106 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1927. verhoogd. Wanneer nu een bezit van 25.000.een inkomen geeft van 1.350.vindt de heer De Boer daarbij een verschil van 15.meer aan belasting niet zoo erg, terwijl hij zoopas zei dat eenzelfde bedrag bij 2.000.inkomen wèl een groot verschil was Dat is voor mij een motief, waarom ik ben tegen ver hooging van de opcenten op de vermogensbelasting. De Voorzitter: U is nu nog even aan het woord ge weest om Uw voorstel duidelijk te maken. Is het nu Uw bedoeling de winst van de gasfabriek ook voor één jaar in de gemeentekas te storten en de verordening te wijzigen met betrekking tot de progressie Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ja, precies als de heer De Boer. De Voorzitter: Dus, niet voor één jaar, maar de ver ordening te wijzigen, zooals in het voorstel-De Boer staat aangegeven. Ik zou verder nog dit willen zeggen, dat het altijd heel eigenaardig aandoet, wanneer men iemand hoort spreken, die het eene oogenblik als argument tegen een ander bezigt de gronden en de woorden, waarmee hij zelf het andere oogenblik zijn eigen voorstel verdedigt. Ik zeg dit op grond dat, hetgeen de heer De Boer mij in de schoenen schuift, hij dit zelf ook doet en dezelfde woorden gebruikt. De heer De Boer zegt toch duidelijk: de Burgemeester verdedigt het voorstel van Burge meester en Wethouders heelemaal op billijkheidsgron- den en daarom staat hij niet sterk, maar zelf eindigt de heer De Boer met.de woorden: en ik meen dat ik op billijkheidsgronden volkomen mijn voorstel mag indie nen. Als ik dan echter niet sterk sta op billijkheids- gronden, dan staat de heer De Boer daar óók niet sterk op en dan zijn we dus quitte. Er zijn verschillende cijfers genoemd, ik heb ze niet alle kunnen volgen, ik heb hier alleen een cijfer van mevrouw Buisman Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: ja, mag ik dat nog even veranderen, ik heb mij even vergist. Bij een inkomen van 15.000.is de belasting volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders 1617.en volgens dat van den heer De Boer 1652.Ik kwam op dat inkomen van 15.000.omdat U dat speciaal noemde in Uw bedrag. Het verschil is niet meer dan 35.—. De Voorzitter: U hebt volkomen gelijk, als U die ge tallen van elkaar aftrekt, dan scheelt dat 35.maar ik heb al in het begin gezegd dat dit geen vergelijkbare grootheden zijn. Men heeft daar hier niet mee te maken. U stelt toch niet voor de progressie voor één jaar te verhoogen dan ging de vergelijking door maar de progressie zal voor altijd worden verhoogd, tenzij die t. z. t. eens weer mocht worden verlaagd, wat echter wel niet zoo heel gauw zal gebeuren. Dan moet U deze cijfers nemen: wat moet iemand betalen bij dat verrne- nigvuldigingscijfer en wat moet hij betalen wanneer bij hetzelfde cijfer de progressie wordt doorgevoerd? Dan krijgt men vergelijkbare cijfers en dan staat het met een inkomen van 15.000.— ook anders. Door een inkomen van 15.000.werd in het afgeloopen jaar 1302. betaald en indien nu dit jaar de verhoogde progressie van den heer De Boer was toegepast, had dit inkomen 1480.of 178.meer moeten betalen. Dat zijn naar mijn oordeel vergelijkbare cijfers, maar hier wordt een cijfer van 5.3 met verhoogde progressie met een cijfer van 5.9 zonder verhoogde progressie vergeleken. Dat kan wel worden vergeleken voor een jaar, in ver band met het volgend jaar, maar de verhoogde progressie werkt niet voor één jaar, maar voor verschillende jaren in de toekomst en dus moet worden gevraagd: wat moet worden betaald volgens de bestaande verordening en wat volgens het voorstel van den heer De Boer en U. Nu geef ik direct toe, dat bij een inkomen van 15.000.zelfs die 178.ook nog niet zoo veel is. Ik heb ook direct gezegd: het kan, zoolang men niet de volle 100 neemt, kan het, maar komen wij nu op de kwestie van de billijkheid, dan is die 178. ook niet het eenige dat moet worden betaald. Ik wil een voorbeeld noemen. Iemand met een kleine 20.000. inkomen, wonende in de stad Leeuwarden degenen, die het precies willen weten, wil ik het wel uitleggen betaalt, met schoolgeld mee, in totaal 27 aan be lasting. Wij zijn niet de eenige, die belasting vragen; het Rijk moet óók wat hebben en ook is er de perso- neele en de grondbelasting. Zoodoende wordt er van dat inkomen gevraagd 27 aan belasting en nu kan men wel zeggen dat het wel 28 of 29 kan worden -- och, het kan ook wel 30 worden