82 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1928.
wordt aangenomen, zal de toestand om de veemarkt des
Vrijdags bestendigd blijven.
De Voorzitter: Dus, dat is Uw argument tot aanhou
ding daarom zoudt U een plan in overweging willen
nemen, dat minder kostbaar is en waarvan de oplossing
zou moeten worden gezocht aan den Oostelijken kant
van de veemarkt. Daarvan zou U een overzicht willen
hebben.
De heer Feddema zegt dat, toen dit plan is gekomen
in de commissie voor Openbare Werken, hij de vraag
heeft gedaan, waar hij er zelf niet voldoende in zit, of
het beslist noodzakelijk en urgent was, dat de veemarkt
werd uitgebreid. Daar is toen in die vergadering naar
zijn meening voldoende op geantwoord.
Dat de zaak urgent is blijkt ook wel hieruit, dat de
directeur of de marktmeester zegt, dat men reeds in
April zal moeten beginnen, als men nog dit jaar gereed
wil komen. Daarom zou spreker niet meer zooveel uitstel
willen hebben.
Wanneer het nu toch werkelijk tot uitbreiding moet
komen, acht spreker dit plan op het oogenblik het beste,
dat er bestaat, vooral, als men bedenkt, dat het plant
soentje, afgescheiden van het feit dat het jammer zou
zijn als het moest verdwijnen, niet voldoende ruimte zal
geven. Bovendien zullen dan ook de toegangswegen op
de markt zeer slecht blijven, waarvan juist de markt
meester verbetering vraagt. Wordt echter het voorge
stelde plan uitgevoerd, dan zal men, zooals de heer
J. de Boer reeds heeft gezegd, breede wegen van 7 M.
op de markt krijgen, waar de wagens voldoende kunnen
staan en rijden en waardoor ook de toegangswegen tot
de markt zullen worden ontlast. Daarom kan spreker
met dit voorstel wel meegaan.
De Voorzitter zou eerst wel iets willen zeggen naar
aanleiding van het voorstel van den heer Feitsma. Deze
trekt zijn eerste voorstel in en aangezien hij zijn tweede
voorstel tot aanhouding niet had gemotiveerd, heeft
spreker den heer Feitsma gevraagd op welke gronden
hij nu dit voorstel tot aanhouding doet. Spreker moet
nu eerlijk zeggen, naar aanleiding van het antwoord van
den heer Feitsma, dat deze dit tweede papiertje feitelijk
niet had behoeven te schrijven, omdat, wat hij thans
mondeling heeft meegedeeld, precies op het eerste
voorstel van kracht is. De heer Feitsma zou, met het
oog op den slechten toestand van de omgeving, alsnog
aan een minder kostbaar plan tot uitbreiding naar het
Oosten de voorkeur geven. Er is toch niets anders mo
gelijk dan uitbreiding naar het Oosten en dus door bij
trekking van het plantsoen, want dit ligt aan den Oost
kant va«n de markt. De heer Feitsma wenscht dus dit
plan aan te houden om een onderzoek tot uitbreiding
naar het Oosten mogelijk te maken, en wel in verband
met de omgeving van de veemarkt. Dat begrijpt spreker
uit de toelichting van den heer Feitsma.
Meent deze dan misschien, dat door bijtrekking van
het plantsoen, het voor de omgeving beter kan worden?
Anders kan spreker de zaak niet begrijpen; een andere
uitbreiding dan die naar het Oosten, weet hij niet
De heer Feitsma: Op grond van de financiën.
De Voorzitter: Dan zou ik U willen vragen: U laat
dus de toestand van de omgeving geheel vallen
De heer Feitsma: Ik handhaaf mijn bezwaar omtrent
den toestand der omgeving en daarom vraag ik een op
lossing door uitbreiding in Oostelijke richting.
De Voorzitter: Dan wil ik dit vragen: dan zoudt U
daardoor toch een beteren toestand willen scheppen
dan die, welke op het oogenblik met het verdiepings
plan wordt gemaakt
De heer Feitsma zegt dat, wanneer dit plan wordt
aangenomen, de toestand van de omgeving feitelijk ge
durende onafzienbaren tijd gelijk blijft. Wanneer wij nu
een oplossing zoeken in Oostelijke richting, blijft die
toestand voortoopig gelijk. Maar wanneer dan straks
misschien een rationeele oplossing van het vraagstuk
wordt gevonden, b.v. door bijtrekking van het kanaal,
zooals straks is gezegd bij de bespreking over meer los-
ruimte, zal daardoor de toestand in de omgeving van
de Willemskade worden verbeterd. In dien tusschentijd
zou dan de handel en de markt gered kunnen worden
met deze uitbreiding van de markt met het park; dit zou
dus feitelijk moeten worden beschouwd als een over
gangsmaatregel.
