56 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Maart 1927.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot beschikbaarstelling van gelden voor
verbetering van de benedenlokaliteiten van het koffie
huis in den Prinsentuin en tot onderhandsche verpachting
aan T. Bekema, alhier, van de exploitatie van de
buffetten en het gebruik van het koffiehuis c.a. in dien
tuin, zoomede van de exploitatie der buffetten in het
Beurslokaal en het afrekenlokaal van de Waag.
Dit voorstel luidt als volgt
Na de verwerping, in Uwe vergadering van 8 Maart
j.L, van ons voorstel betreffende de verpachting der
buffetten in den Prinsentuin enz., hebben wij, ten einde
deze aangelegenheid tot een oplossing te brengen, ter
zake opnieuw besprekingen gevoerd, waarbij de pachter
zich ten slotte bereid heeft verklaard de woning in het
benedengedeelte van het koffiehuis te betrekken. Zoowel
in de woning als in de tapperij dienen echter eenige
veranderingen te worden aangebracht, waarvan de
kosten, blijkens de overgelegde begrooting van den
Directeur van Gemeentewerken, op ongeveer 710.
worden geraamd. Overigens zal de verpachting geschie
den op de wijze als is aangegeven in ons voorstel van
3 Maart j.L, waarnaar wij kortheidshalve meenen te
mogen verwijzen.
In verband met het vorenstaande kan, nu de boven
verdieping van het koffiehuis niet door de Vereeniging
,,Het Friesch Natuurhistorisch Museum" behoeft te
worden verlaten, de ingebruikgeving daarvan in een
besluit van Uwen Raad worden vastgelegd.
Onder overlegging van de stukken geven wij Uwe
Vergadering alsnu in overweging
a. voor de verbouwing van de benedenlokaliteiten
van het koffiehuis in den Prinsentuin een bedrag van
710.beschikbaar te stellen
b. aan T. Bekema, alhier, voor den tijd van vier
jaren, ingaande 1 Maart 1927, ondershands te verpachten
de exploitatie van de buffetten en het gebruik van het
koffiehuis c. a. in den Stads- of Prinsentuin tegen een
pachtsom van 700.per jaar en verder op de over
eengekomen voorwaarden
c. de met T. Bekema gesloten overeenkomst betref
fende de exploitatie van de buffetten in het Beurslokaal
en in het afrekenlokaal van de Waag, eindigende
1 Januari 1928, te verlengen voor den tijd van drie jaren
tegen de bestaande pachstom van 1725.— per jaar,
onder de bestaande, zoo noodig eenigszins te wijzigen,
voorwaarden
d. het thans als museum ingerichte gedeelte van de
bovenverdieping van het koffiehuis in den Prinsentuin
tot wederopzegging kosteloos in gebruik af te staan aan
de Vereeniging ,,Het Friesch Natuurhistorisch Museum"
op de door Burgemeester en Wethouders vast te stellen
voorwaarden.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hofstra meent dat de bezwaren, die hij de
vorige vergadering heeft ontwikkeld ten opzichte van
het voorstel van Burgemeester en Wethouders om een
verandering in den Prinsentuin te krijgen wat betreft
de verhuring, verpachting en wat meer aan de orde is
gesteld, bij het nieuwe, gewijzigde voorstel van Bur
gemeester en Wethouders, om alsnog tot verpachting
over te gaan, los staan van wat in de vorige vergadering
naar voren kwam en waarbij men het oog had op de
verplaatsing van het Natuurhistorisch Museum. Bij het
nieuwe voorstel is dat niet het geval en wil men het
laten op de plaats, waar het is, maar het wil spreker
voorkomen dat het verworpen voorstel ten opzichte van
dit voorstel een groote overeenkomst vertoont. Het is
waar dat Burgemeester en Wethouders de vorige ver
gadering met het voorstel kwamen om het Museum daar
weg te doen en nu niet, maar dat neemt niet weg dat
de bezwaren, die spreker de vorige vergadering heeft
ontwikkeld, bij dit nieuwe voorstel even goed blijven
bestaan. Het is dit, dat aan spreker de financieele uit
komsten van dezen gang van zaken niet zoodanig toe
schijnen, dat hij daarmee accoord kan gaan en hij zou
van het college alsnog gaarne antwoord hebben op de
vraag of er inderdaad vooruitzicht bestaat dat dit voor
stel financieel voordeel voor de gemeente zal opleveren.
Het wil hem voorkomen dat het, met alle voorwaarden,
die door den pachter worden gesteld, een schadepost
zal zijn voor de gemeente en hij is daarom genoodzaakt
zich tegen dit voorstel te verklaren.
De heer Beekhuis (wethouder) vindt het heel moeilijk
om de vraag van den heer Hofstra te beantwoorden of
deze overeenkomst voordeel aan de gemeente zal
brengen. Dat is van te voren heel moeilijk te voorspellen;
wij hebben geen andere cijfers dan die, welke zijn over
gelegd. De heer Hofstra zal echter misschien iets anders
bedoelen en dan denkt spreker wel dat hij die vraag
kan beantwoorden.
