32 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1928.
Grondbedrijf om er nog veel bij te koopen, terwijl hij
uit de gegevens omtrent dit terrein niet kon opmaken
of er op het oogenblik uitzicht is, dat dit terrein den
eerstvolgenden tijd als bouwterrein beschikbaar zal
komen. Spreker heeft dat niet kunnen nagaan, omdat
er geen teekening bij de stukken lag, waar dit terrein
gelegen was.
De heer Feddema heeft dezelfde opmerking gemaakt.
Hij heeft ook geprobeerd te weten te komen, waar die
grond lag, maar waar men toch ook niet alle kadastrale
nummers in zijn hoofd kan hebben en er totaal geen
toelichting of teekening bij het voorstel was, is hem dit
onmogelijk geweest. Men moet dus maar gelooven dat
deze prijs niet te duur is, men kan er zelf niet over
oordeelen. De prijs zal echter wel goed wezen.
De heer Fransen (wethouder) zegt, dat, nu enkele
heeren bezwaar maken, omdat zij niet weten waar het
terrein precies ligt, hij er niets geen bezwaar tegen
heeft om dit voorstel nog 3 weken aan te houden. Dan
kan ieder er eens heengaan; het terrein ligt in het ver
lengde van de Willem Sprengerstraat, waar een paar
jaar geleden 2 stukken grond zijn aangekocht. Dit stuk
grond vormt met de beide gekochte stukken een recht
hoek en ligt dan in zijn geheel precies in de van de
Willem Sprengerstraat naar Oldegalileën door te trekken
straat. Het voorstel kan wel worden aangehouden en
spreker wil, als men dat wenscht, er wel een teekening
bij laten maken met de nummers en alles er op. Dan
kan de Raad over 3 weken alles weten wat er van is.
De heer Feddema: Ik vind dat een eigenaardig ant
woord „als de heeren dat wenschen". Wij vragen niets
anders dan wat er bij hoort en dan is dat wel wat een
eigenaardige uitdrukking, 't Is net of wij iets buiten
gewoons wenschen, maar het is, naar mijn meening,
iets, dat vanzelf spreekt, dat er bij een dergelijke aan
vraag een teekening is. Dat wil mij niet anders toe
schijnen.
De heer Fransen (wethouder): lk meen dat in de
vertrekkamer een groote kaart hangt van de geheele
gemeente Leeuwarden en als ik mij niet vergis, staan
de sectienummers, de naam van den eigenaar en de
grootte van de perceelen daar op. Als het mij goed
voorstaat, hangt die kaart in de vertrekkamer altijd voor
de schoorsteen in de kamer waar de Raadsstukken voor
de leden ter inzage liggen, zoodat men de terreinen
altijd kan vinden. De teekening zat dus dezen keer niet
in de portefeuille, maar men kon de sectienummers
vinden op de groote kaart.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten het voorstel
tot de volgende vergadering aan te houden.
13. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders
op het verzoek van J. Weerstra in zake verkoop van
een strookje grond aan de Arendstraat en vaststelling
van een rooilijn aldaar.
Dit voorstel luidt als volgt
In Uwe vergadering van den 31 sten Januari j.I. werd
om praeadvies in onze handen gesteld een adres van
J. F. Weerstra, alhier, waarin deze, onder mededeeling
dat hij een drietal oude huizen naast zijn kaaspakhuis
in de Arendstraat heeft aangekocht met het doel deze
af te breken en ter plaatse een kantoorgebouw te
stichten, verzoekt hem een perceeltje gemeentegrond,
deel uitmakende van de openbare straat en gelegen
vóór een der genoemde huizen aan de Arendstraat, in
koop of in eeuwigdurende erfpacht af te staan. Voorts
vraagt adressant om de rooilijn voor het nieuw te
stichten kantoorgebouw vast te stellen in het verlengde
van zijn pakhuisgevel aan de Arendstraat.