maar er moet toch ook eens een grens komen. Men kan er nog wel een paar procenten bij op zetten, dat kan ook wel, zoo iemand is dan nog niet aan 't eind, maar is dat werkelijk billijk, is datgene wat hij betaalt in verhouding tot wat een minder gesitueerde betaalt een zuivere weerspie geling van het meerdere inkomen, dat hij heeft, terwijl beide menschen misschien hetzelfde belang bij de ge meente Leeuwarden hebben? Dat is de kwestie, waarom het gaat; de minder gesitueerden hebben net zooveel belang bij de gemeente Leeuwarden als de beter gesi tueerden, deze laatsten hebben misschien veel meer be lang bij de luchtlijn AmsterdamParijs, maar met be trekking tot de gemeente Leeuwarden staan de belangen ongeveer gelijk. Moet de gemeente Leeuwarden dan de belasting voor de beter gesitueerden zóó opdrijven, dat de eerlijke verhoudingen worden verbroken? Als de heer Molenaar zegt en ook de heer De Boer Uw liefde gaat uit naar de bezittende klasse, zou ik zeggen: het kan den Raad niets schelen waar heen die gaat, als ik er hier maar niet mee te koop loop, want daar gaat het om. De heer Molenaar is vrij in het kiezen van zijn sympathieën, daar waar hij die wenscht en ik ook. Hij moet mij niet kwalijk nemen dat mijn sympathie een anderen kant uitgaat, maar ik meen dat men mij wel voldoende kent, dat die niet speciaal daar naar uitgaat. Ik heb alleen gezegd dat de heer Mole naar, als hij hier is, die liefde aan de deur van de raad zaal moet laten staan en dat moet ik zelf ook. Nu heeft de heer De Boer gezegd: de Burgemeester vreest er ook niet voor dat men zoo hard zal wegloopen, hij zegt ook dat men niet direct de vlucht zal nemen. Neen, dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd: ik vrees niet direct voor een exodus, waarbij van de 60 hoogst aangeslagenen er 20 direct Leeuwarden zullen verlaten. Dat geloof ik niet, maar ik geloof dit wel ik weet ze, ik zou de namen kunnen noemen dat er menschen zijn, die er tegen aanhangen of ze zullen blijven of niet. Er zijn menschen, die wel een behoorlijk huis kunnen koopen in een of andere plaats en het is best mogelijk dat die gaan zeggen: voor die centen, die wij anders aan de gemeente Leeuwarden cadeau geven, gaan wij liever een reisje maken in het buitenland en dan wonen we meteen goedkooper. Met de vestiging van zoo groote kapitalisten hier in Leeuwarden zal het zoo'n vaart niet loopen; dan moet de stad eerst meer hebben wat haar aantrekkelijk maakt, dan zou zij eerst Ooster-, Wester-, Noorder- en Zuiderparken moeten hebben. Dat men zich hier alleen uit liefde tot de stad zal vestigen, geloof ik niet direct en dat wij hier groote kapitalisten zullen krijgen geloof ik ook niet. Maar ik ben er van overtuigd dat, net zoo goed als ik de overtuiging heb dat nu al, na deze pro gressie, heel wat menschen hun domicilie zullen over brengen naar andere plaatsen, dit in de toekomst zal doorgaan. Men moet dus niet zeggen: de Burgemeester gelooft niet dat de menschen zullen wegtrekken. Dat zal niet morgen aan den dag gebeuren, maar er zijn men schen, die weggaan. De heer Beekhuis zegt: U hebt een pleidooi gehouden Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1927. 107 voor ons voorstel, en in zekeren zin is dat waar. Maar de uitvoering van die twee plannen is zoo geheel anders en daarom zijn degenen, die het voorstel van Burgemees ter en Wethouders hebben gedaan, tegen het voorstel van de heeren Beekhuis en Lautenbach. Als U nu nog eens hadt voorgesteld het tekort alleen te dekken uit de eenmaal overgespaarde en opgepotte winst, waarvoor niemand nog ooit een bestemming heeft geweten, zou ik kunnen zeggen dat ik er over heen zou kunnen stappen, maar net zoo goed als het voorstel van Burgemeester en Wethouders als één geheel in stemming is gebracht, is ook het voorstel van de heeren Beekhuis en Lauten bach als één geheel in stemming gebracht. Zelfs al zou ik daarin mee hebben kunnen gaan, omdat het een tijde lijke toestand is, waarin wij verkeeren, dan zou ik er toch tegen geweest zijn, omdat er aan is gekoppeld een gasprijsverhooging, waarvan de oorzaak ligt buiten de gasfabriek. Wij mogen dan niet ver van elkaar af staan, de manier waaróp Uw voorstel is gedaan, hebben den heer Fransen en mij tegen doen stemmen. Het is hier een kwestie van geloof en overtuigen doen wij elkaar toch niet; als men het niet gelooven wil, wordt men toch niet bekeerd. Ik zal er dan ook niet verder over spreken