98 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1927. Spreker praat hier niet voor de bezittende klasse; laten degenen, die dat kunnen, maar een beetje meer betalen, maar ten slotte moet er toch een grens zijn, dat de bezittende klasse ten slotte alles betaalt voor de niet- bezittende klasse. Er zijn zeer veel dingen, waarvan de bezittende klasse precies hetzelfde profiteert als de niet- bezittende, zooals openbare werken, scholen, de veilig heid op straat, de veiligheid dat er niet wordt ingebro ken, straten en wegen, geschikt gemaakt om te fietsen, enz. Dergelijke dingen gelden voor rijk en arm in de zelfde mate. Er moet dus een grens zijn, waarbij men zegt: zooveel betalen de rijken voor de armen en verder kan men niet gaan. Spreker voorziet ook niet direct een exodus uit Leeu warden, maar hij is in elk geval hiervan overtuigd, dat aanneming van het voorstel-De Boer invloed zal hebben èn op de vestiging èn op het eerder vertrek van men- schen, die er toch al een beetje tegen aan hangen: zal ik bij Velp gaan wonen of niet? Spreker gelooft ook niet dat de 50 of 60 hoogstaangeslagenen dadelijk zullen opstappen, maar er zijn menschen spreker zou ze met name kunnen noemen die op sprong staan om te ver trekken en wier vertrek er door zal worden bevorderd. In een wel een beetje mooie tirade zegt de heer De Boer in zijn nota „dat de band, welke de beter gesitueerden met de stad en het gewest hunner inwoning verbindt, sterker is dan de materieele overweging, welke de meerder heid van het college van Burgemeester en Wethou ders bij hen veronderstelt." maar wanneer wij hier de belastingschroef nog meer aanhalen, kan die band wel eens knappen. Deze band bestaat, anders waren de vermogenden al weg geweest, maar hij kan knappen en dat zal ook gebeuren bij enkelen. Bovendien moet men hierbij nog iets anders in oo- genschouw nemen. Spreker is er van overtuigd dat, als men de belastingschroef steeds verder aandraait in 1922 is dat ook al gebeurd dit ook van invloed zal zijn op andere dingen in de gemeente. Wij kunnen niet ontkennen dat wij hier heel veel liefdadige en philan- trophische instellingen hebben, die drijven op dezelfde menschen, op wie men de verhooging van de progressie zou toepassen en die menschen betalen daarvoor vaak groote bedragen. Spreker is er nu van overtuigd dat, als wij meer dan noodig is, de belasting aanschroeven als wij die 5.9 met elkaar moeten betalen, zullen die menschen daar ook niets op tegen hebben wan neer wij onnoodig alleen van hen de belasting halen, zij zullen gaan zeggen dat zij ook wel eens geknepen worden en of dat niet van invloed zal zijn op die andere dingen? Spreker is er van overtuigd dat het daarvoor niet goed zal zijn. Daarom zegt hij: men kan de citroen nog meer uitknijpen, maar wanneer men het doet tot het uiterste, krijgt men daarvan aan den anderen kant de nadeelen voor het algemeen, hetzij dat de menschen weggaan spreker weet ze, die weg zullen gaan hetzij dat het zijn invloed zal doen gelden naar een anderen kant. Er wordt hier altijd gesproken over „groote" vermo gens en inkomens en spreker geeft direct toe dat een inkomen van 50.000.uit vermogen heel wat is, maar als men die „groote" inkomens hier vergelijkt met die in Velp, Wassenaar, Hilversum, enz., dan is het met die groote inkomens hier eigenlijk nog maar prutswerk. Wanneer wij hier over groote inkomens spreken, doen wij dat vergelijkenderwijze met andere menschen in Leeuwarden, die heelemaal niets hebben, maar als wij ze vergelijken met de groote inkomens