82 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 3 Mei 1927. meester en Wethouders stellen nu verschillende begroo- tingswijzigingen voor, waardoor dan wordt bereikt dat de eindjes van dien dienst weer ongeveer bij elkaar komen. Het is nu wel gebleken dat hetgeen bij de begroo ting is gezegd omtrent het potje van 102.000.van de gasfabriek, n.l. dat dit misschien wel noodig zou zijn voor den dienst 1926, waar is gebleken. Als wij dat potje niet hadden gehad, zou het een heele toer zijn geweest om den dienst 1926 behoorlijk sluitende te maken. Dat kan nu gebeuren, maar daarmee is dan de geheele reservepost van 102.000.weg. Alles bijeen genomen, kunnen wij zeggen, dat de zaak er niet erg schitterend voor staat. En waar ook het belastingjaar 1927/28 niet zoo rooskleurig lijkt, hebben Burgemeester en Wethouders nauwkeurig nagegaan of op de begrooting voor 1927 nog niet iets is te bezui nigen, maar in den raadsbrief verklaren zij dat op die begrooting niet valt te bezuinigen; de uitgaven, daarin begroot, zijn noodzakelijk voor Leeuwarden en men zal de inkomsten niet anders kunnen vermeerderen dan door de inkomstenbelasting te verhoogen. Het doet spreker genoegen dat Burgemeester en Wethouders constateeren dat er van bezuiniging op de uitgaven geen sprake kan zijn. Daaruit blijkt, hoewel zoo dikwijls is gezegd dat er bezuinigd moest worden, dat dit in Leeuwarden niet mogelijk is. Zooals het hier reilt en zeilt, is er niet te bezuinigen en dus moeten de middelen worden gevonden om de uitgaven te dekken. Toen zijn er bij Burgemeester en Wethouders voor stellen naar voren gebracht en daaruit bleek al dat men met een heffingspercentage van 4.75 niet zou kunnen volstaan. Een van de leden van het college, de kleinste minderheid het is de heer H. de Boer geweest, er is geen bezwaar dat te zeggen, omdat dit nu toch is uitgekomen stelde voor de progressie in den Hoofde- lijken Omslag op te voeren tot de uiterste grens en de opcenten op de vermogensbelasting te brengen van 50 op 100. Dan zou het heffingspercentage 5.3 kunnen zijn. Dat voorstel is verworpen met al de stemmen tegen, behalve die van den voorsteller. Burgemeester en Wethouders hebben aangevoerd dat het niet gewenscht is de progressie op te voeren, omdat zij vreezen dat dan verschillende gegoede ingezetenen de gemeente zullen gaan verlaten. Er wordt dus niet gezegd dat het onbillijk zou zijn, als de progressie werd opgevoerd, maar de vrees, dat gegoede ingezetenen dan de gemeente zullen verlaten, heeft de meerderheid van Burgemeester en Wethouders geleid om dit voorstel van de baan te krijgen. De Leeuwarder Courant is zoo vriendelijk geweest om ons in het no. van 30 April een staatje te geven van wat in verschillende gemeenten van Friesland aan belasting moet worden betaald. Als wij nu zien naar het hoogste bedrag aan inkomen, wat daar in staat, n.l. 50.000.wat hier beteekent een belastbaar inkomen van 49.300.dan maakt Leeuwarden onder die Friesche gemeenten een bijzonder gunstige indruk. Nu weet spreker wel dat de cijfers voor Leeuwarden niet zuiver zijn, omdat de samensteller van het staatje zich heeft gehouden aan het percentage van 4, dat aan vankelijk is geïnd. Dat is mis; de cijfers hadden moeten zijn berekend op een percentage van 4.75 en men zou dan bij een inkomen van 50.000.volgens sprekers berekening en hij gelooft wel dat die juist is komen op een bedrag aan belasting van 4691.29. Dan blijkt dat van de 32 gemeenten buiten Leeuwarden er maar 6 zijn, die het hoogste bedrag lager hebben aangeslagen. Dat zijn Doniawerstal met 3982.88, Ferwerderadeel 4551.08. Harlingen 4655.08, Hennaarderadeel 3626.98, Menaldumadeel 3826.32, Weststellingwerf 4620.08. Als men verder de cijfers uit de eerste en laatste rubriek van dat staatje neemt, zal men moeten zeggen dat de progressie in de meeste gemeenten ook aardig is doorgevoerd. Wanneer wij nu eens zouden aannemen dat verleden jaar het voorstel omtrent het doorvoeren van de pro gressie tot de uiterste grens, dat thans door de kleinste minderheid van Burgemeester en Wethouders wordt gedaan, was doorgevoerd, dan zou de belasting bij een inkomen van 50.000.