36 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1928. gevend goed, samen leent aan het Grondbedrijf, dan behoeft men daarvoor deze nieuwe leening niet te sluiten, want dan is het daarvoor benoodigde bedrag op ongeveer 1 ton na gedekt. Men gaat nu toch ook niet het totaal benoodigde bedrag leenen; voor het Grondbedrijf blijft er ook nu nog een bedrag van 288.000.— ongedekt. Dan is het bedrag voor het Grondbedrijf ongeveer gedekt en dan kan het restant van de aan te gane leening beschikbaar blijven voor uitgaven voor improductieve doeleinden, die zijn ge maakt en die terecht zijn gemaakt; die gelden zijn wij schuldig gebleven en moeten wij dus betalen. Wat hier wordt voorgesteld is naar sprekers meening een onjuiste financieele politiek. Het gaat hier niet om een scheiding van departementen, maar de begrooting zal in de toekomst geen juist beeld geven, als men ver schillende objecten thans in eens afschrijft, zoodat men aflossing en rente van die objecten niet meer op de begrooting terug kan vinden. Spreker weet wel dat het totaal resultaat van de exploitatie der gemeente er niet door wordt veranderd, maar daar gaat het hier ook niet om; wanneer wij op deze wijze te werk gaan, weten wij dat de werkelijke kosten voor verschillende objecten niet meer op de begrooting zijn terug te vinden. Men zal dan een volgend jaar, als de kosten van Onderwijs b.v. worden uitgedrukt door a, moeten bedenken dat die kosten feitelijk zijn a -(- 10.000.Dat is de groote fout en daarom had spreker liever dat de leening op de door hem voorgestelde wijze over de verschil lende objecten werd verdeeld. Wat de kaspositie van de gemeente betreft, deze is blijkbaar niet ongunstig, maar kan naar sprekers mee ning vrij gunstig worden genoemd. Wanneer er een bedrag van 1 millioen is geleend voor kasgeld, waar van een bedrag van 450.000.is bestemd voor afgeloste schuld, dan is die kaspositie niet zoo on gunstig te noemen, dat deze het noodig maakt, dit potje op te gebruiken al is het eigenlijk niet een op gebruiken Spreker moet bezwaar blijven maken tegen de manier, waarop de zaak op het oogenblik wordt voorgedragen en tegen de consequenties, die daaraan vast zitten bij de begrootingswijziging. Hij zal met genoegen voor de leening stemmen, maar niet voor de begrootingswijziging en speciaal niet voor dat deel, waarbij de Oorlogswinst belasting wordt bestemd om daarmee terecht gedane improductieve uitgaven te betalen. De heer Blanson Henkenians merkt op dat de wet houder eigenlijk niets heeft beweerd tegen het door spreker genoemde feit dat wij het voorgeschoten geleend geld voor improductieve werken, als wij de Oorlogs winstbelasting voor dit doel gaan besteden, buiten gewoon sterk gaan aflossen. Wij hebben dan iets in 22 jaar af te lossen, waarover wij 40 jaar hadden kun nen doen en wij zullen op die manier een extra jaar- lijksche aflossing hebben van 10.500.Dat is op geen enkele manier goed te praten. De heer Botke: Daar snap ik niets van. De Voorzitter: Het woord is aan den heer Botke. De heer Botke zou nog wel een enkel woord willen zeggen nu de heer Vromen zegt dat de begrooting wordt geflatteerd en men daar geen goed overzicht van zal krijgen. De leening van 2 mfllioen, die in 1920 is aangegaan, gold voor z.g. crisisuitgaven en is ook aan gegaan voor uitgaven voor z.g. improductieve werken. Wanneer toen in dien tijd deze 500.000.— aanwezig was geweest, zou die leening kleiner zijn geworden. Dan was die aangegaan tot een bedrag van 1.500.000. en dan zouden dus ook de aflossingen lager zijn geweest. Als wij de zaak zoo zien, dan kan het ook best zijn dat wij voor de objecten door den heer Vromen genoemd te veel aan aflossingen hebben betaald. Als de Oorlogs winstbelasting indertijd op de juiste manier was ge bruikt, was dat niet noodig geweest. Doordat de Oor logswinstbelasting indertijd niet op de juiste manier is gebruikt, is de begrooting toen te ongunstig voorgesteld. De heer Westra heeft van den heer Vromen gehoord hoe deze wil stemmen en waar hij dit meedeelt, tracht hij natuurlijk den Raad ook te overtuigen dat zijn ziens wijze juist is, n.l. dat hij er niet in kan meegaan de ruim 520.000.uit de Oorlogswinstbelasting te besteden voor de betaling van improductieve werken. Spreker zou den Raad toch willen waarschuwen in het idee van den heer Vromen mee te gaan, omdat dit zal beteekenen, dat wij die 520.000.in den loop van 40 jaren uit de gewone middelen zullen moeten opbrengen. Wij zullen daarvan dan niet alleen de rente maar ook de aflossing moeten betalen. Wat de rente betreft, die is vrijwel gelijk of wij het geld reserveeren