De Voorzitter dankt den heer Feitsma voor diens
inlichtingen. Het is hem nu duidelijk geworden wat
precies de bedoeling is en hij wil daar even op ingaan.
Spreker zou zeggen: als men dat wil, doe dan maar
liever niets. Hij gelooft dat men dan beter den toestand
maar precies kan laten zooals die is; het zou zonde zijn
voor het geld, als men het idee van den heer Feitsma
ging toepassen, omdat dan werkelijk de toestand van
de omgeving tijdens de markt niet zou verbeteren.
Spreker wil er hier uitdrukkelijk op wijzen, dat de
meening, dat bij uitvoering van dit voorstel de toestand
van de omgeving van de markt gelijk zou blijven bij die
van tegenwoordig, absoluut niet zijn meening is. Hij
juicht het verdiepingsplan daarom zoo toe, omdat wij
daardoor een zeer groote ruimte krijgen op den beganen
grond van de markt, die wij noodig hebben voor den
aanvoer. Nu is het niet waar dat de aanvoer niet ver
meerdert spreker weet dat de statistieken uitwijzen,
dat de aanvoer in 1927 ruim 42.000 stuks vee grooter
is geweest dan in 1926. Die aanvoer zal nu wel niet
ieder jaar zoo stijgen, maar spreker wil toch zeggen
dat het aantal beesten vermeerdert en dat de wijze van
aanvoer is veranderd en om nu aan beide tegemoet te
komen, zal men in de eerste plaats het aantal beesten
meer plaats moeten geven en in de tweede plaats moeten
zorgen dat op de markt zelf geen opstoppingen plaats
vinden. Dat is de kwestie.
De paden tusschen de hokken op de markt zijn op
het oogenblik zoo, dat twee normale veewagens er
precies kunnen staan en dat, als men daar langs wil
loopen het is de Vergadering bekend dat spreker
persoonlijk ook nog al eens op de markt komt men
er langs moet schuiven, tusschen de hokken en de wa
gens door. Nu moet spreker bij ervaring zeggen dat
iedereen, die varkens moet lossen, dit tracht te doen
zoo dicht mogelijk bij het begin van de marktdaar
worden de hokken het eerst gevuld, aan dezen kant een
en aan dien kant een. Alles, wat dan verder de markt
op en op de Sneeker- en Willemskade staat, is dan tot
absoluten stilstand gedoemd, ook al moet men maar één
hok verder zijn, omdat die twee wagens daar staan. De
heele zaak moet dus zoo blijven staan, tot die twee
vette ,,bargen" er uit zijn.
Nu is de bedoeling om die straten zoo te maken dat,
als no. 1 en no. 2 de varkens nog aan hun ooren staan
te trekken, de derde wagen naar zijn plaats kan gaan
en de vierde ook, enz. Daardoor zal dan het lange wach
ten op straat voor een groot deel worden gecoupeerd.
Dat is de groote oorzaak dat de toestand onhoudbaar
is, zooals de heer Tamminga heeft gezegd. De toestand
is in zooverre onhoudbaar, buiten op straat gaat het
nog wel, maar wat de wagens betreft, is de toestand
werkelijk onhoudbaar. Spreker zou althans zeggen dat
het meer onhoudbaar is voor de voerlui, want die moe
ten vaak één of twee uur wachten.
De heer Tamminga heeft ook gezegd dat de toestand
onhoudbaar is, wat het vee betreft. Nu is den vorigen
Vrijdag de nieuwe verbreede Zuidersingel er bij gebruikt.
