102 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Mei 1928. Spreekster vindt wel een motiet om het twee keer te doen, dat er wel een beetje beter op gepast kan worden dat niet alles in het aschvat wordt gedaan. Zij gelooft dat het wenschelijk is dat de huisvrouwen in dat opzicht een beetje gaan meehelpen. Wanneer men het vuil vier keer in de week zou ophalen, zouden de vaten óók vol zijn; er wordt toch van alles in gedaan, wat er niet in hoeft. Als men er het papier niet in doet en een klein beetje meehelpt, meent spreekster dat we het wel eens met twee keer kunnen probeeren. Dan heeft de directeur van de Reiniging in zijn brief er ook op aangedrongen dat de vaten een deksel moeten hebben, maar tot haar verwondering vindt spreekster dat niet in de verordening voorgeschreven. Zij vindt dat echter van heel groot belang, opdat men, als het hard waait, niet de kans heeft, dat alles er uitwaait. De heer Westra merkt op, dat dit een zeer interessant onderwerp is; hij wil daaruit lichten het gedeelte betref fende de vuilnisemmers. Er wordt hier over gesproken om deze van een deksel te voorzien, maar hij wil wel zeggen dat het advies van de commissie, om de emmers daarvan niet te voorzien, gedeeltelijk van hem afkomstig is, niet omdat hij de emmers niet graag voorzien zou hebben van een deksel, maar omdat in dat geval alle inwoners van Leeuwarden, ook die met een bescheiden inkomen, genoodzaakt zouden zijn, een model vuilnis emmer aan te schaffen. Om dat bezwaar te voorkomen, heeft de commissie er zich mede vereenigd en het doet spreker genoegen dat ook Burgemeester en Wet houders zich daarmee hebben vereenigd - dat wordt voorgesteld eenvoudig te spreken van metalen emmers. Ieder heeft toch allicht een ouden emmer in huis, die men voor dat doel zal kunnen gebruiken. Daarom zal spreker niet kunnen meegaan met het idee van den heer Blanson Henkemans en mevrouw Buisman, om beslist een vuilnisemmer met deksel voor te schrijven. De heer Van der Veen wil, nu men toch over de em mers aan den gang is, hoewel hij niet van plan was daarover te beginnen, er ook iets over zeggen. Men be merkt hier nu dat in de commissie voor de Reiniging bezwaar is gemaakt een model emmer in te voeren, om dat men van meening was dit dit voor de bewoners nog al extra kosten zal meebrengen. Nu is het wel zoo, dat in het algemeen metalen vaten worden gebruikt, maar toch ook wel houten vaten en kistjes en spreker heeft nooit bemerkt dat dit bezwaar opleverde. Spreker vindt dan ook eigenlijk deze wijze van doen een chicaneering, waarvan wij heel weinig pleizier, maar wel ongerief zullen beleven. Want als hier nu staat dat het metalen vaten moeten zijn, zouden wij nog tevreden kunnen zijn, omdat wellicht ieder een ijzeren vaatje te zijner beschikking heeft en het anders bij zijn kruidenier wel zal kunnen betrekken, maar waar daar bij staat in het eigenlijke voorstel dat de vaten waterdicht moeten zijn, daar wil spreker opmerken dat men oude vaten niet kan gebruiken en dus toch een nieuw zal moeten aanschaffen, want afgedankte emmers zijn niet waterdicht. Spreker is dus van meening dat de laatste toevoeging geheel zal moeten vervallen. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi is toch wel ge steld op een deksel. Zij kan het niet helpen, maar ook uit aesthetisch oogpunt acht zij dat beter. Wanneer de rommel zoo open en bloot op straat staat, is dan geen toestand. Het mag dan voor sommigen een bezwaar zijn, om een nieuw deksel of vat met deksel aan te schaffen, maar spreekster zou zeggen dat toch ieder wel iets heeft om het vat af te dekken, zoodat dit niet zoo'n verschrik kelijk groot bezwaar behoeft te zijn. Wèl is echter een bezwaar, wat de heer Bianson Henkemans zegt, dat ook de honden er bij kunnen, als alles open en bloot staat. De heer Westerhuis heeft tot zijn spijt bij de stukken, op dit onderwerp betrekking hebbende, het advies ge mist van de Gezondheidscommissie. Dit heeft hem ver baasd en hij heeft daaruit afgeleid, dat dit advies niet is gevraagd. Spreker had dat toch wel gewenscht ge vonden, omdat hij meent dat hier een zeer belangrijke hygiënische kant aan zit, zooals de heer Blanson Hen kemans ook mede heeft aangehaald. Het komt spreker voor dat, als het huisvuil twee maal per week wordt opgehaald, dit inderdaad in den zomer aanleiding zal geven tot een zeer sterke vermeerdering van het aantal vleeschvliegen en dergelijke insecten. Hem dunkt, dat dit uit een hygiënisch oogpunt niet gewenscht is. Het mag waar zijn dat in vele gemeenten het huisvuil twee maal per week wordt opgehaald en in andere zelfs éénmaal, maar dat is, dunkt spreker, geen