78 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1928. waarom het plantsoen er niet is bijgetrokken. Daarvan is ook een plan en schetsteekening in het college ge weest en daarbij zou men de ruimte, die daar is, kunnen krijgen, maar men krijgt daarmee lang niet wat er op het oogenblik noodig is. Dat er verruiming moet plaats hebben, vindt hoofdzakelijk zijn oorzaak in de te smalle wegen tusschen de hokken van de varkens en de scha pen; de wethouder, die belast is met de veemarkt, zal daar straks wel nader op terugkomen. Nu is de voorkeur gegeven aan deze wijze van uit breiding, n.l. met een verdieping voor klein vee, spe ciaal voor schapen, omdat, wanneer wij na verloop van tijd meer ruimte moeten hebben voor groot vee, wij dan nog, als het niet anders kan, het plantsoen er geheel of gedeeltelijk bij kunnen nemen, teneinde daarmee de markt voor groot vee uit te breiden. Op interrupties, dat men dat ook mi kan doen, antwoordt spreker, dat, als men die uitbreiding nü maakt, men later moet komen met de verhooging of verdieping op de eene of andere manier. Spreker heeft ook het ingezonden stuk gelezen, dat de heer Tamminga aanhaalde. Die deskundige beweerde dat men te weinig ruimte had om te lossen en hij vond het niet goed dat de losplaats van vee aan de Sneeker- kade dezelfde bleef als vroeger. Maar even later zegt hij: laat men dat stuk vaart dempen en de veemarkt er mee verruimen. Waar moet men echter dan met de scheepvaart heen, dan komt toch de heele scheepvaart vast te zitten? Spreker snapt er niets van dat men dan maar gaat zeggen: demp dat stuk; wat die man meent, weet hij niet. Nu iets anders. Bij de berekening van dit werk in dezen winter is gerekend bij de fundeering op een toe laatbaren gronddruk van het gebouw, waar dit zal ver rijzen, met inbegrip van publiek en vee van 5 ton per M-. Toen men, nu 4 a 5 weken geleden, met de heiïng bezig was aan den Sneekertrekweg, hoofdzakelijk van palen en den damwand, ontdekte men dat op bepaalde plaatsen de damwand wat heel gemakkelijk in den grond ging. De berekening en de opzet van dit plan waren toen reeds geheel gereed, maar waar die palen aan den Snee kertrekweg ook wat haastig den grond ingingen, meende men, omdat men zich niet veilig voelde, enkele proeven te moeten nemen op het terrein aan de veemarkt. Toen is dan ook in de onmiddellijke nabijheid van de plaats, waarop de verdieping zal worden gebouwd, een proef- belasting op den grond gemaakt, groot 1 M2., èn een boring èn proefheiïng verricht en daarbij bleek dat op 2.5 M. diepte een 40 c.M. dikke veenlaag aanwezig was. De grond is toen belast met de 5 ton, die noodig waren als draagkracht van de verschillende fundeeringsputten en het bleek, dat bij die belasting de grond eenigszins inkneep, n.l. tot ongeveer 12 m.M. toe. Nu is dat op zichzelf niet zoo erg, maar waar men hier op de ver dieping een vaste vloer zal maken van cementbeton, mag het niet voorkomen dat de fundeering 12 m.M. kan zakken. Na de boringen en de proefheiïng is gebleken, dat op 12 M. diepte een vaste zandlaag aanwezig was. Toen dat gebleken was, heeft de Directeur gemeend te moeten voorstellen een paalfundeering te maken, wat goecikooper zal zijn dan een verbreeding van de nu noodige beton fundeeringsplaten, om weer denzelfden gronddruk te krijgen en die platen twee maal zoo groot te maken als eerst, wat voor iedere plaat 1.7 M:i. meer beton zal vragen. Een en ander kost voor elke kolom 68.meer plus grondwerk. Er zijn 106 kolommen, elk bestaande uit een kolomfundatie met gemiddeld 4 palen en de fundeeringskosten komen nu op 142. per kolomfundatie. Wij krijgen dus nu 106 kolomfun- deeringen, die per stuk 142.zullen kosten, terwijl de oorspronkelijke