in Wassenaar b.v., dan hoort men daar heel gewoon spreken van iemand, die verleden jaar een inkomen had van 1 millioen en dit jaar van ]/2 millioen. Wanneer men daar de pro gressie sterker ging doorvoeren, hinderde dat niets; het zou enkel tengevolge hebben dat er elk jaar wat minder aandeelen in de brandkast kwamen en nu kan kapitaal vorming wel heel goed zijn, maar daar hindert het niet zoozeer. Die inkomens vindt men hier echter niet in L.eeuwarden, dat is de kwestie; wij zitten hier met de tusschenklasse, die er wel goed bijzit, maar slechts in haar soort. De groote inkomens hier vormen alleen de tusschenklasse. Of men van een inkomen van 1 mil lioen 1 of 2 ton afneemt, daar zal die mijnheer waar schijnlijk zijn hand niet voor omdraaien, maar of men voor inkomens van 15.000.4000.of wel 5000.afneemt, is hoewel op zichzelf een veel kleiner verschil dan bij de grootere inkomens toch heel iets anders. Dat zijn de menschen, van wie wij het moeten hebben en die hun 15 mille dit tot den heer Botke beter in het buitenland of in andere plaatsen kunnen opmaken. Daar zijn menschen bij, die aan Leeu warden zijn gebonden, maar er zijn er ook bij, die weg kunnen gaan en die spreker zou kunnen noemen. Hij wil daarom waarschuwen voor de gevolgen, die er aan het voorstel-De Boer zijn verbonden. Neemt men dat risico op zich, dan moeten degenen, die hebben voor gesteld dat risico te dragen, later ook maar zien hoe het komt, wanneer dan blijkt dat, wat men aan den eenen kant in de gemeentekas brengt, misschien een grooter nadeel voor de bevolking zal opleveren. Dat grootere nadeel is het, waarop spreker heeft gemeend hier te moeten wijzen en hij gelooft niet dat dit een denkbeeldig gevaar is. Spreker wil nu nog wel eens kijken of er nog iemand is tegen wien hij speciaal nog iets zou willen zeggen, maar hij gelooft dat hij ongeveer alles heeft beant woord. Alleen den heer Westra wil hij er nog speciaal op wijzen dat deze een vergissing heeft gemaakt door steeds te spreken dat het inkomen hier 26 milloen is... De heer Westra: het cijfer van aanslag. De Voorzitter Juist, mijnheer Westra, maar U zegt steeds het inkomen. Als U het nu goed zegt, heb ik niets gezegd, maar het is veel erger fouten te maken, wanneer men het goed weet, dan wanneer men het per abuis doet en men zich vergist. Verder sprak de heer Westra over een heffingsper centage van 6 dat wij moeten hebben. Neen, daar is geen kwestie van, dat wij een heffingspercentage van 6 hebben; als de verhoogde progressie van den heer De Boer wordt doorgevoerd, zal een inkomen van 15.000.dat nu, vóór dat voorstel, bijna 10 be taalt, veel meer dan 10 moeten betalen. Het zou eigenlijk heel mooi lijken, als men zegt dat 6 moet worden betaald, maar het publiek is er niet precies mee op de hoogte. Neen, Leeuwarden heeft een vermenig- vuldigingscijfer, dat terugslaat op het heffingspercen tage en dat is veel hooger. Zooals de heer Westra het zegt, stelt men de zaak te mooi voor. Nu heeft de heer De Boer spreker wil daar ook nog even op komen zijn voorstel gecamoufleerd, evenals in den oorlogstijd wordt gedaan en met kwast jes verf iets rood of groen of grijs wordt gemaakt. De heer De Boer zegt: men mag voor één jaar de winst van de gasfabriek in de gemeentekas storten. Dat is een klein sausje, dat de bittere pil moet vergulden, maar spreker zou zeggen als U dan toch het systeem prijs geeft, laten wij de winst dan voortaan maar in de ge meentekas doen; dan zou spreker liever dat „voor één jaar" er voor weg laten. Spreker meent ten