Spreker heeft de vorige vergadering ook gezegd dat
onze gedachtengang als volgt is: wij hebben een proef
jaar gehad met den heer Bekema en dat heeft, naar het
Burgemeester en Wethouders voorkomt, uitgewezen dat
de heer Bekema de persoon is, die door zijn wijze van
optreden, door de goede consumptie, die hij opdient,
enz. enz
De heer Dijkstra: Nou
De heer Beekhuis (wethouder) heeft getoond
den Prinsentuin meer aantrekkelijk te willen maken voor
het groote publiek. Hij is daar verleden jaar al aardig
in geslaagd en Burgemeester en Wethouders verwachten
stellig dat door deze verpachting de toeloop tot den
Prinsentuin grooter zal worden. Ziedaar, wat het voor
deel zal kunnen worden bij de concerten, die in den
tuin worden gegeven, zullen dan meer entréegelden
worden geheven. Als de heer Hofstra dat heeft bedoeld,
kan spreker hem dus dit antwoord geven.
Nu spreker toch het woord heeft, wil hij nog wel even
iets zeggen, n.l. dit. Hij heeft de vorige vergadering het
een en ander gezegd omtrent het bestuur van het Friesch
Natuurhistorisch Museum, o. a. ook dit, dat de heeren
nog al veeleischend waren. Hij wil daar nu in zooverre
op terug komen, door mede te deelen dat hij na die
raadsvergadering herhaalde malen met dat bestuur in
contact is geweest en dat die heeren toen alle mogelijke
toeschietelijkheid hebben ten toon gespreid. Wanneer
spreker dus vroeger iets ten nadeele van die heeren
heeft gezegd, wil hij dat thans gaarne weer intrekken.
De heer Hofstra kan niet zeggen dat het antwoord
van den wethouder hem heeft bevredigd. Misschien
komt dat, doordat hij zijn vraag onduidelijk heeft ge
steld, maar hij meent de vorige vergadering uitdrukkelijk
te hebben verklaard dat hij de voorwaarden had na
gegaan en dat hij o. a. de verplichting, dat de gemeente
daar straks verschillende concerten zal moeten geven,
bezwarend vond. Als spreker het zoo ziet, zal het geven
van concerten inderdaad een last geven aan de ge
meente; hij denkt dat de musici en de zangers niet pro
Deo in den Prinsentuin iets ten beste zullen geven.
Dat ten eerste.
In de tweede plaats heeft spreker het gehad over het
wegnemen van de omheining om den Prinsentuin. Buiten
het onderhoud daarvan, dat voor de gemeente elk jaar
terugkeert, zou spreker willen vragen of de burgerij
dezelfde vrijheid zal behouden, als de Prinsentuin wordt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 Maart 1927.
57
verpacht, ja of neen? Hij krijgt den indruk dat een zeker
deel van den Prinsentuin zal worden afgesloten als een
gelegenheid voor den heer Bekema; spreker voelt het
zoo dat, als men daar gaat zitten, er dan wordt gedacht
dat men vertering zal maken. Wanneer men daar dan
zou plaats nemen zonder vertering te maken, kan spreker
zich voorstellen dat Bekema daar niet erg op gesteld zal
zijn en op die manier zal dan de vrijheid in den Prinsen
tuin geheel te loor gaan. Spreker meent dat het een
andere richting uit moet, n.l. vrijheid van beweging,
waarbij de burgerij kan gaan, waar zij wil.
De heer Beekhuis (wethouder) zegt dat het vanzelf
spreekt dat er concerten zullen worden gegeven. Dat
is het juist, waardoor het college hoopt menschen te
trekken en voordeel te behalen. Of dat zal lukken, zal
de toekomst moeten leeren, maar juist door deze ver
pachting zijn Burgemeester en Wethouders van oordeel
dat dit voordeel kan opleveren.
Wat in de tweede plaats de omheining betreft, heeft
spreker de vorige vergadering reeds gezegd dat Burge
meester en Wethouders daar wel ernstig over denken,
maar dat zij eerst eens willen afwachten hoe het zal
loopen met het nieuwe pachtcontract van den Prinsen
tuin. Spreker heeft er toen nog bij gevoegd dat Burge
meester en Wethouders het idee hadden gehad om een
deel van de luifels af te breken, maar dat dit een gevaar
zou kunnen zijn, omdat de toeloop zoo groot zou kunnen
worden, dat men daar later weer spijt van zou hebben.
Daarom wil men ze laten bestaan, voorloopig althans.
In de derde plaats heeft de heer Hofstra het voor
gesteld alsof er nu een geheel nieuwe toestand werd
geschapen. Daar is hij echter mis mee; in hoofdzaak is
het huurcontract behoudens enkele wijzigingen
gelijk aan het contract, dat met alle vroegere pachters
is gesloten. Er wordt in het wezen van de zaak niets
veranderd, misschien alleen enkele kleinigheden, maar
de vrijheid van het publiek, zooals die vroeger bestond,
blijft precies gelijk, daarin wordt geen verandering
gebracht.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.