38 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1928. den achtsten voor den eersten Dinsdag in September. Spreker zou dus, waar hij uit het schrijven van Cura toren geen overwegend motief heeft gevonden om de vacantie op 8 weken te stellen, alsnog aan Burgemees ter en Wethouders in overweging willen geven om in de voorgestelde wijziging in plaats van „die aanvangt op den achtsten Zaterdag" te lezen: „die aanvangt op den zevenden Zaterdag". De Voorzitter geeft toe, dat Curatoren in hun schrij ven het voorstel niet erg hebben gemotiveerd. Waarom niet? Spreker wil wel even vertellen hoe deze zaak in de wereld is gekomen. Sedert eenige jaren wordt aan het gymnasium reeds een vacantie gegeven, zooals nu wordt voorgesteld. Dat is destijds door Curatoren op voorstel van den rector gedaan, op grond van het onderwijsbelang, omdat het absoluut voor leerlingen zoowel als voor personeel noo- dig was. Curatoren hadden echter telkens weer be zwaar, omdat men meende dat men in strijd handelde met de verordening en waar Curatoren zich nu wel konden vereenigen met een vacantie, zooals die de laatste jaren is gegeven, is bij hen het voorstel gekomen om dan ten minste voor te stellen de verordening in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid, op dat niet steeds de verordening zou worden overtreden. Het gevolg daarvan is dit voorstel en om nu een goed denkbeeld hierover te hebben zijn de vacanties genoemd aan andere gymnasia. Aan bijna alle gymnasia is deze regeling gevolgd en bij verreweg de meeste is deze vacantie gelijk en bij verschillende zelfs nog langer. Bij het eene gymnasium heeft men nu wel die omschrijving van de regeling terwijl men bij een ander gymnasium het weer op een andere manier berekent, maar volgens Curatoren komt het altijd op deze vacantie neer. Cura toren hebben nu deze regeling voorgesteld, omdat ook volgens de nieuwe Onderwijswet de cursus altijd aan vangt op den eersten Dinsdag in September. Daarom is deze eenvoudige redactie gekozen en daarom staaf er dat de vacantie aanvangt op den achtsten Zaterdag daarvoor. Wat is nu het gevolg en wat is het verschil met de tegenwoordige regeling? Tegenwoordig is de vacantie ten hoogste 7 weken en nu is het gevolg van deze nieuwe zinsnede, dat de vacantie dien Maandag langer zal zijn en niet, dat de vacantie 8 weken duurt. Spreker wil opmerken, dat de vacantie nu ook al 7 weken plus een paar dagen duurt. Want het komt hier op neer, dat men des Zaterdags vacantie geeft, zoodat de Zaterdag en de Zondag er al bij komen. Zegt men nu den eersten Maandag in plaats van den eersten Dinsdag in Sep tember en neemt men overigens precies dezelfde re dactie, dan is de vacantie gelijk aan die volgens de be staande verordening en dan komt het er dus op neer dat die Maandag het eenige verschil is. Curatoren meenen, op advies van den rector, dat een dergelijke vacantie aan die inrichting noodig is en van daar dat zij meenden dat hun voorstel niet zoo erg be hoefde te worden gemotiveerd Curatoren waren met die wenschelijkheid meer vertrouwd dan de gemeente raad, die daar anders tegenover staat. Dat is waar schijnlijk de oorzaak geweest, dat zij niet de langere vacantie hebben gemotiveerd, maar meer het in orde maken van den strijd, die er bestaat tusschen de veror dening op papier en de werkelijkheid. De heer Vromen zegt, dat zijn bezwaren niet gaan tegen de redactie van het artikel. Deze is precies zoo als het Koninklijk besluit voor de Rijks Hoogere Bur gerschool aangeeft. Dat de vacantie loopt tot den eer sten Dinsdag in September, is bij de rijksregeling ook zoo, maar het begin van de vacantie is daar op den zevenden en niet op den achtsten Zaterdag. Verder is het niet waar dat de vacantie begint op Zaterdag. Formeel is dat wel zoo, maar de Voorzitter weet ook wel, dat op Donderdag en Vrijdag daarvoor de toelatingsexamens worden gehouden, zoodat de va cantie des Woensdags al begint. De vacantie is nu hoogstens 7 weken en wordt nu minstens 7 weken plus 1 dag. Spreker ziet niet in dat dit noodig is. Ten slotte vindt spreker ook dat, wanneer men hier een regeling maakt, men