berekening is vastgesteld op 81.70 per fundeeringsplaat De heer Visser: Zeg maar hoeveel het met elkaar is. De heer Fransen (wethouder) geeft al deze bijzon derheden, opdat de Raad later niet zal kunnen zeggen dat hij niet voldoende is ingelicht. Spreker vervolgt, dat de verbeterde paalfundeering per kolomfundatie zal kosten 142.terwijl die met verzwaarde betonplaat en graafwerk er bij op 160.komt. Wanneer men de fundeering laat, zooals die oorspronkelijk is voor gesteld, n.l. met de dubbel zoo groote plaat, heeft men de kans, dat men een zakking krijgt van 12 m.M. en om dat te voorkomen, wil spreker namens Burgemeester en Wethouders voorstellen die fundeering te wijzigen in een paalfundeering en in verband daarmee het eindcijfer in het voorstel te verhoogen met 8100.en in totaal te brengen op 176.850.—. Dat is dan altijd nog 24.000.lager dan de heer Tamminga meende, met een bedrag van 2 ton. De heer O. F. de Vries (wethouder) wil beginnen met er zijn verwondering over uit te spreken dat de inlich tingen, die de deskundigen aan de Raadsleden toezon den, meestal van geheel anderen aard zijn dan de in lichtingen van deskundigen, die het coliege van Burge meester en Wethouders hebben ingelicht. Deze zaak is al maanden in voorbereiding. Het college heeft vergaderd met vertegenwoordigers van de Friesche Maatschappij van Landbouw, van de Slagersvereeniging en van de Vereeniging van Veehandelaren en voor dien tijd reeds met de Kamer van Koophandel, terwijl de marktmeester de zaak voor dien tijd dikwijls heeft be sproken met menschen uit het vak en van dien kant, voor zoover Burgemeester en Wethouders bekend is, geen enkel bezwaar tegen deze verbetering van de markt naar voren is gekomen. De heer Vromen heeft even gedoeld op een adres, dat ingekomen zou zijn van den Bond van Veehandelaren De heer Vromen schudt ontkennend. De heer O. F. de Vries (wethouder): U hebt gezegd dat zij bezwaren De heer Vromen: Integendeel, ik heb gezegd dat ik bij hen advies heb gevraagd en bij den marktmeester. De heer O. F. de Vries (wethouder)Dan is dat een misverstand. Spreker vervolgt, dat uit de inlichtingen, die Burgemeester en Wethouders hebben ingewonnen, wel blijkt, dat de deskundigen het er over eens zijn, dat er bijna geen bezwaren tegen het plan, zooals dat bij den Raad is ingediend, zijn aan te voeren. Vooral uit de practijk is door Burgemeester en Wethouders geen enkele klacht vernomen. Als men dan ook de redeneering of de speech van den heer Tamminga precies nagaat, blijft daar heel weinig van over. De heer Tamminga is begonnen met er op te wijzen, dat de toestand om de veemarkt niet verbeterd wordt door deze verandering. Een van de dringende factoren, waarom men is gekomen met dit plan, was juist de aan voer op de veemarkt, vooral aan den Westkant, waar de markt voor klein vee is. De toestand is daar zoo slecht, dat het zoo met den aanvoer niet langer kan doorgaan en die toestand wordt met dit plan juist ver beterd, doordat het plan zoo is ingericht, dat langs de toegangswegen twee voertuigen elkaar ruim kunnen passeeren. Daardoor wordt het mogelijk die wegen in verschillende richtingen te berijden en de varkens en schapen vlugger te kunnen lossen en laden, terwijl er ruim plaats overblijft om te passeeren. Zoodoende zal ook de toestand om de veemarkt, wat betreft de opstop ping met klein vee, veel verbeteren als dit plan wordt aangenomen. De heer Tamminga is ook bang dat, als het verdie pingsplan toepassing vindt, de aanvoer van schapen aan de markt daardoor zal stokken. Dat zal echter niet het Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 April 1928. 