argument, waarop wij ons kunnen beroepen. Wij zouden dan im mers op dezelfde gronden kunnen bepleiten, dat wij geen waterleiding of andere dingen noodig hebben, hoe wel dat zaken zijn, van welker noodzakelijkheid wij allen overtuigd zijn. Spreker zal voorloopig niet voor de voorgestelde wijziging kunnen stemmen. De heer Feddema zou mevrouw Buisman nog even willen steunen in haar verzoek om deksels op de asch- vaten, echter op grond van een ander motief. Ook met het oog op brandgevaar zou spreker het goed achten dat de menschen er een deksel op doen, omdat de heete asch zoo vaak het papier, dat in het aschvat is, schroeit. Spreker zou dus zeggen laat men er een deksel op doen. De heer O. F. de Vries (wethouder) merkt op, dat hier eigenlijk tegen dit voorstel een drietal bezwaren zijn naar voren gebracht en dat de doelmatigheid van enkele dingen, die in het voorstel van Burgemeester en Wethouders staan, is betwijfeld. De heer Blanson Henkemans is begonnen met het bezwaar te noemen van een bovenhuis, waar gedurende 4 dagen de rommel in het aschvat moet worden gebor gen. Nu is het zoo, dat de meeste bovenhuizen wel be schikken over een plat of andere ruimte, waar zij het aschvat kunnen bergen. Nu zal spreker niet ontkennen, dat het verschil maakt of men het aschvat 3 of 4 dagen moet opbergen, maar dit zal in zooverre goed werken, zooals mevrouw Buisman terecht opmerkt, dat men er nu eens om zal denken wat men er in gooit. Spreker gelooft dat deze maatregel de zindelijkheid in de hand zal werken. En waar tegenover het genoemde bezwaar staat een belangrijke bezuiniging, vindt hij niet, dat wij deze moeten laten schieten. Bovendien kan spreker meedeelen dat reeds gedu rende eenige jaren een groot deel van de stad valt onder de verordening, zooals die nu zal worden vastgesteld, omdat het huisvuil daar maar twee maal per week wordt opgehaald. Dit betreft het nieuw gebouwde gedeelte aan den Harlingersingel, de Fonteinstraat, de Bildtsche- straat, enz. en er is uit dat gedeelte van de stad nooit één klacht binnen gekomen. Dat bewijst dus, dat deze maatregel practisch mogelijk is en dat zij hoegenaamd geen last veroorzaakt. De heer Blanson Henkemans heeft de vraag gedaan: waarom metalen vaten Spreker gelooft juist dat dit hoogst noodzakelijk is, want als men niet een dergelijke bepaling maakt, gaat het als nu; dan gaat men kistjes, doozen, manden, sigarenkistjes, allemaal voorwerpen, waar iets in geborgen kan worden, op straat zetten en het vuil waait er af en op straat of op z'n mooist stapelt men de heele boel op elkaar. Als wij nu niet deze be paling opnemen, dat metalen vaten moeten worden ge bruikt, zal ieder weer de vrije hand hebben om die voor werpen te gebruiken, welke hij wil. In de voorgestelde bepaling zit ook dit groote voordeel, dat de menschen, die het vuil ophalen, dan niet meer zulk een verbazendeii Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Mei 1928. 103 last zullen ondervinden met door den regen doorweekte kartonnen doozen, die uit elkaar vallen, zoodat de heele smerige boel op straat valt en dat zij niet meer hun handen kunnen scheuren aan spijkers, die in de kisten zitten. Spreker gelooft daarom wel dat wij moeten vast houden aan metalen vaten. Mevrouw Buisman voelt veel voor de bepaling, die ook in het oorspronkelijk voorstel van den directeur stond: bepaalde vaten met een deksel Mevrouw BuismanBlok WijbrandiNiet bepaalde vaten. De heer O. F. de Vries (wethouder) In elk geval dan vaten met een deksel. Spreker was daar ook een voorstander van, maar nadat de zaak ruim en breed in de commissie is besproken en daar het bezwaar, dat de heer Westra noemde, is uiteengezet, hebben Burge meester en Wethouders ook bij het maken van dit voor stel gezegd: laten wij vooralsnog niet een strengere be paling invoeren maar alleen overeenkomstig het advies van de Commissie voorschrijven, dat metalen vaten moeten worden gebruikt. Wij kunnen dan afwachten, j hoe dat gaat en als dat goed slaagt, kunnen wij straks strengere maatregelen nemen en voorschrijven dat ge- j dekte vaten of vaten met een passend deksel moeten worden gebruikt, wanneer dat noodig is. Wat de waterdichtheid van de vaten aangaat, waar over de heer Van der Veen sprak, er zal niet worden gecontroleerd of de vaten precies waterdicht zijn, maar toch is een dergelijke bepaling noodig, opdat men vaten zal gebruiken, die er behoorlijk uitzien en waarin geen groote gaten zitten, waar theebladen en van alles door- vallen. De vaten moeten dus behoorlijk dicht zijn. De heer Westerhuis heeft de opmerking gemaakt dat hij gaarne een advies had gezien van de Gezondheids commissie. Ja, dit