Ten opzichte van het bovenstaande verzoek zij op
gemerkt, dat hoewel wij het in het algemeen onge-
wenscht achten door verkoop van grond, als anderszins,
mede te werken tot de vernauwing van straten of tot
vermindering van open ruimte tusschen de bebouwing
in de binnenstad en er dan ook aanvankelijk tegen
inwilliging van het verzoek bij ons bedenkingen rezen,
wij, gehoord den Directeur der Gemeentewerken en den
Gemeentelijken Inspecteur van het Woningtoezicht, van
meening zijn, dat er in dit bijzonder geval geen over
wegend bezwaar bestaat om aan den wensch van
adressant tegemoet te komen. Aan verkoop van den
grond dient in dit geval de voorkeur te worden gegeven
boven uitgifte in eeuwigdurende erfpacht. De prijs kan
worden bepaald op 15.per M-.
Onder overlegging van de stukken geven wij U mits
dien in overweging te besluiten
a. tot onttrekking aan den publieken dienst en,
vervolgens, tot verkoop aan J. F. Weerstra, alhier,
van een perceeltje grond, deel uitmakende van de
Arendstraat en gelegen vóór en aansluitende aan het
kadastrale perceel, gemeente Leeuwarden, Sectie B, no.
2781, zooals op de bijbehoorende teekening met roode
kleur is aangegeven, ter grootte van ongeveer 12 M-.,
de juiste grootte nader door een landmeter van het
kadaster uit te meten, tegen den prijs van 15.— per
M-„ met bepaling, dat de op dezen verkoop vallende
kosten voor rekening van den kooper komen;
b. ais Oostelijke rooilijn voor het Noordelijk ge
deelte van de Arendstraat vast te stellen de op de bij
dit besluit behoorende teekening getrokken roode lijn.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Fransen (wethouder) meent in deze ver
gadering het voorstel te moeten doen om het voorstel,
dat nu aan de orde is, van de agenda af te voeren,
teneinde alsnog het advies te kunnen inwinnen èn van
de Commissie voor Openbare Werken èn van den Direc
teur van Gemeentewerken. Wat dezen laatste betreft, is
het spreker bekend, dat de Directeur zich niet met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders kan ver
eenigen. Spreker zou dus na advies het voorstel nader
onder de oogen willen zien.
De heer J. de Boer zou willen vragen hoe dan een
dergelijk voorstel op de agenda kan komen en bovendien
hoe dat voorstel tot stand gekomen is. Spreker hoort
nu van den wethouder dat de directeur van Gemeente
werken er niet mee bekend is. Dat lijkt spreker eigen
aardig toe.
Den heer Feddema spijt het, dat hij nog eens wat moet
zeggen, maar het betreft hier wel een eigenaardig iets.
Door den heer Weerstra is op 28 December aan Burge
meester en Wethouders gevraagd hem een stukje grond
te willen overdragen, nadat hij eerst had geprobeerd
hij moet n.l. een kantoor hebben om aan den anderen
kant een paar huisjes te koopen. Dat is echter af
gesprongen en toen heeft hij aan de zijde naar de Har
monie een drietal gekocht, in de meening, dat hij daar
mocht bouwen. Hij heeft toen aan Burgemeester en
Wethouders gevraagd of hij daar mocht bouwen en
toen hebben Burgemeester en Wethouders bezwaren
gemaakt tegen het verkoopen van het stukje grond, dat
ook in het tegenwoordige voorstel wordt genoemd.
De heer Weerstra heeft toen aan den Raad gevraagd een
rooilijn te willen vaststellen en nu komen Burgemeester
en Wethouders met voorstellen om de rooilijn te be
palen in den geest, zooals in het voorstel staat. Spreker
had gedacht dat ook de wethouder van Openbare
Werken daarmee accoord ging; het blijkt toch uit niets
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1928.
33
in dit voorstel, dat hij daar niet mee accoord gjat.
Spreker acht het wel wat een eigenaardige houding
dat de wethouder nu aanhouding van dit voorstel vraagt.