of niet, maar als wij dat geld nu gaan besteden, be hoeven wij de aflossing van dat bedrag niet meer op te brengen. Gaat de Raad met het idee van den heer Vro men mee, dan beteekent dit, dat wij in 40 jaren een bedrag van 520.000.zullen moeten aflossen, welke gelden uit de belastingen zullen moeten worden gevon den. Dit als waarschuwing tegen het idee van den heer Vromen. De heer Vromen: Daar zit juist het flatteeren in, dat men dat nu ineens betaalt. De heer Ritmeester (wethouder) zou nog gaarne even terug willen komen op de kasgeldpositie en den financieelen toestand van de gemeente. Hij gelooft niet dat de vergelijking, die de heer Vromen in dat opzicht trekt, juist is. Deze heeft gevraagd hoe de kasgeld positie op 21 Februari 1928 is en nu heeft spreker in zijn antwoord gezegd, dat er f 1.050.000.aan kasgeld is geleend, maar men moet niet vergeten, dat dit lee- ningsontwerp is gebaseerd op den toestand van 31 De cember 1926, zoodat wij op dat punt thans een geheel anderen toestand hebben. Dat nu de kasgeldpositie zoo goed lijkt, komt, doordat wij kortgeleden reeds 1.600.000.als voorschot op deze leening hebben gekregen van het Burgerlijk Pensioenfonds, welk bedrag wij op het oogenblik als tijdelijk kasgeld hebben. Zoo dat men daardoor met de geheele zaak, die wij op het oogenblik hebben, feitelijk kan aannemen, dat wij op dit moment een schuld hebben van 2.700.000.nog vermeerderd met alle mogelijke tekorten, die in 1927 zijn verwerkt. Men begrijpt dus dat de toestand niet zoo schitterend is en dat men derhalve op het oogen blik, bij de behandeling van dit voorstel, daarmee reke ning dient te houden. Wat betreft de kwestie van het besteden van de Oorlogswinstbelasting, moet men niet vergeten dat in elk geval steeds door het Grondbedrijf rente zou moe ten worden betaald, die aan de gemeente ten goede zou komen. Hoe groot dat rentepercentage zou zijn, weet spreker niet, maar stelt men dat op het oogenblik gelijk met het percentage, dat wij zelf thans moeten betalen, dan komt het er in de practijk op neer, dat wij dan toch steeds de aflossingen voor de improductieve werken uit de gemeentekas zouden moeten betalen. En waar wij nu, practisch gesproken, de Oorlogswinstbe lasting nergens anders voor mogen gebruiken dan öf voor aflossing van oude leeningen öf voor het voor komen van nieuwe leeningen wat practisch hetzelfde is gaan wij dus het geld besteden om een nieuwe leening te voorkomen, door genoemde improductieve werken direct te betalen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 13. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1928. 37 Aan de orde is het voorstel sub 4. De heer Vromen vraagt stemming hierover. De Voorzitter merkt op, dat de begrootingswijziging, waarover gestemd zal moeten worden, bij de stukken ligt en dat die begrooting, zooals te doen gebruikelijk is wanneer er eenig bezwaar tegen is, post voor post in stemming zou moeten komen. Maar de zaak, waar het hier om gaat, is zoo door de geheele begrootings wijziging verwerkt, dat op het oogenblik niet is te zeg gen welke post hier en welke daar op betrekking heeft. Het lijkt spreker daarom beter toe deze begrootings wijziging in haar geheel in stemming te brengen, omdat alle posten in onverbrekelijk verband met elkaar staan. Mocht de Raad eventueel meegaan met het bestemmen van de Oorlogswinstbelasting, zooals de heer Vromen heeft gezegd, dan zal het gevolg zijn, dat deze begroo tingswijziging geheel zal moeten worden omgewerkt. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders sub 4 wordt met 19 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Ritmeester, Muller, Dijkstra, Van der Veen, Feitsma, Hooiring, mevrouw Buisman" Blok Wijbrandi, de heeren Tiemersma, J. de Boer, Fed- dema, Botke, Tamminga, M. Molenaar, O. F. de Vries, Westra, IJ. de Vries, B. Molenaar, Westerhuis en Fransen. Tegen stemmen de heeren Blanson Henkemans, Oosterhoff en Vromen. 