en ik wil voorstellen thans de dis cussies te sluiten; ik geloof dat de zaak van alle kanten is toegelicht. De heer Visser vraagt nog één minuut het woord. De Voorzitter: Vindt de Raad het goed De Raad maakt hiertegen geen bezwaar. De heer Visser wil nog even ingaan op de woorden van den heer IJ. de Vries. De Voorzitter: U hebt slechts één minuut De heer Visser wil even opnoemen welke amende menten of voorstellen hij destijds heeft gedaan. Hij noemt in de eerste plaats zijn voorstel om het aantal wethouders toen de Burgemeester de portefeuille van Financiën in handen had terug te brengen van 4 op 3; verder heeft hij indertijd bij de droogleggings kwestie het voorstel van de heeren Dijkstra en Jansen geamendeerd met een nieuw voorstel de belasting kwestie, waarbij hij heeft voorgesteld het volle heffings- cijfer direct in toepassing te brengen, waarin hij echter geen bijval vond, zoodat hij dit voorstel heeft ingetrok ken; destijds heeft spreker ook met den heer Dijstra het voorstel gedaan de salarissen te herzien. Dat zijn een viertal grepen, die spreker plotseling voor den geest komen en die een antwoord kunnen geven op de op merking van den heer IJ. de Vries. De heer IJ. de Vries: 't Is kras De werkzaamheden in 7 jaar tijd 4 voorstellen De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de gemeentebegrootingen, diensten 1926 en 1927. Het voorstel van den heer De Boer (in zijn geheel in stemming gebracht) wordt met 14 tegen 11 stemmen verworpen. Vóór stemmen: de heeren Van der Veen, Tiemersma, Botke, Muller, B. Molenaar, Hooiring, mevrouw Fernee- Heerema, de heeren Dijkstra, M. Molenaar, De Boer en O. F. de Vries. Tegen stemmen: de heeren Fransen, Van der Schoot, Hofstra, Beekhuis, Koopmans, Weima, Westra, IJ. de Vries, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Cohen, Lautenbach, Visser, Scheltema en Posthuma. Het voorstel van mevrouw Buisman (in zijn geheel in stemming gebracht en aangevuld overeenkomstig de door mevrouw Buisman gegeven toelichting) wordt met 14 tegen 11 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Van der Veen, Tiemersma, Botke, Muller, B. Molenaar, Hooiring, mevrouw Buis manBlok Wijbrandi, mevrouw FerneeHeerema, de heeren Dijkstra, Visser, Posthuma, M. Molenaar, De Boer en O. F. de Vries. Tegen stemmen: de heeren Fransen, Van der Schoot, Hofstra, Beekhuis, Koopmans, Weima, Westra, IJ. de Vries, Cohen, Lautenbach en Scheltema. De beraadslagingen worden heropend. De Voorzitter wil er den Raad nog opmerkzaam op maken, dat de heer De Boer het voorstel heeft gedaan de verordening te wijzigen en dat mevrouw Buisman zich daarbij heeft aangesloten. Nu is dus noodig een verordening, houdende wijziging van de verordening tot het heffen van een belasting naar het inkomen. Nu over de principieele kwestie is beslist, acht spreker het 't beste dat Burgemeester en Wethouders even nagaan of het ook noodig is nog andere artikelen buiten de arti kelen I, II en III van Ontwerp I van den heer De Boer te wijzigen, zoodat dit dan den volgenden keer aan de orde kan komen, wat dan een meer forineele kwestie is. De Raad zal daar geen bezwaar tegen hebben het is mogelijk dat er nog iets anders moet worden gewijzigd, maat dat moeten Burgemeester en Wethouders rustig even nakijken. Bovendien zal de verordening op het beheer van de gasfabriek moeten worden gewijzigd. Zooals die nu is, moet de winst worden gestort in het reserve- en uit breidingsfonds, terwijl het nu moet worden mogelijk gemaakt alleen de over 1927 te maken winst ten voor- deele van de gemeente te krijgen. De heer De Boer (wethouder)Dat staat al in de door mij voorgestelde wijzigingsverordening „De Raad kan echter besluiten, na volstorting van het reservefonds, de winst in de gemeentekas te storten of daaraan nog een andere bestemming te geven." De Voorzitter Juist, in Ontwerp III van den heer De Boer. Spreker doet voorlezing van artikel I van dit Ontwerp. Dus dat is als het ware ook aangenomen, waarmede dus meteen komt vast te staan, dat de over 1927 te maken winst aan de gasfabriek in de gemeente kas zal worden gestort. De beraadslagingen worden gesloten. De verordening van ontwerp III uit het voorstel van den heer De Boer wordt met algemeene stemmen vast gesteld. Met algemeene stemmen wordt besloten de winst der gemeentelijke gasfabriek over het exploitatiejaar 1927 in de gemeentekas te storten. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 17