(belastbaar inkomen van 49.300.geweest zijn 5846.96 en als wij dit cijfer vergelijken met de bedragen, die op het staatje staan, blijkt, dat er ook dan nog maar 14 van de 32 gemeenten zijn, die bij een inkomen van 50.000.minder zouden heffen dan Leeuwarden. Als dus hier de progressie werd doorgevoerd, zou de belasting in Leeuwarden heelemaal niet buitensporig hoog zijn, maar zou hier niets meer worden gedaan dan in verschillende andere gemeenten en zouden hier de groote inkomens in het algemeen niet zwaarder worden belast dan in andere gemeenten. Nu weet spreker wel dat, alles bijeengenomen, het niet alleen aankomt op de belasting naar het inkomen, maar men kan toch ook in het staatje zien dat de men- schen met hooge inkomens over 't geheel in andere gemeenten niet goedkooper terecht kunnen. Burgemeester en Wethouders hebben de vrees uit gesproken dat de menschen met grootere inkomens dan de gemeente zullen verlaten. Het zal echter wel niet zooveel voorkomen, dat iemand, die aan de gemakken van Leeuwarden is gewend en de aangenaamheden van Leeuwarden kent, in een plattelandsgemeente, waar niets te beleven valt, zal gaan wonen. Als spreker een paar gemeenten zou noemen, die daarvoor in aanmerking zouden komen hij neemt aan dat de Leeuwarders, die zich toch ook Friezen voelen, niet Friesland, maar wel Leeuwarden zouden willen verlaten dan zouden dat zijn Tietjerksteradeel, een heele mooie gemeente met veel bosch en natuurschoon, Leeuwarderadeel, als de voorstad van Leeuwarden en Schoterland, dat in de omstreken van Heerenveen ook heel mooi is door veel bosch enz. Als wij echter zien dat in Leeuwarderadeel van een inkomen van 50.000.(belastbaar inkomen van 49.300) wordt betaald 6.106.78 en dat die be lasting het komende jaar 1927/28 doordat Leeu warderadeel het vermenigvuldigingscijfer van 1% op 2 heeft moeten brengen zal worden 6.993.98 en wij vergelijken daarmee wat in Leeuwarden met een tot het uiterste doorgevoerde progressie en met een hef- fingscijfer van 5.3 van een belastbaar inkomen van 49.300.zou moeten worden betaald, dat is 6.532.98, dan zien wij dat die belasting nog belangrijk lager is dan in Leeuwarderadeel. In Tietjerksteradeel was dit jaar de belasting bij dat inkomen 6.386.76 en in Schoterland 5.661.39, dus ook zeer hooge be dragen. Dat zijn echter cijfers over het vorige belasting jaar dat 1 Mei is afgeloopen; wij kunnen wel aannemen dat, waar Leeuwarden naar boven moet, ook vele buiten gemeenten naar boven zullen moeten gaan. Wij weten toch dat de inkomsten uit het boerenbedrijf minder zijn geworden en dit heeft onmiddellijk tot gevolg dat het vermenigvuldigingscijfer of het heffingspercentage voor de inkomstenbelasting naar boven moet worden ge bracht. Uit een en ander concludeert spreker dat er naar zijn meening geen gevaar bestaat dat de menschen met hooge inkomens, als de progressie tot het uiterste wordt doorgevoerd, Leeuwarden zouden verlaten. Nu blijft natuurlijk de mogelijkheid dat menschen, die niet zoo erg aan Leeuwarden en Friesland hangen, naar een andere provincie zullen trekken. Spreker gelooft wel dat er enkele gemeente en ook wel flinke gemeenten zijn, waar wat minder belasting wordt geheven. Maar blijft dat ook zoo? Het is een buitengewoon onzekere onderneming naar een andere gemeente te trekken, om dat de belasting daar lager is. Het is ook best mogelijk dat men tot voor korten tijd naar Leeuwarden trok, om dat de belasting hier goedkoop was, maar die menschen