15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake doortrekking van den walmuur langs den Sneeker trekweg. Dit voorstel luidt als volgt De Coöperatieve Vereeniging tot Aankoop en Be werking van Landbouwbenoodigdheden voor Friesland (C. A. F.) verzoekt bij adres van 11 Februari j.I. den walmuur voor haar pand aan den Sneekertrekweg over een lengte van ongeveer 10 Meter in Westelijke richting te mogen doortrekken tot de grens van het gemeente eigendom ter plaatse. Tevens vraagt zij de kosten van het maken van de aanvulling achter den muur en van de bestrating daarop voor rekening der gemeente te nemen en den dienst dei- Gemeentewerken met het toezicht op de uitvoering van het werk te belasten. De doortrekking van den kade muur zal het verkeer langs den Sneekertrekweg ten goede komen en voor versterking van dien weg van belang zijn, zoodat er voldoende aanleiding bestaat de kosten van aanvulling en bestrating, die op ongeveer 170.worden geraamd, ten laste van de gemeente te brengen; het toezicht kan zonder bezwaar van ge meentewege worden uitgeoefend. In verband met de thans in uitvoering zijnde ver betering van den Sneekertrekweg komt het ons echter wenschelijk voor, dat de gemeente rechtstreeks opdracht geeft tot het bouwen van het nieuwe gedeelte walmuur, mits de C. A. F. de kosten van het werk aan de ge meente terug betaalt. Adressante kan zich met deze regeling vereenigen. Onder overlegging van de stukken geven wij U mits dien in overweging te besluiten tot het bouwen van een walmuur, in aansluiting aan den kademuur voor het pand van de Coöperatieve Vereeniging tot Aankoop en Bewerking van Landbouwbenoodigdheden voor Fries land (C. A. F.) aan den Sneekertrekweg tot de grens van het gemeente-eigendom aldaar, onder bepaling, dat de kosten van dit werk, met inbegrip van het maken van een grondkeering langs de grens van het gemeente eigendom, door die vereeniging aan de gemeente worden betaald, een en ander met dien verstande, dat de kosten van het maken van de aanvulling achter den kademuur en van de bestrating daarop voor rekening van de ge meente komen. 16. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het voeren van een rechtsgeding tegen Mr. C. Beekhuis, alhier, ter zake van diens pensioen als oud-wethouder. Dit voorstel luidt als volgt In ons praeadvies van 18 Januari 1928, uitgebracht op een adres van mr. C. Beekhuis, alhier, betreffende de berekening van zijn pensioen als oud-wethouder dezer gemeente, gaven wij U in overweging om, met intrekking van Uw desbetreffend besluit van 1 No vember 1927, aan den heer Beekhuis alsnog een pen sioen toe te kennen van 1612.50. Dit voorstel kon evenwel in Uwe vergadering van 31 Januari j.I. geene meerderheid verwerven, zoodat het hierbedoelde pen sioen bepaald bleef op 387.50. De heer Beekhuis, die zich met de door Uwen Raad gehuldigde opvatting omtrent de toepassing der onder- werpelijke verordening en de daaruit voortvloeiende berekening van zijn pensioen niet kan vereenigen en die overtuigd is van zijn recht op een pensioen van 1612.50, heeft zich, tengevolge van de door U ge nomen beslissing naar hij opmerkt zeer tot zijn leedwezen genoodzaakt gezien te dezer zake de tusschenkomst van den rechter in te roepen. Bij de te Uwer kennisneming overgelegde dagvaarding eischt hij thans van de gemeente betaling van een bedrag, groot 510.621/2, wegens pensioen, hem z. i. verschuldigd over het tijdvak van 7 September 1927 tot 1 Januari 1928. Hoewel de meerderheid van ons College, gelijk Uwe Vergadering bekend is, het standpunt van mr. Beekhuis ten opzichte van de berekening van diens pensioen deelt, meenen wij, gelet op Uwe beslissing van 31 Ja nuari j.I., U niet te mogen raden in den eisch te berusten, doch stellen wij U voor, daartegen verweer te voeren. Mitsdien geven wij U, onder overlegging van het door ons ingewonnen rechtskundig advies, in over weging te besluiten tot het voeren, als verweerder, van een rechtsgeding tegen mr. C. Beekhuis, alhier, zoo noodig ook in hooger beroep en cassatie, ter zake van de betaling, als boven omschreven, van het door hem van de gemeente gevorderde wethouderspensioen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou ders sub 15 en 16. 17. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het schrijven van Curatoren van het Gymnasium betreffende wijziging van de verordening voor die in richting van onderwijs (bijlage no. 9). De beraadslagingen worden geopend. Den heer Vromen is het niet duidelijk, waarom het noodzakelijk is dat de vacantie aan het gymnasium met een week wordt verlengd, want daar komt practisch dit voorstel op neer. Volgens de oude regeling was de vacantie hoogstens 7 weken en nu wordt deze tot min stens 8 weken verlengd. Dit lijkt spreker niet juist en daarvoor komen ook niet voldoende motieven voor in het schrijven van Curatoren. Als spreker nagaat hoe de vacanties zijn geregeld niet bij de enkele gymnasia, die hier zijn genoemd, maar b.v. door het Rijk bij de 5-jarige H. B. S., waarvan spreker meent dat zoowel de leerlingen als het personeel een zelfde mate van vacantie toekomt, dan zijn die vacanties een week korter; bij Koninklijk besluit van Juli 1926 is die va cantie geregeld vanaf den zevenden Zaterdag en niet

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 8