Dat hij dit vraagt voor het inwinnen van advies van
de Commissie voor Openbare Werken, daar wil spreker
op dit oogenblik afblijven, maar nu de wethouder vraagt
om de zaak uit te stellen, omdat de Directeur van Ge
meentewerken niet met het voorstel accoord kan gaan,
zou spreker willen vragen of de wethouder die bezwaren
misschien ook heeft geopperd in het college van Bur
gemeester en Wethouders. Naar sprekers meening was
de vraag, die de wethouder op het oogenblik doet, in
de vergadering van Burgemeester en Wethouders op
haar plaats geweest, maar niet hier.
De Voorzitter wil alleen de opmerking maken, dat de
wethouder van Openbare Werken gedurende twee we
ken niet aanwezig is geweest in de vergaderingen van
Burgemeester en Wethouders. Dat is de oorzaak, dat
het zoo is geloopen. Spr. moet echter eerlijk zeggen,
dat de heer Fransen zijn mededeeling aan den Raad wel
iets anders had kunnen doen.
Spreker stelt voor het voorstel 3 weken aan te houden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten het voorstel
tot de volgende vergadering aan te houden.
14. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het aangaan van een onderhandsche geldleening met
het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds te 's Graven-
hagetot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst
4927, enz. (bijlage no. 8).
De beraadslagingen worden geopend.
De heer M. Molenaar heeft aanvankelijk op een
eenigszins afwijkend standpunt gestaan ten aanzien van
dit punt, n.l. in het bijzonder ten opzichte van de be
stemming der Oorlogswinstbelasting. De leden van den
Raad zullen hebben gemerkt, dat bij het advies van de
Financiëele Commissie een minderheidsmeening is naar
voren gekomen. Die minderheid was spreker; aanvan
kelijk toch was hij van meening dat moest worden vast
gehouden aan de oorspronkelijke opinie van de Finan
ciëele Commissie, die bij schrijven van 27 Juni 1927
aan Burgemeester en Wethouders heeft voorgesteld om
het resteerende bedrag van de Oorlogswinstbelasting,
ruim 700.000.geheel te beleggen in het Grond
bedrijf. Dat kwam spreker wenschelijk voor, ook nog
in de laatste zitting van de Financiëele Commissie.
Sedert dien heeft spreker die kwestie nogmaals rijpe
lijk overwogen, hij heeft haar met verschillende per
sonen, die er van op de hoogte kunnen worden geacht,
besproken en hij is nu achteraf tot de conclusie geko
men, dat het beter is, wel mee te gaan met het voorstel,
zooals dat door het college is ingediend.
De heer Blanson Henkemans: lk wensch bezwaar in
te brengen tegen het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, om 521.000.van de Oorlogswinstuit-
keering te bestemmen voor improductieve uitgaven. Ten
opzichte van de rente maakt het natuurlijk geen verschil
uit of men kasmiddelen van de gemeente of geleend geld
gebruikt, maar ten opzichte van de aflossing is het niet
hetzelfde. Bij den tegenwoordigen rentestand derft de
gemeente Ax/2 van het bovengenoemde kapitaal aan
inkomsten, d. w. z. in 22 jaar het geheele bedrag. Wordt
daarentegen een leening gesloten met een looptijd van
40 jaar, wat voor deze objecten als geoorloofd mag
worden gerekend, dan behoeft slechts 2J4 van het
kapitaal per jaar te worden afgelost. Het nadeelig ver
schil is dus 2 's jaars of 10.500.waarmede de
begrooting onnoodig extra wordt belast gedurende 22
jaar. Het door Burgemeester en Wethouders gedane
voorstel komt dus overeen met het aangaan van een
leening met 22-jarigen looptijd, hetgeen voor bruggen,
scholen en straataanleg niet noodig is.