Spreker is overtuigd dat men de aanvoeren van den
laatsten tijd, wat de wagens betreft, niet als een maxi
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1928. 83
mum kan beschouwen, maar wel is gebleken dat er den
vorigen Vrijdag hoewel geen maximum een groote
aanvoer was en dat er toen op den Zuidersingel nog zeer
voldoende ruimte was voor berging van een aantal
wagens. Er is wel een maximum-aanvoer van wagens
geweest in den tijd van de nuchtere kalveren en straks,
ais de lammeren komen, zal dat daarbij plaats hebben,
maar den vorigen Vrijdag was er bij een zeer behoor
lijken aanvoer toch nog zeer behoorlijk plaats op den
Zuidersingel. Bovendien heeft men den laatsten Vrijdag
aan den Zuidersingel nog een hek open gemaakt voor
aanvoer van vee vanaf de Sneekerkade, zoodat op de
aanvoer van vee, zooals die op het oogenblik is gere
geld, zeer weinig valt te zeggen.
Het eenige, waarop de heer Tamminga dan ook kan
doelen is, dat in plaats van de menschen de koeien op
het trottoir loopen. Spreker zou zeggen, dat is nog
een overblijfsel uit den tijd, toen de Willemskade
nog bezet was door de tram. Er was toen voor de vee
drijvers werkelijk geen ander ontwijk dan het trottoir,
omdat de tram scheef over de Willemskade sneed. Ook
in verband met eventueele plannen -die ook in den
Raad zullen komen tot verbetering van de Sophialaan
en die door den Commissaris van Politie, spreker en
den marktmeester reeds zijn besproken, zal worden ge
tracht te voorkomen, dat de koeien op het trottoir loo
pen. Het is ook de bedoeling dat de trottoirs vrij zullen
blijven en dat de koeien zullen wandelen op de plaats,
die voor het rijverkeer en voor het vee is aangewezen.
Spreker heeft hoop dat die zaak dan ook beter zal wor
den, maar hij wil opmerken dat de toestand, zooals die
daar nu is, niet iets is van de laatste jaren, maar dat
men, als men in de buurt van de veemarkt woont, sinds
onheugelijke tijden weet, dat men des Vrijdags wel eens
iets voor zijn deur gedeponeerd kan vinden.
Dat dus op den duur de toestand daar onhoudbaar
blijft, is niet juist. Daarom moet juist het verdiepings
plan zoo worden toegejuicht, omdat het zoo'n groote
ruimte op de veemarkt geeft.
Men vraagt wat de uitbreiding met het plantsoen zal
kosten. Voor zoover spreker bekend, heeft dit plan bij
de stukken gelegen en heeft men dus een vergelijking
kunnen maken; naar aanleiding van den brief van den
heer Maas kon men die vergelijking maken en zien welk
een verschil in ruimte beide plannen geven. Het verdie
pingsplan geeft voor de varkensmarkt juist twee maal
zooveel ruimte als het plantsoenplan. Nu geeft spreker
direct toe dat het plantsoenplan veel goedkooper is,
maar z. i. staat het verdiepingsplan het verkrijgen van
ruimte niet in den weg en het plantsoenplan wel.
De neer Feitsma heeft nu een voorstel tot aanhouding
gedaan; hij zegt, dat hij liever het plantsoen er bij wil
trekken, misschien dat de toestand dan iets minder on
houdbaar wordt en dan kunnen v/e kijken zoo niet,
waarom dan vraagt spreker den heer Feitsma of
we niet het kanaal aan de Sneekerkade kunnen dempen
en naar dien kant de uitbreiding kunnen zoeken.
Hoe het precies zal loopen, weten we niet, maar op
den duur zal misschien nog wel eens een uitbreiding
naar dien kant mogelijk zijn. We hebben nu pas het
50-jarig bestaan van de veemarkt gevierd, misschien dat
een dergelijke uitbreiding nog noodig zal blijken, wan
neer het 100-jarig bestaan wordt gevierd, maar dan
hindert dit verdiepingsplan die uitbreiding niet. Men
vindt nu eenvoudig de oplossing om meerdere M'-. te
krijgen voor de marktruimte, omdat deze te klein is
geworden, door die M2. in plaats van naast elkaar bo
ven elkaar te nemen en dat staat de uitbreiding, die de
heer Feitsma op den duur wil, niet in den weg.
Bovendien gelooft spreker dat aan een dergelijke uit
breiding ook groote bezwaren verbonden zullen zijn
hij zou zeggen dat men dan wel een soort van trottoir
roulant om de veemarkt zou mogen leggen, want welke
afstanden zal men dan niet krijgen van de eene afdeeling
naar de andere? Spreker weet wel dat die afstanden in
de practijk door het publiek dan nog wel te beloopen
zullen zijn, maar het zal toch niet meevallen.
