30 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van den wethouder van Openbare Werken, de geheele zaak aan elkaar vast zit. Als het college op het oogen- blik een voorstel bij den Raad indient omtrent het over nemen van stoepen en het wijzigen van de gevels aan de Nieuwestad, dan vormt dat een geheel met de plan nen en dan had spreker liever dat deze zaak zoo lang werd aangehouden, tot het college met het door hem genoemde voorstel in den Raad komt. Spreker is geen vakman, maar het lijkt hem toe dat het een plan wordt, dat in de duizenden zal loopen. Het betreft hier wel een belangrijke verbetering aan een belangrijken verkeersweg en misschien zal de Raad daar wel in meegaan, maar van de zaak, zooals die voor Vroom en Dreesmann is gemaakt, weet men als lid van den Raad niets af als men daar voor staat te kijken. Spreker wist er althans niets van. Toen men met het pand is begonnen te bouwen, is bij dien bouw zoo als spreker nu bemerkt direct met den gewijzigden toestand, die daar eventueel zou kunnen komen, reke ning gehouden, maar daar weten de raadsleden ook niets van en evenmin wat de consequenties daarvan zijn. Zoodat spreker maar wil zeggen, dat het wel wat on aangenaam aandoet, als men nu eigenlijk A moet zeg gen, maar men dat feitelijk niet zeggen wil. Spreker gevoelt er dan ook veel voor, deze zaak nu aan te houden en alles in één voorstel te behandelen. Hij meent dat dit zoo practisch mogelijk is, de verbe tering van de Nieuwestad en de overneming van de stoepen tegelijk te behandelen. De heer B. Molenaar zou ook een paar woorden willen zeggen, maar zal niet spreken over de gedachtengang, die momenteel over deze kwestie in de stad gaat. Hij is het wel met den wethouder eens dat, als straks de zaak kant en klaar is, men algemeen wel tevreden zal zijn. Er is echter een andere kwestie, die even besproken moet worden, omdat spreker toch meent dat de Raad, met het aannemen van dit voorstel, moreel gebonden zal zijn om over te gaan tot het uitvoeren van dit werk volgens profiel I. Spreker meent dat er in dezen toch een fout is ge maakt. De wethouder van Openbare Werken zegt dat deze zaak in de Commissie voor Openbare Werken is behandeld of, liever gezegd, dat de stukken bij de Com missie voor Openbare Werken zijn rondgezonden. Dat is reeds lang geleden, het gebouw van Vroom en Drees mann is niet in een week gebouwd, spreker gelooft dat het in September 1926 was. Hij herinnert zich, dat tijdens een commissievergadering, waar besprekingen werden gevoerd over andere dingen, de heer Maas gaarne wenschte te weten hoe het kwam, omdat de architect van Vroom en Dreesmann geregeld naar het peil vroeg, waarop hij kon voortwerken. Men heeft toen in de commissie een paar teekeningen op tafel gehad, dat weet spreker wel, maar of daaruit een advies is gegroeid, weet hij niet. Het lag althans niet bij de stukken. Het is dan echter een advies geweest aan Bur gemeester en Wethouders over het eventueel aan te leggen nieuw trottoir. Burgemeester en Wethouders hebben daarop de vrijheid genomen om aan den archi tect van Vroom en Dreesmann dat peil aan te geven en zij hebben daarmee feitelijk de consequentie getrokken, dat de Nieuwestad tot datzelfde peil zou moeten worden gebracht. Het is nu, naar sprekers meening, fout geweest, dat toen niet de meening van den Raad is gevraagd over een eventueele verandering van de Nieuwestad, alvorens het peil aan den architect van Vroom en Dreesmann is opgegeven. Spreker meent nu, waar er verschillende meeningen bestaan over verschillende dingen, dat het wenschelijk zou zijn dit voorstel aan te houden. Het komt er toch ook niet op