79 geval zijn de schapen worden nu langs 2 toegangs wegen aangevoerd, terwijl er dan 3 zullen zijn, zoodat zij dan dus vlugger in de hokken kunnen worden ge dreven dan op het oogenblik. De heer Tamminga heeft verder gehoord, dat er een groot plan klaar zou liggen, dat eigenlijk voor de Raads leden geheim zou worden gehouden. Maar ook aan Burgemeester en Wethouders is van dat geheime plan absoluut niets bekend. Er is misschien bij de voorbe reiding wel eens over gesproken, dat het misschien mogelijk zou zijn een stuk van de Harlingervaart te dempen en deze om te leggen en de veemarkt dan naar dien kant door te trekken, maar waar wij nu te doeri hebben met een plan van ruim 1 j/2 ton, zouden de kosten dan in de millioenen loopen De heer Dijkstra: en dan zou 't nog jaren duren De heer O. F. de Vries (wethouder) en het zou, zooals de heer Dijkstra opmerkt, dan nog jaren, zeker wel 5 of 6 jaren, duren, voordat dit plan klaar zou zijn. In de eerste plaats om de kosten en in de tweede plaats om den tijd dienen wij dat dus niet te doen. Het is trou wens absoluut niet uitgesloten om, als de toestand daar naar is, dat plan nog uit te voeren; daar zal alle gele genheid voor zijn, omdat de voorgestelde uitbreiding dat plan niet in den weg staat. De heer Vromen is gekomen met een zeer eigenaardig idee, n.l. om de markt op verschillende tijden open te stellen. Spreker dunkt, dat dit onuitvoerbaar is men heeft toch aparte plaatsen voor varkens, voor schapen, voor klein en voor groot vee en hoe zou men zich nu voorstellen dat die op verschillende tijden zouden moe ten worden gemarkt Dat geeft geen oplossing. Dan zou den eenen tijd de markt moeten worden gehouden voor schapen, den anderen tijd voor varkens en op mid dag of avond alleen voor de andere dieren. Dat is toch practisch onmogelijk, ook omdat alle vee wordt aan gevoerd met booten en auto's, maar toch voor het grootste deel nog met booten en deze niet twee of drie iriaal heen en weer kunnen varen, maar tegelijk de kal veren en het groot en klein vee aanvoeren. Door het herhaaldelijk op- en afgaan van de veemarkt zou boven dien de toestand eigenlijk nog worden verslechterd. Vee is ten slotte geen bioscooppubliek, dat men maar een kaartje kan geven en waartegen men kan zeggen: de eerste voorstelling is afgeloopen, de tweede begint. Dat is onmogelijk. Door een tweetal heeren is een bezwaar naar voren gekomen tegen den handel bij kunstlicht. Spreker is ook geen deskundige, maar omdat het college noch van den kant van de handelaren, noch van den kant van de slagers daartegen één bemerking heeft gehoord, meenen Burgemeester en Wethouders dat deze zaak wel op die wijze kan worden opgelost, vooral, wanneer men het beton helder wit gaat schilderen en wanneer er sterk kunstlicht wordt aangebracht, hetgeen, dit geeft spreker toe, natuurlijk eenigszins onkosten meebrengt. De heer Visser heeft het idee naar voren gebracht om het plantsoen bij de markt te trekken. Spreker heeft van meerdere zijden gehoord dat men meende dat dit plan goedkooper was en bijna dezelfde ruimte zou geven als het verdiepingsplan. Dat is echter niet het geval, want dan blijft de plaats voor groot vee ongeveer gelijk als bij het verdiepingsplan en die voor de graskalveren ook, maar de varkensmarkt zal bij het plantsoenplan slechts worden verruimd met 36 terwijl die bij het verdiepingsplan met bijna 70 wordt uitgebreid. Bo vendien zullen de toegangswegen tusschen de hokken bij het verdiepingsplan worden verbreed van 5 M. tot 7.50 M. en omdat dit plan juist mede öm de breedere wegen is opgezet, krijgt men daardoor een absoluut veel betere oplossing. Verder wil spreker er nog op wijzen, dat bij het plantsoenplan de schapenniarkt slechts 180 hokken zal krijgen, terwijl die bij het ver diepingsplan 226 hokken zal bevatten. Het