146 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 18 Juli 1927.
der Noorderbegraafplaats, werd besloten de beslissing
dienaangaande aan te houden en in een volgende bij
eenkomst van Uwen Raad de plannen opnieuw in be
spreking te brengen en door den Adjunct-directeur der
Gemeentewerken mondeling te doen toelichten. Dit
vond plaats in de vergadering van 21 December 1926,
waarin, naar aanleiding van het besprokene, besloten
werd de plannen alsnog om nader advies in handen van
de Commissie voor de Openbare Werken te stellen.
Genoemde Commissie bracht op 18 Januari 1927 haar
advies aan ons College uit zij handhaafde daarbij hare
meening, dat aan uitvoering van de draineering volgens
het plan c, vermeld in het rapport van den Directeur
der Gemeentewerken d.d. 23 Augustus 1926, no. 1116,
de voorkeur moest worden gegeven. Het maken van
meer sleuven dan is voorgesteld, komt de Commissie
niet noodig voor, nu de toestand der begraafplaats bij
uitvoering van de draineering volgens evengemeld plan
naar hare overtuiging zeer voldoende zal zijn en het
voordeel, dat de waterstand door het grootere aantal
sleuven tijdelijk een paar centimeters lager zal zijn dan
anders het geval zou wezen, h. i. niet tegen de meerdere
kosten ad 12.000.opweegt.
Wij hebben na hernieuwde overweging van deze aan
gelegenheid gemeend, dat het aanbeveling verdiende
over deze belangrijke zaak van zeer bijzonderen aard
alsnog het advies van een speciaal op dit gebied des
kundige in te winnen en ons daartoe gewend tot het
Civiel-Ingenieurs-Bureau van de heeren Hackstroh,
Sollewijn Gelpke en Hinse, te 's-Gravenhage. Het door
dit Bureau aan ons uitgebrachte rapport kwam 4 Mei
j.l. in ons bezit en is in de Leeskamer te Uwer inzage
nedergelegd. Daaruit zal U blijken, dat genoemde des
kundigen adviseeren, de draineering van de begraaf
plaats uit te voeren op de wijze als door de Directie
der Gemeentewerken is ontworpen.
Nu het advies der deskundigen de door den Adjunct-
Directeur der Gemeentewerken voorgestelde wijze van
draineering in allen deele als deugdelijk heeft verklaard,
moet derhalve worden beslist, welk van de ontworpen
plannen tot uitvoer zal worden gebracht, met name of
aan plan a dan wel aan plan c de voorkeur moet
worden gegeven de plannen b en d toch meenen wij
na de besprekingen in Uwe Vergadering hier verder
buiten beschouwing te mogen laten. Ook thans nog is
ons College van meening, dat plan a dient te worden
gevolgd, ten eerste met het oog op het zeer groote
verschil in kosten der beide plannen (rond 83.700.
en vervolgens vooral gelijk wij U reeds eerder deden
opmerken omdat de thans ondervonden bezwaren
bij uitvoering van eerstgenoemd plan, ook volgens het
oordeel der deskundigen, op alleszins voldoende wijze
kunnen worden ondervangen. Ten slotte zij nog mede
gedeeld, dat, naar U uit het rapport van den Directeur
der Gemeentewerken d.d. 21 Mei 1927, no. 763, kan
blijken, het beschikbaar te stellen bedrag 1250.
hooger dient te worden gesteld dan de aanvankelijke
raming.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu andermaal in over
weging te besluiten overeenkomstig ons voorstel van
11 November 1926, no. 3254/207, in dien zin gewijzigd,
dat daarin voor 42.000.wordt gelezen
43.250.—".
De beraadslagingen worden geopend.
De heer O. F. de Vries wil beginnen met te zeggen
dit is zijn meening en het zal ook wel de meening
van den Raad zijn dat hij het ten zeerste betreurt
dat er voor de nieuwe begraafplaats nog zoo'n kapitaal
noodig is, om haar in een eenigszins bruikbaren staat
te brengen. Het is een allerongelukkigste geschiedenis;
het is niet alleen dat men zich heeft vergist en dat het
er nu om gaat de technische fouten te herstellen, maar
het gaat er ook om, de begraafplaats af te maken, want
af of klaar is zij nooit geweest, zij is niet op voldoende
hoogte gebracht, zooals oorspronkelijk het plan was.