aan of die stoepen nu of naar wij zullen hopen over een paar maanden zullen worden over- van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1928. genomen, tenzij daaraan ernstige bezwaren zijn ver bonden. De bedoeling is in den toestand te voorzien, vooral ook op grond van den nieuwbouw van Vroom en Dreesmann, volgens profiel I. Dat laat de heer Maas ook uitkomen in zijn advies, n.l. dat hij het plan zal uit werken volgens profiel 1. Men kan dat voorstel binnen kort in den Raad verwachten. De meest gewenschte oplossing lijkt spreker nu, dat eerst de voorstellen tot verandering van de Nieuwestad hun beslag zullen krijgen, en daar zal dan stelselmatig de overneming van stoepen uit voortvloeien. De heer Oosterhoff heeft in eerste instantie een twee tal vragen tot Burgemeester en Wethouders gericht, n.l. deze: of zij van meening waren dat de uitvoering van dit werk behoorde bij Burgemeester en Wethouders of bij den Raad, en in de tweede plaats of dit werk kan worden bestreden uit de gelden, die op de begrooting zijn uitgetrokken. Op de eerste vraag heeft spreker geen pertinent ant woord ontvangen, maar op de tweede wél, n.l. dat het niet kon en dat daarvoor apart geld moest worden aan gevraagd en verkregen. Daaruit blijkt echter tevens, dat Burgemeester en Wethouders ook de eerste vraag be vestigend beantwoorden wanneer Burgemeester en Wethouders de benoodigde gelden toch niet kunnen putten uit de bedragen, die de Raad op de begrooting heeft toegestaan, blijkt daaruit, dat de uitvoering van het werk niet behoort tot de competentie van Burge meester en Wethouders, maar van den Raad. Spreker merkt nu met groote verbazing op, dat, terwijl Burge meester en Wethouders zelf dat standpunt innemen, zij voor dien tijd den Raad reeds hebben gebonden. Want we kunnen er lang of kort over praten, maar de Nieu westad moet thans naar beneden, die kan zoo niet blij ven. Waar Burgemeester en Wethouders nu zelf erken- nene dat zij met die zaak hier hadden moeten komen, daar is de Raad door deze daad van Burgemeester en Wethouders gebonden om aan deze verandering zijn goedkeuring te hechten. Burgemeester en Wethouders hebben gezegd het kón moeilijk anders, omdat werd aangedrongen op het aangeven van het niveau en er was toen geen geld om het werk uit te voeren. Dat is echter geen afdoende motiveering, want Burgemeester en Wethouders hadden toen eenvoudig tot de firma Vroom en Dreesmann kun nen zeggen: gij moet wachten tot er een voorstel aan den Raad is gedaan en deze een beslissing heeft geno men. Dan was de zaak in orde geweest. De Raad heeft thans volkomen gelijk, wanneer hij met de geheele zaak wil wachten tot er een beslissing is genomen, wat er met de Nieuwestad zal gebeuren en spreker zal zich daar gaarne bij aansluiten. De heer Feddema staat eenigszins anders tegenover het overnemen van de stoepen, maar hij heeft gezegd dat hij zich alle vrijheid voorbehoudt om te oordeelen over de verandering van de Nieuwestad. Spreker gelooft absoluut dat er een trottoir zal moeten komen. Daarvoor is de aankoop van stoepen noodig en daarom zal hij stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wet houders. De heer Fransen (wethouder) merkt op, dat door enkele heeren het idee is geopperd om deze stoepen niet over te nemen, omdat zij bang zijn voor het voor stel, dat straks den Raad zal bereiken. Spreker gelooft niet dat dit wenschelijk is, nu wij de gelegenheid heb ben, die stoepen over te nemen en de betrokkenen die verklaring hebben gegeven; hij vreest, dat dezen daar door, wanneer zij eens wat meer sceptisch tegenover de zaak zouden komen te staan, misschien hun verkla ring wel eens weer zouden kunnen terug trekken, waar door wij dan later moeilijkheden zouden kunnen krijgen. Wat hindert het trouwens, dat wij die stoepen over nemen, daardoor verandert er niets. Als het voorstel Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1928. 