slotte dat Burgemeester en Wet houders met hun voorstel den rechten weg bewandelen hij wil daar geen ander woord voor gebruiken door eenvoudig te zeggen: wij hebben destijds de be lasting, die te veel was geheven, teruggegeven, door de saldi te gebruiken, die zoo opliepen, dat het te gek was de menschen alles uit den zak te kloppen, wij hebben schoon schip willen maken en dat is ons nu even ont komen, doordat de stijging van de inkomens iets later is gekomen misschien slechts één jaar; laten wij nu Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1927. 99 in 1927 precies denzelfden rechten weg bewandelen, door met dezelfde progressie het heffingscijfer op 5.9 te brengen, met de wetenschap, dat wij dan voor 1927 gedekt zijn en wij het volgend jaar waarschijnlijk weer kunnen zakken. Dat is de verdediging van het voorstel van Burge meester en Wethouders. Verschillende leden roepen Stemmen De Voorzitter heeft daar geen bezwaar tegen. Als iemand het voorstel wil doen om de discussies te slui ten, wil spreker dat graag in stemming brengen. De heer IJ. de Vries stelt voor de discussies te sluiten. Dit voorstel wordt ondersteund. De heer De Boer (wethouder) merkt op, dat dit eigenlijk een voorstel van orde is, maar hij gelooft toch dat het niet gaat om nu de discussies te sluiten. Hij eikent dat het laat is geworden, maar men zou des noods een anderen maatregel kunnen nemen om de dis cussies te kunnen voortzetten. Er zijn toch leden ge vergd op een antwoord, dat zij nu niet kunnen geven. Het is nu 6 uur; als de Voorzitter het nog even laat gaan, is het misschien in een half uur afgeloopen. Er behoeft niet lang meer gesproken te worden en daarmee wordt dan aan dat deel van de leden, dat nog wenscht te spreken en voor wie anders de discussies volkomen zouden zijn afgesneden, geen geweld aangedaan. De Voorzitter zou voor de stemming willen vragen wie van de leden nog van repliek wenschen te dienen. Daarvoor geven zich op de heeren Visser en Hofstra en mevrouw Buisman. De Voorzitter stelt dan voor, alvorens het voorstel van den heer IJ. de Vries in stemming te brengen, aan ieder dezer leden 5 minuten te geven. Dan is het tien minuten over zes, als dan nog een paar minuten wordt gerepliceerd is het 6.15 uur en dan is het af. Als het kwart over zes niet is afgeloopen, schorst spreker de vergadering tot 8 uur. Kan de heer IJ. de Vries zich daarmee vereenigen De heer IJ. de Vries zal zich daarmee vereenigen. Hij zal van het woord afzien, als hij persoonlijk niet wordt aangevallen. De heer Dijkstra zou een ander voorstel willen doen. Als deze belangrijke zaak zoo wordt behandeld, blijft er een onbevredigd gevoel over. Hij vindt het voor deze belangrijke zaak niets erg dat wij om 8 uur terug komen en daarover op een behoorlijke manier doorspreken. Spreker doet het voorstel om om 8 uur weer te ver gaderen. De Voorzitter: Dus een voorstel om thans de verga dering te schorsen. Handhaaft de heer IJ. de Vries zijn voorstel De heer IJ. de Vries: Ja, want als wij hier om 8 uur weer komen, zitten we hier om 10 uur nog en dan krij gen we allerlei verkiezingsspeechen, die hier niets mee te maken hebben en die dus wel achterwege kunnen blijven. Het voorstel van den heer IJ. de Vries, om de discus sies te sluiten, wordt met 17 tegen 8 stemmen verwor pen. Vóór stemmen: de heeren Van der Schoot, Koopmans, Weima, Westra, IJ. de Vries, Cohen, Lautenbach en Scheltema. Tegen stemmen: de heeren Tiemersma, Botke, Hof stra, Beekhuis, Muller, B. Molenaar, Hooiring, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, mevrouw