Vergadering van Dinsdag 8 bil 1927. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Maart 1927. 25 Tegenwoordig 25 leden, te weten: de heeren Lauten- bach, Visser, Dijkstra, Fransen, H. de Boer, Tiemersma, Hofstra, Van der Schoot, Scheltema, K. de Boer, Van der Veen, Cohen, Koopmans, IJ. de Vries, Muller, Botke, O. F. de Vries, M. Molenaar, Hooiring, Posthuma, Oos- terhoff, Wölcken, Westra, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer Beekhuis. Afwezig met kennisgeving de heeren Weima en B. Molenaar. Voorzitter de heer jhr. Mr. J. M. van Beyma, Burgemeester. I. Vaststelling ven de notulen der vergadering van 22 November lu2ó. De beraadslagingen worden geopend. De heer Van der Schoot heeft in de sectie indertijd de vraag gesteld wie het vuurwerk, dat in den Prinsen tuin is gegeven, betaalde en hij kreeg daarop van den wethouder van Financiën ten antwoord, dat dit betaald is door de gemeente. Spreker heeft toen gezegd dat het hem voorkwam dat degene, die het vuurwerk betaalde, ook zeggenschap zou hebben ten opzichte van de plaats, waar het vuurwerk zou zijn en daarop heeft de wet houder op pag. 248 van het verslag geantwoord „Het ligt echter niet op den weg van Burgemeester en Wet houders maar het blijft liggen op den weg van de 31-Augus- tus-commissie of men het vuurwerk zal geven op het plein of niet." Spreker heeft er toen reeds zijn verwondering over uit gesproken dat degene, die het betaalde, niets over het vuurwerk te zeggen had, maar hem is nu een schrijven gezonden door den secretaris van de 31 Augustus-com- missie spreker kent dien man in het geheel niet die hem het volgende schrijft De Voorzitter: Mag ik vragen, heeft U bezwaar tegen de redactie van de notulen De heer Van der Schoot: Ja, omdat het antwoord van den wethouder niet juist is. De Voorzitter: Dat is een andere kwestie, maar de vraag is of de wethouder het zoo heeft gezegd of niet. De heer Van der Schoot: Ja, hij heeft het gezegd. De Voorzitter: Dus, dan zijn de notulen goed. De heer Van der Schoot: Maar naar aanleiding daar van zou ik iets willen zeggen. De Voorzitter: Dat is een tweede kwestie. Het gaat er nu alleen om of de notulen goed zijn of niet en wat het andere betreft zoudt U een interpellatie tot Burge meester en Wethouders kunnen richten. Of datgene, wat in de notulen staat, waar is of niet waar, doet er op het oogenblik niet toe. De heer Van der Schoot: Dan kom ik er later wel op terug. De beraadslagingen worden gesloten. De notulen der vergadering van 22 November 1926 worden onveranderd vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1. dat bij Koninklijk besluit van 26 Januari 1.1., no. 9, ongegrond is verklaard het beroep, door den Raad inge steld tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van Friesland van 21 Juli 1926, no. 83, waarbij met vernie tiging van 's Raads besluit van 22 Dec. 1925 is bepaald, dat de door het bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs te Leeuwarden krachtens artikel 72 der Lager Onderwijswet 1920 gevraagde medewerking tot het betegelen van de bij de bijzondere scholen Pieter Feddesstraat no. 2 en Leeuwrikstraat no. 10 gelegen speelplaatsen, alsnog behoort te worden verleend. Wordt voor kennisgeving aangenomen mitsdien is besloten de gevraagde medewerking te verleenen. 2. dat Gedeputeerde Staten a. hebben goedgekeurd de Raadsbesluiten d.d. 25 Januari 1.1. tot afstand in erfpacht van bouw terrein aan de Fonteinstraat, aankoop van woningen aan de Bote van Bolswertstraat, ruiling en verkoop van grond bij den Harlingerstraatweg d.d. 8 Februari 1.1. tot verkoop van grond ten Noorden van het Pieterseliewaltje, afstand in erfpacht van bouw terreinen aan den Groningerstraatweg, de Bernhardus Bumastraat, de Fonteinstraat en het Merelplein b. hebben verdaagd hunne beslissing omtrent het Raadsbesluit d.d. 25 Januari Li. tot aankoop van ter reinen bij de Bleeklaan van F. H. van Setten c.s. c. definitief hebben vastgesteld de gemeente-reke ning, dienst 1924, met een batig saldo van den gewonen dienst op 306.587.825 en van den kapitaaldienst op 1.675.995.775; 3. rapporten omtrent de opneming der kassen van het bedrijf der Gemeentereiniging en van het Gemeen telijk Woningbedrijf. De mededeelingen sub 2 en 3 worden voor kennis geving aangenomen. 4. adres van G. J. Veenstra, architect, alhier, om het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afstand in erfpacht van de bouwblokken 8 en 9 der terreinen beoosten de Engelschestraat niet goed te keuren, zoodat niet aan anderen, doch aan adressant als eerste aan vrager deze blokken in erfpacht worden afgestaan. De Voorzitter merkt op dat dit adres nog is inge komen, nadat de stukken reeds ter visie waren gelegd. Hij vraagt of een van de leden voorlezing wenscht van het adres en stelt voor het te behandelen bij punt 6 der agenda. De heer O. F. de Vries verzoekt dat voorlezing wordt gedaan van het adres. De Secretaris doet daarvan voorlezing. Het adres wordt gevoegd bij de stukken, die onder punt 6 der agenda voor heden aan de orde zijn gesteld. 5. adres van W. Mylius en O. Bruinsma om hun vergunning te verleenen tot demping en rioleering van de sloot aan den Stienserweg, voor zoover gelegen vóór hun bouwterrein, kadastraal bekend sectie E no. 3461. Burgemeester en Wethouders stellen voor dit verzoek af te wijzen, aangezien bij den ontworpen bouw het voorloopig vastgestelde uitbreidingsplan voor dit stads gedeelte niet in acht wordt genomen en handhaving daarvan in het algemeen en speciaal op dit punt wen- schelijk is. De Voorzitter kan hierbij nog wel een korte toelichting geven. Op het voorloopig vastgestelde uitbreidingsplan is een klein pleintje ontworpen, ongeveer bij het daar geprojecteerde ringkanaal en nu is de bedoeling van adressanten om de sloot, die half aan de gemeente be hoort, te dempen en een huis te zetten precies op het pleintje, dat daar is geprojecteerd. Burgemeester en Wethouders meenen nu geen voorstel te moeten doen om hun vergunning te geven tot het dempen en rioleeren van die sloot.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 1