Men moet dus deze kwestie eigenlijk beschouwen in
twee gedeelten. De eerste kwestie is het droogleggen,
dat gedeelte, wat spreker heeft genoemd het herstellen
van technische fouten. In de vergadering van 14 De
cember heeft hij gezegd, dat hij vertrouwen had in het
voorstel, dat door Gemeentewerken was ingediend om
trent de drainage en het rapport, dat door de deskun
digen op grond van proefnemingen is uitgebracht, heeft
spreker in die meening versterkt. Hij is dus voor het
drainage-plan en kan daar op zichzelf volkomen mee
accoord gaan, maar als wij dat uitvoeren en daaraan
43.000.besteden, blijven wij eigenlijk nog met een
halve begraafplaats zitten. Het zal den Voorzitter be
kend wezen, dat op een groot deel de hoogte van het
zand maar 1.50 a 1.60 M. is. In het rapport van Ge
meentewerken staat dat, als de drainage uitstekend zou
werken en zij voldeed aan de eischen en overeen zou
komen met de genomen proeven, het toch nog altijd
zoo zou blijven, dat er 5 a 10 cM. water voortdurend in
de zandlaag zou staan, dus 5 a 10 cM. boven het oude
maaiveld. Als men nu aanneemt dat volgens de Begra
feniswet voor twee hoog begraven noodig is een hoogte
van 1.95 M., kan men direct uitrekenen, dat bij een
zandlaag van 1.40 a 1.50 M., ook als de draineering
wordt uitgevoerd, de onderste kist voor de helft of voor
drie kwart in het water zal staan.
Spreker acht dat om verschillende redenen, maar
vooral en speciaal in verband met de geschiedenis van
de begraafplaats, hoogst ongewenscht. Want de naam,
die op de begraafplaats rust, moet worden weggenomen
en als men nu 43.000.alleen voor draineering be
steedt, neemt men dien naam niet weg, omdat dan de
onderste kist nog voor een groot deel in het water zal
blijven staan.
Spr. heeft in de vergadering van 14 December 1926
voorgesteld de begraafplaats af te maken, zooals oor
spronkelijk was bedoeld, n.l. zooals in eersten opzet,
in de raadsvergadering in 1918, is aangenomen. De
bedoeling was toen dat er een zandlaag zou komen,
zóó, dat er twee hoog en op de hoogste plaatsen
drie hoog zou kunnen worden begraven. Het blijkt nu
echter, dat de zandlaag maar 1.40 a 1.50 M. is, dus
dat kan onmogelijk plaats hebben. Daarom heeft spre
ker den vorigen keer met zijn partijgenoot K. de Boer
voorgesteld tot uitvoering van plan c van Gemeente
werken over te gaan, welk plan behelsde het ophoogen
van de begraafplaats met 30 a 40 cM. Spreker meent
dat dit plan juist is, omdat men dan een begraafplaats
krijgt, zooals die zal moeten worden men kan dan
daarin voldoende twee hoog begraven. De lasten zullen
dan zijn verdwenen en daarmee neemt men den slechten
naam van de begraafplaats weg.
Spreker heeft verder tegen het voorstel van Burge
meester en Wethouders dit bezwaar. Wanneer dat wordt
uitgevoerd er staat niet in dat er één of twee hoog
zal worden begraven, maar men kan er wel uit opmaken
dat de gewone regel zal worden gevolgd dan zal
twee hoog begraven een onmogelijkheid blijken te zijn.
Nu zou men kunnen zeggen dat het plan in twee in
stanties zou kunnen worden uitgevoerd, n.l. eerst drai-
neeren en later ophoogen. Als dit gebeurde met een
gewoon bouw- of grondwerk, zou spreker daar niets
op tegen hebben. Maar men moet niet vergeten dat
het hier een begraafplaats betreft, voor het publiek in
het algemeen een heele teere geschiedenis, zoodat men
er niet elk oogenblik in kan wroeten. De steenen zouden
dan later weer verhoogd moeten worden; terwijl men
nu begint met de sleuven te maken, zou men over 1 of
1 y2 jaar het kerkhof op hoogte brengen en dat acht
spreker hoogst onwenschelijk. Meer zal hij daar op het
oogenblik niet van zeggen.