FerneeHeerema, de heeren Dijkstra, Visser, Posthuma, M. Molenaar, De Boer, O. F. de Vries, Fransen en Van der Veen. Het voorstel van den heer Dijkstra, om thans de ver gadering te schorsen en deze om 8 uur voort te zetten, wordt met 16 tegen 9 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren Tiemersma, Beekhuis, Muller, Weima, B. Molenaar, mevrouw BuismamBlok Wijbrandi, de heer Cohen, mevrouw FerneeHeerema, de heeren Dijkstra, Visser, Posthuma, M. Molenaar, De Boer, O. F. de Vries, Fransen en Van der Veen. Tegen stemmen: de heeren Van der Schoot, Botke, Hofstra, Koopmans, Hooiring, Westra, IJ. de Vries, Lau tenbach en Scheltema. Te 6 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 8 uur nam. wordt de vergadering heropend. Alsdan zijn aanwezig dezelfde leden als in de middag vergadering. De heer Visser zou nog wel iets willen zeggen naar aanleiding van de debatten, die heden middag zijn ge voerd. De heer De Boer heeft het woord gevoerd en heeft daarbij te kennen gegeven dat hij beluisterd had dat er enkele raadsleden waren, die niet onsympathiek stonden tegenover het voorstel van de sociaal-demo cratische fractie en dat hij had gehoord dat deze voor standers van dat voorstel waren. Bij die personen heeft de heer De Boer ook sprekers naam genoemd. Spreker wil er echter op wijzen dat hij met geen enkel woord het voorstel van de sociaal-democratische fractie heeft genoemd, evenmin als het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders. Hij heeft niets anders gedaan, dan zijn meening naar voren gebracht omtrent het voorstel van de heeren Beekhuis en Lautenbach, hij heeft daar het zijne van gezegd, zonder de beide andere voorstellen aan te roeren. Dat wilde spreker even zeg gen naar aanleiding van hetgeen de heer De Boer naar voren heeft gebracht. Ik kan ook dit zeggen aldus spreker, zich tot den Voorzitter richtende dat ik met zeer veel belang stelling het betoog van U heb aangehoord. Ik heb daar in beluisterd Uw oprechte en eerlijke meening, ik heb daarin ook beluisterd dat het Uw overtuiging is dat een te sterk doorgevoerde progressie dit resultaat zou kun nen hebben, dat ook de voorstellers, die deze verhoogde progressie wenschelijk achten, niet het resultaat berei ken, dat zij verwachten. Ik heb dat met belangstelling aangehoord. U hebt te kennen geven dat het niet onmo- gelijk zou zijn en dat de kans aanwezig was bij invoe ring van de verscherpte progressie, dat menschen de gemeente zullen verlaten die nu al weifelend zijn om trent de gedachte of zij al of niet langer inwoner van l.eeuwarden zullen zijn. Dat is Uw meening en Uw gedachtengang, U gist dat en veronderstelt dat, zonder dat U daarvoor ook positieve gegevens of feiten heeft. Tegenover Uw gedachtengang zou ook deze gedachte geplaatst kunnen worden: het zal toch wel iets mee vallen, de meer kapitaalkrachtigen en beter gesitueer den hebben toch eigenlijk interesse voor Leeuwarden, omdat zij van ouds burgers van Leeuwarden zijn en zij zullen de gemeente misschien niet verlaten, omdat de progressie te scherp wordt doorgevoerd. Maar ik zeg nogmaals, noch de eene partij, noch de andere partij, die meent dat zij de gemeente niet zullen verlaten, houdt er een meening op na, die steunt op feitenmateriaal. Men heeft geen positieve gegevens en geen concrete feiten, het blijft een zekere gissing. Ik heb dus met zeer groote sympathie Uw betoog aangehoord en dit is niet zonder indruk op mijn gedach-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 13