zijn hier dan toch ook op de koffie gekomen, omdat de belasting hier nu ook naar boven gaat. Op dit gebied is dus wel een zeer groote onzekerheid. We hebben ook allen gelezen dat plaatsen, zooals Heemstede, in aan merking komen voor inlijving bij een groote stad de menschen, die daar met elkaar hun villa's hebben neer gezet, komen nu bij een groote stad en de belasting gaat naar boven. Spreker meent dat de zekerheid bitter klein is voor een vertrekkende, dat hij in een andere plaats goedkooper terecht kan en dat zoo iemand, als hij alles had kunnen voorzien, misschien maar liever gebleven zou zijn waar hij was. De belasting in zijn nieuwe woonplaats is misschien het volgend jaar zoo veel hooger, dat hij uit datgene, wat hij daar minder heeft te betalen, niet eens de verhuiskosten kan dekken. Op grond van deze dingen, door spreker naar voren gebracht, meent hij dat er heelemaal geen bezwaar is om de progressie tot de uiterste grens door te voeren. Hij wil er nog eens op wijzen dat Burgemeester en Wet houders ook niet hebben gezegd dat dit onbillijk is hun bezwaar is alleen gegrond op de vrees, dat som mige menschen de gemeente zullen verlaten. Spreker meent nu te hebben aangetoond dat die vrees niet zoo groot behoeft te zijn. Wat betreft het vertrek naar andere plaatsen, zijn er nog meer factoren, waarmee rekening moet worden ge houden, n.l. dat men er misschien duurderen grond moet koopen, een duurder huis moet bouwen, meer huur, een hoogere gasprijs moet betalen, en andere dingen, zooals de prijzen van levensmiddelen, enz. Verder staat het zoo, dat de sterker doorgevoerde progressie pas begint bij een belastbaar inkomen van 6900.of bij een zuiver inkomen van 7600.voor menschen zonder kinderen. Naar sprekers oordeel kun nen die menschen. die meer dan 7600.verdienen, in een tijd als deze, nu het voor de gemeentenaren een beetje minder rooskleurig lijkt, wel iets meer betalen. Hem dunkt, daartegen bestaat géén bezwaaroveral is het zoo dat de sterkeren de zwakkeren moeten steu nen en spreker dunkt dat het uitermate billijk is dat zij, die meer verdienen, ook meer betalen. De wetgever, die indertijd de wet op de inkomstenbelasting heeft samen gesteld, heeft de progressie toch ook zoo hoog doorge voerd en het waren geen sociaal-democraten, die deze wet hebben ingevoerd. Men heeft de billijkheid ingezien en waar nu de mogelijkheid bestaat, is het juist gezien dat men hier overgaat tot verhooging van de progressie. Nu de kwestie omtrent de opcenten op de vermogens belasting. Spreker behoeft daarover niet zooveel te zeg gen, want wat daarover te zeggen valt, staat in de nota, die door den heer H. de Boer is toegevoegd aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het is zoo dat iemand, die zijn loon uit arbeid bekomt en tot 7600.— verdient, door de maatregelen van verhooging van de progressie en van de opcenten op de vermogen- belasting niet wordt getroffen. Maar als menschen, die een deel van hun inkomen uit bezit hebben, getroffen worden door de opcenten, dan is het juist, zooals in de nota van den heer De Boer staat: dat de menschen, die nog in de volle kracht van het leven staan en die kin deren hebben op te voeden, enz., minder iets kunnen missen dan ouderen, die dikwijls leven van hun bezit. Die kunnen wel een klein beetje missen, die hebben niet zoo heel veel behoeften en, als het al noodig is, dan kunnen zij wel enkele overbodige dingen achterwege laten. Spreker heeft hierbij besproken, wat hij heeft tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders; de Raad zal uit zijn betoog hebben begrepen, dat hij een voor stander is van het voorstel van den heer H. de Boer en dat hij tegen het voorstel van Burgemeester en Wet houders is. Spreker komt nu nog even op het voorstel van de heeren Beekhuis en Lautenbach, die ook