De heer Vromen heeft met buitengewoon veel genoe
gen deze zeer uitgebreide en uitvoerige toelichting tot
dit voorstel gezien en wil dan ook beginnen met een
woord van waardeering uit te spreken voor de poging,
die Burgemeester en Wethouders hebben gedaan, om
door groote uitgebreidheid den Raad op de hoogte te
stellen van het zeer ingewikkelde voorstel, dat voor ons
ligt.
Toch blijven er enkele vragen en misschien enkele
opmerkingen over, waaromtrent spreker gaarne zou
worden ingelicht. Als motief voor deze nieuwe leening
is in de eerste plaats aangegeven het feit, dat de kas-
geldleeningen langzamerhand tot een „zoodanig bedrag"
zooals hier wordt gezegd zijn aangegroeid. Hier
uit heeft spreker als raadslid de conclusie getrokken en
het gevoel gekregen, dat het voor een raadslid buiten
gewoon moeilijk is, ook al wordt bij de begrooting een
staat overgelegd van de geconsolideerde leeningen en
schulden, om een oordeel te krijgen over de schulden
en bezittingen der gemeente; het is toch maar de vraag,
hoe groot op dat oogenblik en op andere oogenblik-
ken de kasgeldleeningen zijn. In verband met deze
uitvoerige toelichting wil spreker dan ook vragen: zijn
Burgemeester en Wethouders genegen om, hetzij nu of
den volgenden keer bij de begrooting, wanneer zij een
staat van de leeningen opgeven en den Raad een over
zicht geven van de schulden en bezittingen, dan ook
een overzicht te geven van de kasgeldleeningen, dus hoe
de kaspositie is? Spreker meent dat dit ook iets is, wat
den Raad wel interesseert.
Ten opzichte van de onderdeelen, waarover ook deze
leening is verdeeld en over de verdeeling der objecten
een enkele vraag. In de eerste plaats: zou het niet juister
zijn geweest om ook in de eerste plaats het restant van
de pas geconverteerde leening van 1919, waarvan een
bedrag van 446.000.nog niet is ondergebracht,
hierbij onder te brengen? Welk motief heeft het college
dat dit restant hier niet is ondergebracht?
Voorts meent spreker een enkele opmerking te moeten
maken in verband met het voorstel ten opzichte van de
Oorlogswinstbelasting, zooals spreker het maar zal
noemen. Hij heeft eenigszins andere bezwaren dan zijn
buurman daartegen heeft en wel deze, dat door de wijze,
waarop met het Oorlogswinstpotje zal worden gehan
deld, in de toekomst als het ware deelen uit de gemeen
tebegrooting zullen worden gelicht, die daarop toch
eigenlijk thuis hooren en waardoor dus een onjuist beeld
van die begrooting zal worden verkregen. Als voorbeeld
wil spreker noemen het Hoofdstuk Onderwijs. Doordat
2 scholen, die pas zijn gebouwd, nu in eens zullen wor
den afgeschreven, zal op het Hoofdstuk Onderwijs daar
van in het vervolg geen rente meer op de gemeentebe
grooting komen. Het gevolg zal zijn een geflatteerde
toestand van de kosten van het onderwijs op de be
grooting.
Nu gunt spreker den wethouder van Onderwijs gaarne
deze is er niet, maar hij zal het wel hooren, dat spr.
hem dat gaarne gunt dat het daardoor lijkt, dat op
zijn begrooting 10.000.minder aan rente behoeft
te worden uitgekeerd en dat het daardoor dus ook lijkt
i alsof er op wordt bezuinigd, maar spreker meent toch,
dat deze wijze van doen niet heeleniaal juist is.
Het spijt spreker daarom dat de minderheid in de
Financiëele Commissie niet voet bij stuk heeft gehouden
en niet bij het advies van die commissie van Juni 1927
is blijven staan, waarin ook is gezegd, dat het geheele
bedrag van 706.000.uit het Oorlogswinstpotje
dat, hetzij nog heelemaal aanwezig is, hetzij momenteel
alleen een boekhoudkundige post vormt plus de
103.000.— van overgeschoten posten van den Kapi-