31 tot wijziging van de Nieuwestad bij den Raad komt, is deze nog volkomen vrij wat hij wil doen. De Raad is door wat bij het pand van Vroom en Dreesmann is ge beurd, absoluut niet gebonden. Toen het adres van de heeren aan de Nieuwestad inkwam om de stoepen over te nemen en een breed trottoir te leggen, was men daar bezig met den bouw en toen heeft de architect gevraagd: als er wijziging komt in de straat, geef het mij dan op, dan kan ik er rekening mee houden. Een gebouw van een half millioen zet men er toch niet zoo maar neer De heer Westra: Toen hadden Burgemeester en Wet houders het aan den Raad moeten laten weten. De heer Fransen (wethouder) en het voorste deel van den kelder, dien men 30 cM. heeft moeten laten zakken, is hierdoor toch al bedorven, doordat men er niet rechtop in kan loopen. Spreker heeft toen gezegd dat er twee profielen waren ingeleverd en dat, zoo gauw Burgemeester en Wet houders en de commissie voor Openbare Werken en de directeur daarover een meening hadden, hij aan den architect mededeeling zou doen, hoe vrij zeker in de toekomst bij wijziging van de Nieuwestad het hoogte- peil zou zijn. Spreker heeft toen gezegd: U kimt daar, als U wilt, rekening mee houden, maar wij binden ons tot niets. Spreker herinnert zich dat hij dat tegen den architect heeft gezegd, hoewel deze dat later heeft ont kend en hij heeft verder gezegd: U doet verstandig met het gebouw direct op het laagste peil te leggen, dan den vloer op te vullen met 28 cM. zand en daarop een noodvloer te leggen. Maar de architect vond dat daar tegen zooveel bezwaren en moeilijkheden waren, dat de firma dat niet kon doen, wat spreker nu gaarne toegeeft. Spreker meent dus dat hij tot op dit oogenblik de heeren alleen ter wille is geweest door hen te helpen aan een advies omtrent het vermoedelijk peil, maar verder blijft de gemeente absoluut vrij. Als de Raad het voorstel verwerpt, blijft de toestand, zooals die is en wil de Raad ook deze wijzigen, dan komt het pand van Vroom en Dreesmann 28 cM. beneden de straat te liggen. De Raad is daar absoluut vrij in. Spreker geeft echter de verzekering dat, als het voorstel straks wordt uitgelegd, de toestand aan de Nieuwestad, enz. ontzettend zal meevallen De heer IJ. de Vries: Wat kost dat De heer Fransen (wethouder): Dat doet er op het oogenblik eigenlijk minder toe. Het kost heel veel, maar er moet toch wat gebeuren. Als het geld er niet voor beschikbaar is, of de Raad wil er niet aan, blijft de toestand, zooals die is, tot er een betere tijd komt, maar wij dienen nu toch de stoepen over te nemen, dan zijn we in ieder geval in het bezit daarvan. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 15 tegen 7 stemmen aangenomen. Voor stemmen: de heeren Fransen, Ritmeester, Muller, Feitsma, Hooiring, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren J. de Boer, Feddema, Botke, M. Molenaar, 0. F. de Vries, Westra, IJ. de Vries, B. Molenaar en Westerhuis. Tegen stemmen: de heeren Vromen, Dijkstra, Van der Veen, Blanson Henkemans, Tiemersma, Oosterhoff en Tamminga. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop van een perceel gardeniersland en een viertal hleeken aan Oldegalileën. Dit voorstel luidt als volgt De eigenaren van het perceel gardeniersland aan Oldegalilëen, kadastraal bekend sectie F no. 3311, groot 1.15.30 H.A., met een viertal bleekjes aldaar, gezamen lijk groot 97 c.A., hebben ons deze perceelen te koop aangeboden. Na onderhandeling is overeenstemming bereikt over een prijs van 1.25 per vierkanten meter, welke prijs naar onze meening niet te hoog is en waar mede derhalve genoegen kan worden genomen. De bedoelde terreinen sluiten ten Oosten onmiddellijk aan bij het gemeentelijk gardeniersland sectie F no. 4114, tengevolge waarvan een complex wordt verkre gen, dat geschikt is om te zijner tijd als bouwterrein te worden uitgegeven. Aangezien het bezit van de ge noemde perceelen derhalve voor de gemeente van belang is, geven wij U in overweging te besluiten van J. Meindersma, A. Andringa en mevrouw de weduwe J. Meijer geboren Pietersen aan te koopen het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie F no. 3311 als hok en kweekerij, groot 1.15.30 H.A., benevens de bleeken, kadastraal bekend alsvoren nos. 2034, 2036, 2038 en 2051, samen groot 97 c.A., alles gelegen aan Oldegalilëen, voor den prijs van 1.25 per c.A., in totaal alzoo voor een som van 1.16.27 X 1.25 14.533.75, met bepaling, dat de betaling en de aanvaarding zullen geschieden op 1 November 1928 en de kosten van overdracht komen ten laste der gemeente. De beraadslagingen worden geopend. De heer B. Molenaar merkt op, dat wij indertijd bij de besprekingen over het houden van driewekelijksche vergaderingen hebben gezegd en gehoord dat er dan meer tijd van voorbereiding zou zijn voor de verschil lende voorstellen en dat den Raad dan een beter over zicht van de verschillende voorstellen zou kunnen bereiken. Spreker kan echter niet zeggen, dat dit voor stel, zooals het in de portefeuille ligt, zoo overzichtelijk is geweest. Wat wij daaruit lezen is, dat er een stuk terrein ergens achter op Oldegalileën ligt, maar als wij probeeren thuis te worden in de stukken, vinden wij daarin geen teekening of iets van dien aard. Als spreker goed is geïnformeerd en dat is hij wel dan is aan Gemeentewerken absoluut niets bekend van deze transactie. Hij vindt het wel eigenaardig alhoewel hij op zichzelf tegen den koop van dit terrein en ook tegen den prijs van den grond geen bezwaar heeft dat de Raad geen overzicht heeft gekregen van het geheele terrein, dat men daar wil koopen. Vroeger was het wel gewoonte dat in de commissie voor Openbare Werken dergelijke dingen vooraf werden besproken, maar ook dat is hier niet gebeurd. Spreker wil dan ook zijn teleurstelling uitspreken over de wijze, waarop dit voorstel is aangebracht en die hem niet heeft bevredigd. De heer Vromen kan zich voor een deel aansluiten bij hetgeen door den heer Molenaar is gezegd; ook hem kwam het voor dat de toelichting tot dit voorstel niet geheel voldoende was. Spreker heeft dit niet dadelijk in verband gebracht met de vraag of een dergelijke zaak niet beter in 3 weken ware voor te bereiden; hij is destijds een tegenstander geweest van de drieweke lijksche vergaderingen, maar het doet hem genoegen dat thans reeds van de zijde van een van de voor stemmers de bezwaren, althans het uitblijven van de voordeelen van het vergaderen om de drie weken, wordt erkend. De reden, waarom spreker een toelichting wil hebben is, dat er in dezen raadsbrief wordt meegedeeld, dat men hier een bouwterrein heeft, dat te zijner tijd kan worden uitgegeven. Zijn vraag is deze: dat bij de uit breiding, die het Grondbedrijf zoo langzamerhand heeft gekregen, wel eens mag worden overwogen, of wij werkelijk wel goed doen met al maar meer grond te koopen. Het komt spreker voor dat wij er voorloopig nog erg dik in zitten en dat er niet veel reden is bij het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 5