een minder heidsnota bij het voorstel van Burgemeester en Wet houders hebben gevoegd. Daaruit blijkt dat zij een an deren weg willen bewandelen zij willen het heffings percentage niet hooger stellen dan 5, den gasprijs ver hoogen en het ontbrekende halen uit het uitbreidings fonds van de gasfabriek. De heer Visser: Een verkapte belasting De heer Botke maar als dat niet wordt bereikt, zijn zij er niet voor te vinden het heffingspercentage te stellen op 5.3, omdat ook zij er buitengewoon bevreesd voor zijn dat de progressie wordt doorgevoerd en de hooge inkomens te veel worden belast. De heeren Beek huis en Lautenbach zeggen dat de Raad een onderzoek naar een verhoogde progressie bij de begrooting niet heeft gewild, maar spreker ziet het zoo, dat de Raad dit niet heeft gewild, omdat er werk aan verbonden was en omdat de wethouder van Financiën toen zoo buiten gewoon optimistisch was. Hij heeft bij de begrootings- behandeiing in den Raad gezegd, dat hij het niet noodig oordeelde, die zaak te onderzoeken, maar spreker ver moedt dat, als men toen precies had geweten hoe de zaak er voor stond, de Raad wel het besluit had kunnen nemen om de zaak te doen onderzoeken. De heeren Beekhuis en Lautenbach willen nu begin nen met den gasprijs met 1 cent te verhoogen. Dat voorstel lijkt op het eerste gezicht heel aardig; wanneer men zegt dat, als men den gasprijs met 1 cent verhoogt, de winst van de gasfabriek in de gemeentekas stort en het heffingspercentage verhoogt tot 5, de zaak dan voor elkaar is, lijkt dat, oppervlakkig bezien, heel mooi. Maar met die berekening wordt de begrooting voor 1927 natuurlijk niet sluitend gemaakt. Wel wordt in dat ver band verwezen naar het uitbreidingsfonds, maar dat is toch geen manier om een begrooting sluitend te maken. En als men dien met den gasprijs sluitend .wil maken, dan zal de verhooging daarvan niet 1 cent, maar min stens 4 cent moeten zijn. Dan wordt het dus een heel andere kwestie. Wij zijn aldus spreker er niet voor dat de gas prijs wordt verhoogd, als dat niet noodig is. Burge meester en Wethouders zeggen ook dat hun een ver hooging om redenen, buiten het bedrijf liggend, niet wenschelijk lijkt en wij zijn dat met hen eens, omdat het in zekeren zin een indirecte belasting is, die de kleinen even zwaar treft als de grooten. De heeren Beekhuis en Lautenbach berekenen dat, wanneer iemand 30.verdient, hij er reeds voordeel van zal hebben als hij 1 cent meer moet betalen voor het gas en het heffingspercentage in plaats van op 5.9 op 5 wordt gesteld. Maar daar staat tegenover dat, als iemand 25.verdient, het omgekeerde het geval is; zoo iemand heeft dan 87 cent schade. En spreker wil wel zeggen dat er heel wat menschen zijn die 25. en niet meer verdienen en die dan, behalve de directe belasting, die zij betalen, ook nog een indirecte belas ting zullen moeten opbrengen aan de gasfabriek, die in 't algemeen zoo in de gemeentekas zal vloeien. Wij zijn er niet voor dat op de producten, die de ingezetenen uit de bedrijven betrekken, een indirecte belasting wordt gelegd. We vinden het niet juist. Er blijft dan bij het voorstel van de heeren Beekhuis en Lautenbach nog een tekort van 118.000.en dat willen de heeren dekken uit het uitbreidingsfonds van de gasfabriek. In de bijlage, waarbij de begrooting voor 1927 werd aangeboden, hebben Burgemeester en Wet houders meegedeeld dat dit fonds bedroeg 311.000. Daar komt bij de winst over 1926, die ongeveer 30.000.zal bedragen, maar uit het vernieuwings fonds is reeds betaald de nieuwe buisleiding bij de Oosterbrug, terwijl zal worden voorgesteld daaruit te betalen de nieuwe gashouder, die pas is gebouwd. De buisleiding bij de Oosterbrug en de winst over 1926 wegen ongeveer tegen elkaar op, maar dan moet van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 5