Alleen wil spr. nog dit opmerken. In de vergadering
van 14 December 1926 heeft hij duidelijk aangetoond,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 18 Juli 1927. 147
dat plan c het beste is, ook, omdat er dan meer be
gravingen zullen plaats hebben. Want men moet niet
vergeten dat, als de naam van de begraafplaats goed
wordt, zoodat men kan spreken van een droge begraaf
plaats, het aantal begravingen ook aanmerkelijk zal
toenemen. Als men thans de cijfers hoort over de af
neming van het aantal plaats hebbende begravingen,
schrikt men er van; er worden daar bijna geen begra
vingen meer gedaan.
Wanneer nu net geheele plan wordt uitgevoerd,
blijkt dat een meerdere uitgaaf te vorderen van
83.000.—, maar het blijkt toch niet voor de gemeente
een financieele strop te zijn. Hoewel ook spreker elk
bedrag, dat nog aan de begraafplaats moet worden
besteed, betreurenswaardig vindt, meent hij niet anders
te kunnen handelen in het belang van de begraafplaats
dan voor te stellen plan c te aanvaarden, waarmee dan
wordt bedoeld: het draineeren van de heele begraaf
plaats en het ophoogen van het in gebruik zijnde ge
deelte tot voldoende hoogte, zoodat er twee begravingen
in de hoogte kunnen plaats hebben.
De heer M. Molenaar kan heel kort zijn. De bestu
deering van de stukken en van het rapport van de des
kundigen heeft bij hem den indruk versterkt, dat de
drainage niet ten volle zal brengen wat wij daarvan
zouden moeten verwachten; het blijft een kerkhof, dat
niet aan redelijk te stellen eischen zal voldoen. Spreker
meent ook tusschen de regels van het rapport van de
deskundigen door te lezen, dat zij in overweging geven
niet al te veel geld aan dit kerkhof te besteden. Hij zal
daarom stemmen voor plan a, zooals het college voor
stelt, met de bepaling er bij, dat één diep zal worden
begraven.
De heer Van der Schoot heeft met aandacht gehoord
naar hetgeen de heeren De Vries en Molenaar hebben
gezegd. Ook hij heeft niet voldoende zekerheid kunnen
krijgen dat de zaak met wat Burgemeester en Wethou
ders voorstellen in orde zal zijn. Hij leest hier
,,Het maken van meer sleuven dan is voorgesteld,
komt de Commissie niet noodig voor, nu de toestand
der begraafplaats bij uitvoering van de draineering
volgens evengemeld plan naar hare overtuiging zeer
voldoende zal zijn (dus niet afdoende, voegt spreker
er aan toe) en het voordeel, dat de waterstand door
het grootere aantal sleuven tijdelijk een paar centi
meters lager zat zijn dan anders het geval zou wezen,
h. i. niet tegen de meerdere kosten ad 12.000.
opweegt."
De kosten buiten beschouwing gelaten, is het voor
spreker absoluut een bezwaar, dat hier geen garantie
wordt gegeven dat met het door Burgemeester en Wet
houders voorgestelde plan de begraafplaats droog zal
zijn. Ook bij de begrooting hebben wij dit punt in
bespreking gehad en toen heeft spreker bepleit om de
westelijke helft eerst uit te voeren en meer te draineeren.
Hij zal dat thans niet weer naar voren brengen bij
nadenken en na hetgeen er door den heer O. F. de Vries
over is gezegd, gelooft spreker dat hij ook kan meegaan
met plan c, omdat hij daardoor de garantie krijgt dat
het kerkhof zal komen in een staat, zooals het behoort.
