Spreker zou nu kunnen zeggen waarom hij er voor is
een reserve te vormen, maar hij zal dat nu niet doen,
omdat de heer De Boer zijn voorstel wil zenden om
prae-advies. Spreker durft dat wel accepteeren, hij wil
het college wel het vertrouwen geven dat het de zaak
serieus zal bekijken. Spreker heeft niet veel hoop dat
het college dan een andere houding zal aannemen; hij
meent dat, wanneer het college de zaak goed bekijkt, het
ten slotte de billijkheid zal inzien, dat de winst kan
worden benut voor verschillende doeleinden, als uit
breiding en dergelijke, maar ook in de toekomst voor
liet verlagen van de keur- en slachtrechten.
Overigens kan spreker zich volkomen vereenigen met
het idee van den heer Molenaar verleden jaar heeft
spreker zich ook op het standpunt gesteld dat de kleine
vergoeding van 400.die het Rijk toekent aan den
sub-ontvanger, ook volledig door hem moet worden
ontvangen, omdat die ambtenaar een verantwoordelijken
post heeft en hij daardoor niets minder doet voor de
gemeente. Zijn werk zullen Burgemeester en Wethou
ders beter kunnen beoordeelen en ook of hij goed en
nauwkeurig zijn werk behartigt, maar het lijkt spreker
toe dat deze ambtenaar daarvoor zeker wel iets mag
genieten. De leden hebben gehoord dat de gemeente
van den keuringsdienst profiteert en spreker gunt haar
dat van harte, maar het komt hem voor dat op het
kleine bedrag, dat door het Rijk voor den sub-ontvanger
wordt gegeven, de gemeente geen inbreuk moet maken.
Spreker kan er zich dus mee vereenigen dat zijn motie
in handen van Burgemeester en Wethouders wordt ge
steld om prae-advies, terwijl hij het voorstel-M. Mole
naar wil steunen.
van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 317
Woensdag 24 November 1926.
De heer Oosterhoff zou naar aanleiding van het punt,
dat de heer Molenaar in bespreking heeft gebracht en
ook de heer Weima in het tweede deel van zijn betoog,
gaarne een vraag aan Burgemeester en Wethouders
willen stellen. Hem is ter oore gekomen, dat er zich nog
een soortgelijk geval in deze gemeente voordoet, n.l.
ten aanzien van het bedrag, dat door het Rijk voor de
districtsarbeidsbemiddeling wordt gegeven. Aan spreker
is medegedeeld dat daar het volle bedrag wél aan den
betrokken ambtenaar wordt gegeven; spreker heeft dat
op de gemeentebegrooting niet kunnen controleeren,
omdat hij daar het totale bedrag in 3 verschillende pos
ten vindt verdeeld. Spreker zou nu willen vragen of het
juist is dat door het Rijk en de gemeente een salaris
wordt gegeven dat aan den betrokken ambtenaar vol
ledig wordt uitbetaald. Is dat wel het geval, dan zou,
als wij dat aan het abattoir niet deden, dat een meten
met twee maten wezen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi had ook hetzelfde
punt in bespreking willen brengen.
De Voorzitter heeft persoonlijk geen bezwaar de
motie-Weima nog eens onder de oogen te zien en eens
te overwegen wat het beste is. Dat verandert niets aan
den toestand. Spreker heeft wel bezwaar dat die motie
dadelijk zou worden aangenomen, maar om haar onder
de oogen te zien, daar heeft hij geen bezwaar tegen.
De heer Lautenbach (wethouder): Ik ook absoluut
niet.
De Voorzitter merkt op, dat de tweede kwestie
betreft den kassier Venema. De heer Molenaar heeft
daar ook bij aangehaald en daar had hij ook het
recht toe wat spreker daar verleden jaar tegen
heeft gesproken, maar hij heeft dat, natuurlijk te goeder
trouw, verkeerd voorgesteld. Spreker heeft niet gezegd
dat er een jonginensch bij moest worden aangesteld,
omdat de kassier tevens sub-ontvanger er bij was; dit
is, wat den sub-ontvanger betreft of dat nu Venema
is of iemand anders en of hij er 200.of 600.
voor ontvangt, doet er niet toe een theoretische
kwestie.
Spreker meent dat het zoo is. Voor een ambtenaar
is een bepaald salaris vastgesteld voor een zekere be
trekking bij de gemeente. Nu krijgt hij van een anderen
werkgever, in dit geval van het Rijk, een betrekking er
bij en hem wordt gevraagd of hij die wil aannemen,
waarvoor dan een zeker salaris zal worden gegeven.
Op zichzelf is daar niet veel tegen, als het maar niet te
gek wordt. Wanneer iemand overdag in gemeentedienst
is en hij is een paar avonduren in de week bij een an
deren werkgever, b.v. om een particuliere administratie
na te zien, waar hij iets extra voor krijgt, dan vindt
spreker daar niets tegen. Het moet echter niet te gek
worden, het moet niet zoo worden, dat iemand te veel
tijd aan een andere betrekking besteedt en hij zijn ge
meentetijd niet goed kan gebruiken, omdat hij dan te
slaperig is. Zoo mag het niet worden, maar dan is er
1 ook niets tegen.
Nu is het eigenaardige van het geval, dat het werk
grootendeels moet gebeuren in den tijd van den anderen
werkgever en nu zegt spreker dat hier het gevolg kan
zijn, dat op een gegeven moment een verzoek komt om
het geven van een hulp en dat dit verzoek niet een ge
volg is van het feit dat de kassier het te druk heeft voor
de gemeente, maar een gevolg hiervan, dat hij het te
druk heeft, omdat hij in gemeentetijd ook werk doet
voor het Rijk. Dat heeft spreker den vorigen keer pre
cies zoo gezegd. Hij gunt Venema graag het geld, maar
het gaat hier om het principe en als blijkt dat bij de
districtsarbeidsbemiddeling het geld geheel aan de men-
schen komt, zou dat naar sprekers meening ook daar
moeten worden nagegaan. Spreker wist dat niet, door-