niet moet kijken naar den toe stand aan de gymnasia elders, maar dat men moet kijken naar den toestand van het Middelbaar Onderwijs hier ter stede. Spreker weet wel dat de gymnasia be- hooren tot de inrichtingen voor Hooger Onderwijs, maar dat verschil zullen de heeren hier wel uit het oog willen verliezen. Als dan de leerlingen aan de Hoogere Burger school 7 weken vacantie krijgen, waarom moeten dan de leerlingen aan het gymnasium meer hebben? Waar hier geen zakelijke argumenten zijn aangevoerd, waar om dat voor het onderwijs van belang is, zou spreker den Voorzitter willen verzoken het woord „achtsten" te veranderen in „zevenden". Dan is hier voor de middel bare scholen en de school die daar het meest op lijkt, het gymnasium, een gelijke vacantie. De Voorzitter hoort dat de heer Vromen zegt, dat de vacantie voor de leerlingen reeds begint op Donderdag. Dat is volkomen waar; als er toelatingsexamens zijn, wordt er op dergelijke dagen geen les gegeven. Maar spreker wil daarbij opmerken, dat dan toch voor de leeraren de vacantie pas op Zaterdag begint De heer Vromen: Die acht ik voor hen ook lang ge noeg. De Voorzitter: Dat is een tweede kwestie, maar dat hebt U ook niet bijgebracht De heer Vromen: Ik houd mij aan de rijksregeling. De Voorzitter Maar 't is een andere kwestie of die voldoende is. Daar behoeven wij hier niet naar te kijken. Spreker kan zich ook wel beroepen op de rege ling aan het Haagsche gymnasium, waar de vacantie 9 weken is en ook wel op andere, waar zij minder is, maar hij wil dat niet doen; dat is voor hem geen argu ment. Hier is niet gezegd dat personeel en leerlingen voldoende zijn uitgerust na een vacantie van 7 weken; dat argument is niet gebruikt en wanneer men dat niet doet, kan een ander op gronden, die niet op paedago- gisch of opvoedkundig gebied liggen, wel zeggen dat de vacantie aan het gymnasium nog korter moet zijn. Spreker wil dit nog opmerken, dat op het oogenblik de redactie is, dat de vacantie hoogstens 7 weken is en dat dit altijd is opgevat als 7 vrije weken voor leer lingen en voor personeel, m. a. w. kregen de leerlingen tot nu toe eerder vrij, dan zal dat nu ook worden ge geven. De toestand blijft dus dezelfde, alleen krijgt men het verschil van dien eenen dag. Dat is het eenige en verder sluit de voorgestelde regeling aan bij de practijk. Nu komt, wat de heer Vromen zegt, eigenlijk hier op neer, dat hij niet alleen de nieuwe regeling niet wil hebben, maar dat hij zelfs op de oude nog wil beknib belen en daarvoor is in het geheel geen reden, daar voor heeft spreker in 't geheel geen argumenten ge hoord. Spreker vraagt of de heer Vromen er een voorstel van wenscht te maken. De heer Vromen: Neen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 18. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het verzoek van de R. K. Schoolvereeniging alhier om voor de stichting en eerste inrichting van een bij Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 Februari 1928. 39 zondere lagere school op een terrein benoorden de St. Bonifaciuskerk de benoodigde gelden uit de gemeentekas beschikbaar te stellen. Dit praeadvies luidt als volgt In Uwe vergadering van 31 Januari j.l. werd om prae advies in onze handen gesteld het verzoek met bijlagen van het Bestuur der Roomsch-Katholieke Schoolveree niging, alhier, om de voor den bouw en de eerste in richting van een lagere school benoodigde gelden uit de gemeentekas beschikbaar te stellen. Deze gelden kunnen aangevraagd worden ingevolge artikel 72 e. v. der Lager Onderwijswet 1920. Artikel 73 dier wet schrijft o. a. voor, dat bij de aanvrage tot het ontvangen van die gelden worden overgelegd a. eene verklaring, waaruit blijkt, dat een school voor gewoon lager onderwijs, als hier het geval is, in eene gemeente met 25000 en meer, doch minder dan 50000 ingezetenen door ten minste 60 leerlingen zal worden bezocht; b. eene verklaring, waarbij de vereeniging zich ver bindt om, voordat met den bouw wordt aangevangen, als waarborgsom een bedrag, gelijkstaande met vijftien ten honderd van de stichtingskosten, in de gemeentekas te storten; c. eene opgave