Spreker meent dat, wanneer dat wordt uitgevoerd,
daarin ligt opgesloten dat twee diep zal kunnen worden
begraven. Maakt men het toch nog niet in orde, dan is
het weggesmeten geld en dat mag niet gebeuren. Het
is met het kerkhof toch al zeer droevig en men kan nu
wel zeggen dat er niet meer zoo'n groot kapitaal aan
moet worden besteed, maar spreker ziet dat als een
noodzakelijk kwaad. Ieder inwoner van de stad zal dat
met ons betreuren, maar het kerkhof dient toch zoo te
zijn, dat wij er werkelijk onze betrekkingen kunnen
brengen en dat is nu niet zoo. Spreker zal daarom graag
den gedachtengang van den heer O. F. de Vries onder
steunen en voor plan c stemmen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi meent te hebben
begrepen 'dat de heer M. Molenaar aan het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, om over te gaan tot uit
voering van plan a, de voorwaarde heeft verbonden
dat dan één diep zal worden begraven. Spreekster zou
zeggen dat zij dit voorstel zeer graag zou willen
steunen; zij gelooft dat wij dan betrekkelijk de meest
groote garantie hebben, dat het kerkhof de eerste jaren
volkomen droog zal zijn. Zij is het volkomen met den
heer Molenaar eens dat wij niet te veel geld meer aan
dit kerkhof moeten besteden; in de eerste plaats, omdat
misschien over enkele jaren een crematorium zal worden
gebouwd en men dan dus daarop meer zal zijn aan
gewezen en in de tweede plaats, omdat spreekster
steeds de gedachte heeft dat het hier is een gooien van
goed geld naar kwaad geld. Zij meent daarom dat er
veel voor is, om de zaak hier opnieuw van een geheel
ander standpunt te bezien.
De heer Dijkstra wil graag onderstrepen de woorden
van zijn partijgenoot, den heer De Vries. Hij is van mee
ning dat, als er iets moet gebeuren, wij de begraafplaats
moeten maken zoo goed als het kan en dat is alleen
mogelijk door plan c in practijk te brengen. Als er
halve maatregelen worden genomen schieten we heele-
maal niet op. De heer De Vries sprak over den naam,
die op het kerkhof ligt ten opzichte van het nat wezen
en die is wel zeer slecht; 2 of 3 maanden geleden is
spreker een getal genoemd: van de 264 sterfgevallen
hebben er maar 40 begravingen plaats gehad op de
beide begraafplaatsen. Het is dus wel erg en men zal,
wil men dat ondervangen, het kerkhof behoorlijk in
orde moeten maken.
Met wat mevrouw Buisman en de heer Molenaar
willen, kan spreker zich niet vereenigen. Men komt
daarmee veel duurder uit; wanneer men dan een diep
gaat begraven, is dat veel duurder dan plan c. Het is
zonder meer niet waar dat, als men de plannen van
120.000.en 40.000.vergelijkt, dat van
120.000.duurder is het hangt er maar van af
welke inkomsten er staan tegenover het groote en het
kleine bedrag. Uit een oogpunt van exploitatie meent
spreker dat het plan van 120.000.goedkooper is
dan het plan om een diep te begraven en om die reden
meent spreker dat wij een ernstige poging moeten
wagen om een behoorlijke begraafplaats te krijgen.
Dat zal met het voorstel van Burgemeester en Wet
houders niet het geval zijn. Spreker zal niet herhalen
wat anderen hebben gezegd, maar zal stemmen voor
plan c.
De heer Visser: Ik zou de vraag willen stellen: als
men een diep begraaft, is drainage dan nog noodig
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ja zeker.
De heer Visser: Dan hebben wij toch maar 1 M.
noodig
De heer Hooiring kan zich ook niet vereenigen met
het voorstel, zooals dat door Burgemeester en Wet
houders is ter tafel gebracht. Er komt hier echter op
het oogenblik een nieuw gezichtspunt in het geding en
dat is, wat de heer Molenaar heeft naar voren gebracht:
op één diep begraven, om zoo gauw mogelijk het oude
nieuwe kerkhof aan kant te krijgen. Spreker gelooft
dat het dan radicaal is, om zoo gauw mogelijk een nieuw
kerkhof aan te leggen en dit buiten gebruik te stellen;
hij zou wel eens willen zien wat de kosten daarvan zijn
in verband met plan c. Hij gelooft werkelijk dat, wan
neer wij van plan zijn een goed kerkhof te maken, het
onmogelijk is, plan a te aanvaarden, als wij ten minste
overtuigd willen zijn, zoo droog mogelijk te begraven.
Spreker gelooft ook dat het middel is, plan c te aan
vaarden; willen wij voldoen aan de voorschriften dan