verdiepings plan zal op die wijze voor jaren en jaren een afdoende verbetering geven, terwijl het plantsoenplan, zooals reeds in het voorstel is gezegd, maar voor 15 of 20 jaren in de behoefte voorziet. Men zal niet precies een peil kunnen trekken, maar spreker is van meening dat het verdiepingsplan wel bijna twee maal zoo lang in de behoefte zal voorzien als het plantsoenplan. Een bezwaar, dat spreker persoonlijk nog heeft tegen het plantsoenplan, is, dat bij de entrée van de stad alle vreemdelingen direct met hun neus tegen de veemarkt zullen aanloopen. Dat acht hij inderdaad een groot bezwaar. De heer Feitsma zegt, dat voor hem het groote be zwaar is, dat de toestand van de omgeving van de vee markt totaal dezelfde zal blijven, als dit plan tot uit voering zal komen, ook al is het overigens betrekkelijk afdoende. Daarom zou hij toch in overweging willen geven om den Raad, voordat deze een besluit neemt, ook nog eens een goedkooper plan voor te leggen. Spreker heeft daarbij ook gedacht in de richting van het plantsoen. Hij weet wel dat daarbij enkele moeilijk heden zijn, zooals wethouder De Vries zoopas reeds heeft opgemerkt, maar de veemarkt zou dan toch ook nog wel, door het aanbrengen van heesters of op andere wijze, die niet in het oog liep, eenigszins kunnen wor den gemaskeerd. In ieder geval zal bij dit plan, dat ongeveer 2 ton kost, de toestand in de omgeving van de veemarkt blij ven, zooals die is, omdat het aantal toegangen naar verhouding niet vermeerderd wordt. Als wij nu nog eens een goedkooper plan in over weging namen, zou misschien daarin een oplossing kun nen worden gevonden en zouden wij voorloopig weer voor 10 a 15 jaren, zooals in den Raadsbrief is meege deeld, geholpen zijn. Spreker wil daarom den Raad in overweging geven om, voordat er een besluit zal worden genomen, ook dat plan in oogenschouw te nemen. De heer Vromen merkt op, dat de wethouder van de Bedrijven nu wel heel eenvoudig zegt: de heeren heb ben altijd andere deskundigen dan Burgemeester en Wethouders en daarom kunnen wij wel heel eenvoudig de zaak afdoen, maar spreker zou toch nog wel even over enkele punten willen spreken. Ten slotte is dit toch voor den Raad een heel moeilijke aangelegenheid; deze zaak is bij Burgemeester en Wethouders reeds eenige jaren in studie, maar wanneer de Raad de be treffende stukken en het begeleidend dossier ter visie krijgt, moeten de Raadsleden, die toch de eindverant woordelijkheid dragen en de eindbeslissing moeten ne men, die stukken in eenige dagen bestudeeren. Wanneer dan gedurende die eenige dagen menschen, die te goeder naam en faam bekend staan, bij de Raadsleden komen, is het niet anders mogelijk dan dat de Raads leden zekere deskundigen uitspelen tegen Burgemeester en Wethouders en datgene aanhalen, wat zij hebben gehoord bij degenen, waarbij zij hun licht hebben op gestoken. Dat spreker overigens niet de deskundigen van Bur gemeester en Wethouders heeft gepasseerd, meent hij wel dat hieruit blijkt, dat hij, nadat er een deskundige bij hem was geweest, zich in de eerste plaats heeft be geven naar den marktmeester, die zoo vriendelijk was, hem op Zondag aan te hooren en die met spreker lang over deze zaak heeft gesproken. Verder heeft spreker zich gewend tot den districtsveearts en den heer Oos- tenbrug, die iederen Vrijdag als veearts op de markt is. Ook heeft spreker zich nog gewend tot den secretaris van de Afdeeling Friesland van den Bond van Veehan delaren, zoodat hij meent zich daarmee ook wel gedeel telijk tot de deskundigen van Burgemeester en Wet houders te hebben gewend. Het gaat dus niet aan om te zeggen: de heeren hebben altijd andere deskundigen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 8