had kunnen worden gevraagd, maar spreker gelooft dat het niet zoo'n groot verschil voor de Gezondheidscommissie uitmaakt of de vaten één dag langer of korter blijven staan. Het is dan ook niet bij Burgemeester en Wethouders noch bij de Commissie voor de Gemeentereiniging naar voren gekomen om dat advies te vragen. De heer Muller zou wel een paar woorden willen zeggen naar aanleiding van wat door wethouder De Vries is opgemerkt. In het algemeen wil hij wel zeggen dat hij geen voorstander is van het verminderen van den ophaaldienst en dat, als hij daar straks voor zal stemmen, hij dat misschien zal doen met een bloedend hart. Spreker wil dit opmerken, dat hij zoo vrij is de mo tieven, die de wethouder naar voren brengt, n.l. dat het minder ophalen de zindelijkheid in de hand zou werken, niet te begrijpen. Hoe, wanneer de vrouw minder in het aschvat doet, wat er wèl in hoort, dat de zindelijkheid zal bevorderen, begrijpt hij niet. Spreker wil constateeren dat dit iets is, dat bij deze zaak feitelijk eerder pleit voor het feit dat het vuil drie maal per week moet worden opgehaald dan twee maal. Hij is het ook volkomen met den heer Blanson Henke mans eens; spreker heeft zelf ook op een bovenwoning gewoond, maar wanneer men dan niet een plat dak heeft, maar alleen een zolder, waar men zijn aschvat neerzet, dan is men, wanneer men visch heeft gegeten en de vischkoppen in het aschvat zijn gedeponeerd, vooral bij warmte, blij als het aschvat wordt wegge haald. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou de voor laatste alinea van dit artikel willen aanvullen op deze wijze, dat zij wordt gelezen als volgt „De te gebruiken vuilnisemmers of -vaten moeten van metaal vervaardigd, waterdicht en van een deksel voorzien zijn." Of de redactie eenigszins anders moet, laat zij verder aan de heeren over. De heer Van der Veen: Ik stel voor dien zin te laten vervallen. De Voorzitter: Welken zin De heer Van der Veen: Den zin, dat de vuilnisemmers van metaal vervaardigd en waterdicht moeten zijn. De Voorzitter: Wilt U dat even schriftelijk doen? Dan kan er geen verwairing ontstaan. Het lijkt mij de meest practische manier eerst over het voorstel-Van der Veen te stemmen. Deze stelt voor: „Ondergeteekende stelt voor in het voorstel den zin over vuilnisemmers te doen vervallen." Wordt dit voorstel ondersteund Dit blijkt niet het geval te zijn. Het voorstel-Van der Veen is hiermede vervallen. De Voorzitter: Dan krijgen wij het voorstel van me vrouw Buisman „De te gebruiken vuilnisemmers of -vaten moeten van metaal vervaardigd, waterdicht en van een deksel voorzien zijn." De heer Peletier acht de woorden „van een deksel voorzien zijn" niet voldoende. Het is beter dat wordt voorgeschreven „moeten met een deksel gesloten zijn". Wanneer de emmers alleen van een deksel „voorzien" zijn, kan dat deksel er wel naast liggen of hangen. Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi laat die redactie gaarne aan Burgemeester en Wethouders over. De Voorzitter wil uit eigen ervaring meedeelen, dat hij een heel keurigen aschemmer had met een deksel er op, maar dat de heeren van de Reiniging kans hebben gezien, dien emmer zoo ovaal te maken, dat het deksel er thans boven op ligt. Als er nu zoo een deksel op ligt, is dat dan voldoende Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: 't Is beter ge sloten. De Voorzitter: Dan moet de verordening daarin voor zien, wil men er t. z. t. tegen kunnen optreden. Mevrouw BuismanBiok WijbrandiDan moet dat er staan. De Voorzitter: Dan moet U voorstellen wat de heer Peletier zegt, daar voelt U blijkbaar ook voor. Dan is het practisch uitvoerbaar. De heer O. F. de Vries (wethouder)Als er, zooals in het amendement, staat: „moeten van een deksel voor zien zijn", dan is het bezwaar toch ondervangen. De heer Lautenbach kan zich begrijpen dat men zich in de stad of op de Emmakade druk maakt over hetgeen mevrouw Buisman vraagt, maar bij spreker in de straat en ook in andere straten behoeft men er geen deksel op te doen daar heeft het geen doel, want de jeugd haalt het er toch direct af en gooit den boel op straat. Het moet op slot, zooals de heer Visser zegt. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt, dat het haar thans toch beter toelijkt haar amendement maar te houden, zooals zij dat heeft ingediend, dus de toevoe ging te maken „en van een deksel voorzien zijn". Wat de heer Lautenbach zegt, mag voor sommige buurten misschien waar zijn, maar de jeugd zal toch veel eerder de emmers omkeeren wanneer er géén dek sel op ligt, dan wanneer er wèl een op ligt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 4