Verder zal de grond, dien men dan bij de veemarkt
trekt, zeer dure grond zijn en men ziet toch algemeen
dat, als de grond zeer duur is, men de uitbreiding niet
zoekt in de lengte of in de breedte, maar naar boven.
Wij zullen hier heusch geen torens van Babel gaan
bouwen; er zijn natuurlijk grenzen, maar de bezwaren,
die tegen dit verdiepingsplan worden aangevoerd, wil
len er bij spreker niet in.
De heer O. F. de Vries heeft reeds gezegd dat de eene
deskundige dit zegt en dat de heer Vromen weer een
andere deskundige heeft, die anders zegt. Burgemeester
en Wethouders hebben den voorzitter van den Bond van
Veehandelaren gevraagd en de heer Vromen den secre
taris en als die heeren het nu niet eens zijn, zou spreker
zeggen: laten we het dan maar eens probeeren, of het
niet mogelijk is. Als Burgemeester en Wethouders toch
de verschillende Bonden uitnoodigen om overleg te
plegen en zij plegen overleg met de voorzitters dier
Bonden, zooals van den Bond van Veehandelaren en de
Friesche Maatschappij van Landbouw, dan kunnen zij
toch aannemen, dat die adviezen waardevol zijn.
Bovendien wil men voor de varkensmarkt graag een
overdekte markt hebben; daar is reeds lang om ge
vraagd. Welnu, men heeft nu meteen een overdekte
markt, al geeft spreker toe dat, als men daar niet een
andere bovenop bouwt het is volkomen juist, aldus
spreker, dat wij in Leer zijn geweest en daar de markt
hebben gezien, maar ik geloof dat de informaties van
den heer Vromen niet volkomen juist zijn men in de
overkapping grootere lichtscheppingen kan maken. Spr.
gelooft echter, nu men voor de varkens graag een over
dekte markt wil hebben, dat een dergelijke verlichting
als zal worden aangebracht en die natuurlijk eens
per week wat stroom zal nemen voldoende zal zijn,
omdat men bij den varkenshandel meestal niet zoozeer
kijkt naar het uiterlijk van de varkens maar meer belang
heeft bij het aantal kilo's spek, dat er aan zit.
Nu ligt hier nog aldoor het voorstel tot uitstel, maar
spreker wil er op wijzen, dat aanneming daarvan uitstel
voor een jaar tot gevolg zal hebben. Burgemeester en
Wethouders hebben hun voorstel al eenigszins met
kunst- en vliegwerk nog in deze vergadering gebracht,
maar als in deze vergadering de beslissing niet valt, zal
de verbetering in verband met technische omstandig
heden van de markt nog een jaar uitgesteld moeten
worden. Naar sprekers oordeel is er ook geen bepaalde
noodzakelijkheid om het voorstel van Burgemeester en
Wethouders aan te houden, waarom hij den Raad in
overweging wil geven het voorstel van den heer
Feitsma niet aan te nemen.
De heer Peletier zou, voordat men tot stemming over
gaat, nog een enkel woord willen spreken ten gunste
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
hoofdzakelijk naar aanleiding van een opmerking, die
hij zoowel van links als van rechts heeft gehoord, n.l.
dat er niet voldoende stukken aanwezig waren, die
konden bewijzen, dat de belanghebbenden in dezen ge
heel met dit plan instemmen.
Spreker heeft de stukken in extenso niet alle gelezen,
omdat hij eenigszins met de zaak bekend was door de
behandeling daarvan in de Kamer van Koophandel, maar
hij acht het wel dienstig om hier te zeggen dat, als de
Kamer van Koophandel over iets dergelijks advies uit
brengt, zij niet alleen daarover zelf oordeelt, maar dat
hare werkwijze eenigszins anders is. Alvorens de Kamer
haar advies heeft opgesteld, heeft zij haar licht opge
stoken bij de belanghebbenden uit den veehandel en
den landbouw en daarna is in een gecombineerde verga
dering met die belanghebbenden het advies opgesteld.
Ondanks het feit dus, dat misschien niet van belang
hebbenden in voldoende mate advies is binnengekomen,
kan men toch zeggen, dat ook in het advies van de