van het getal leerlingen voor wie het gebouw ruimte moet bieden, het maximum getal leer lingen dat per klasse zal worden toegelaten, het getal klassen, zoomede of de school bestemd zal zijn voor het geven van gewoon of voor uitgebreid lager onder wijs; d. eene verklaring, waaruit blijkt, dat het bestuur der vereeniging voor de nieuw te stichten school is aan gesloten bij eene groep bijzondere scholen, welke een commissie van beroep, als bedoeld in artikel 89, 7e lid, dier wet, hebben ingesteld. Verder bepaalt artikel 74 nog, dat de stichtingskosten omvatten a. de kosten ter verkrijging van den grond door de gemeente of, wanneer grond wordt gebruikt, die eigen dom der gemeente of van de vereeniging is, voordat tot den bouw werd besloten, de geschatte waarde daarvan; b. de kosten van eerste inrichting met inbegrip van de schoolmeubelen. Ten slotte zij nog gewezen op het eerste lid van 11 van artikel LXIV der wet van 16 Februari 1923 (Staats blad no. 38) tot wijziging der Lager Onderwijswet 1920 (slot- en overgangsbepalingen), dat als volgt luidt „Tot 1 Januari 1929 zullen bij de medewerking tot de stichting eener nieuwe school onder de leerlingen, waarop de verklaring, bedoeld in het eerste lid van artikel 73 onder a, betrekking heeft, niet worden mede- gerekend leerlingen, die de door hen bezochte gelijk soortige bijzondere school zouden verlaten, doch voor wie op de school gelegenheid tot plaatsing in de voor hen bestemde klasse zoude blijven, tenzij aanzienlijke toeneming van de bevolking in eenig deel der gemeente tot de stichting aanleiding geeft." Wij hebben hiermede een overzicht gegeven van de v/etsbepalingen, waarmede bij dit verzoek rekening moet worden gehouden. Uit de stukken blijkt, dat het Schoolbestuur voor nemens is de school te bouwen op een het Bestuur toe- behoorend terrein, gelegen benoorden de St. Bonifacius kerk. Bij het overleg, door ons, ingevolge het le lid van artikel 77 der bovenaangehaalde wet, met het School bestuur gehouden, bleek, dat om verschillende redenen aan dit terrein de voorkeur wordt gegeven. Wij merken evenwel op, dat wij krachtens het 6e lid van artikel 77 tegen de keuze van dit terrein, indien daartoe, om welke reden dan ook, aanleiding mocht bestaan, nog bezwaar kunnen maken. De stukken wijzen genoegzaam aan, dat voldaan is aan vorenaangehaald artikel 73. Overgelegd worden twee lijsten (A en B) met handteekeningen van ouders van leerlingen, die de school zullen bezoeken. Lijst A vermeldt die leerlingen, die op 1 September 1928 tijdstip waarop de school, zoo mogelijk, in gebruik zal worden genomen den leerplichtigen leeftijd bereikt zullen hebben, terwijl lijst B kinderen vermeldt, die reeds als leerlingen eener school van deze Schoolveree niging, t. w. die aan de Tweebaksmarkt (Julianaschool B) staan ingeschreven, maar voor welke leerlingen op die school in de voor hen bestemde klasse met ingang van 1 September a.s. geen plaats meer is. Na onderzoek is ons gebleken, dat lijst A geen aanleiding tot opmer kingen geeft. Wat lijst B betreft, worde verwezen naar het hierbij overgelegd bericht van den Inspecteur van het Lager Onderwijs, waaruit o. m. blijkt, dat inderdaad voor de daarop vermelde leerlingen met ingang van 1 September 1928 geen plaats meer is op de Juliana school B aan de Tweebaksmarkt of op eene andere school der vereeniging. Het getal leerlingen, getoetst aan 11 van artikel LXIV der bovenvermelde wijzigingswet, hetwelk de op te richten school gaat bezoeken, zal dus meer dan zestig bedragen, zoodat de gemeente de benoodigde gelden beschikbaar behoort te stellen. Wij geven U dan ook, onder overlegging van de stukken, in overweging voor het Bestuur der Roomsch- Katholieke Schoolvereeniging, alhier, uit de gemeente kas gelden beschikbaar te stellen ten behoeve van het bouwen van een school voor gewoon lager onderwijs. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter schorst de openbare vergadering en doet de deuren sluiten. Na heropening van de openbare vergadering wordt deze, niemand meer het woord verlangende, door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 9