104 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Mei 1928. Als het verder minder hygiënisch is dat twee keer per week het vuil wordt opgehaald, is het ook een heel goed ding dat er een deksel op is, ook voor de menschen zelf, als zij den emmer binnenshuis hebben. Dat alleen is al een argument om een deksel er voor te vragen. Spreekster is er daarom op gesteld dat over haar amendement wordt gestemd, zooals zij het heeft inge diend. De heer Hofstra heeft ook in de commissie de discus sies meegemaakt over de kwestie: een deksel al of niet. Hij is tegen een deksel, maar als mevrouw Buisman de vaten van een deksel wil voorzien, kan hij zich dat eens deels indenken. Spreker had echter gedacht dat de bezwaren voor het grootste deel zouden vervallen, wanneer de Reini ging daaraan in zooverre tegemoet zou komen spre ker heeft het den directeur ook zelf gevraagd dat de wagens in het vervolg meer op een vastgesteld uur en dag zouden komen om de asch op te halen en wanneer de huisvrouwen dan zouden willen meewerken door niet de aschvaten, zooals nu wel gebeurt, 10 uren en meer op straat te laten staan. Dit is niet noodig, wanneer er maar een vaste regel is, de Reiniging maar op vaste uren het vuil ophaalt, wat thans in vele gevallen niet gebeurt. Dan zou er aan veel bezwaren zijn tegemoet gekomen. Spreker kan dan ook niet direct meegaan met een voorstel tot het voorschrijven van een model aschvat met deksel en wel met het oog op het financieele be zwaar, irj.aar hij zou het meer in deze richting willen zoeken, dat de directeur van de Reiniging het daarheen leidt, dat de wagens op vaste uren komen en dat hij het verzoek richt tot de huisvrouwen om rekening te houden met de komst van den wagen, dus dat men niet uren en uren te voren de aschemmers op straat gaat zetten. Want dat is juist de grootste ellende. De heer O. F. de Vries (wethouder) acht zich nu toch genoodzaakt nog even op het laatste, wat de heer Hof stra zegt, te antwoorden. Deze heeft reeds diezelfde vraag en wensch in de commissie naar voren gebracht en toen is hem daarop door den directeur uitvoerig ge antwoord dat het zoo niet was. De directeur heeft mee gedeeld, dat den laatsten tijd in een der wijken voor den aschwagen een andere regeling is getroffen, maar dat toen bij alle menschen is aangezegd, dat de wagen op een ander uur zou komen. Nu kan het voorkomen dat enkele menschen toen niet thuis zijn geweest en dat die toen de zaak den anderen morgen op straat hebben gezet, terwijl de wagen pas 's middags kwam, zoodat die aschvaten, langer dan noodig was, buiten hebben gestaan, maar anders konden de menschen weten wan neer de wagen komt. Dan ligt het dus geheel aan de menschen zelf en wanneer zij niet willen meewerken, is daar niets aan te doen. De Voorzitter wil laten stemmen over het amende ment van mevrouw Buisman. De heer Van der Veen: Mag ik dat voorstel nog even bestrijden De Voorzitter: Ik dacht dat hel voldoende bestreden was. De heer Van der Veen heeft een voorstel ingediend om de geheele zinsnede te laten vervallen, maar dat werd niet ondersteund. Spreker heeft zelf, evenals de Voorzitter, een ijzeren emmer met deksel, maar dat hij dit nog heeft, komt doordat hij dit er niet een half uur op laat liggen als hij den emmer op straat zet, want als hij dit deed, dan had hij het niet meer; daar hadden dan de jongens wel voor gezorgd. Spreker stelt het veel meer op prijs dat hij het deksel op zijn emmer heeft gedurende de 3 dagen, dat hij den emmer in huis heeft, dan dat hij het er buiten op legt, maar het er geen half uur op houdt. En wanneer een ander daar dan last van heeft, komt dit niet in rekening bij den last, dien hij zelf zou hebben, als hij het deksel gedurende de 3 dagen, dat hij den emmer in huis heeft, miste. Op grond daarvan meent spreker dat deze wijziging een chicane is en heelemaal dwaas en onnoodig. De heer Vromen vindt deze wijze van doen toch een klein beetje al te gek. Hij is er uit ervaring van over tuigd, dat de Leeuwarder jeugd niet anders is dan een andere jeugd en dat zij ook niet 100 gewilliger en ordelijker is, maar dat men nu de noodig geoordeelde maatregelen niet zou invoeren, omdat die toch door de jeugd zullen worden gesaboteerd, vindt spreker voor een college als de Raad een argument beneden peil. Spreker vindt dat niet in orde. Het is zonder twijfel spreker is daar absoluut van overtuigd dat, als er wèl een advies van de Gezond heidscommissie inkwam, een van de eerste en belang rijkste wijzigingen, die de commissie zou willen invoe ren, deze was indien het mogelijk is, dan is het ge- wenscht, dat het huisvuil op de plaats, waar het staat om afgehaald te worden, gedekt is. Want afgezien van de onaangename luchtjes en waartegen geen overwe gende hygiënische bezwaren zijn stank is niet onge zond zijn er toch nog andere bezwaren tegen het ongedekt zijn van de aschemmers. leder onzer is het toch wel overkomen, dat hij per fiets of te voet een straat door gaat en dat hij met een plotselinge wind vlaag een belangrijke hoeveelheid asch en vuil in zijn oogen krijgt. Verder is spreker het er niet mee eens dat, als men zooiets in de verordening zet, men ook direct tegen overtreding moet optreden. Ten slotte is de gemeente zoo'n boeman niet; wij begrijpen heel goed, dat wij het publiek in dezen moeten opvoeden. Is er dus een verbod in de verordening opgenomen, dan zal men toch niet meenen dat het publiek zich daar morgen al strikt aan zal moeten houden, maar in elk geval moeten wij het in de verordening zetten, want dan hebben wij kans het publiek op te voeden. Spreker gelooft zeker dat dit noodig is en als de Raad daarvan niet overtuigd is, zou hij willen voorstellen de heele zaak alsnog naar de Ge zondheidscommissie te sturen. De heer O. F. de Vries (wethouder) wil nog even verklaren waarom hij voor het voorstel van mevrouw Buisman zal stemmen. Hij meent, wat het aanbrengen van een deksel betreft, nog een groot voordeel te kunnen noemen; het gaat ten slotte niet alleen om de jongens, die de aschvaten omgooien, maar vooral op de hoeken van straten waait vaak de heele boel er uit, en doordat de straatveger met zijn karretje dan de zaak maar weer moet opruimen, wordt dat een dure geschiedenis. Spr. voelt er daarom alles voor dat de vaten van een deksel moeten zijn voorzien; dat was ook zijn idee in de com missie, maar daar is men meegegaan met het idee, dat het een te groot bezwaar opleverde. Spreker zal thans voor het amendement-Buisman stemmen. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van mevrouw Buisman wordt met 17 tegen 10 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Vromen, Peletier, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Ritmeester, O. F. de Vries, M. Molenaar, Westerhuis, Blanson Henkemans, J. de Boer, Botke, Dijkstra, Feitsma, Feddema, Ooster- hoff, B. Molenaar, H. de Boer en IJ. de Vries. Tegen stemmen: de heeren Westra, Lautenbach, Vis ser, Tamminga, Hofstra, Fransen, Tiemersma, Hooiring, Muller en Van der Veen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Mei 1928. 105 Het eenig artikel zooals dit bij amendement is gewij zigd en daarmede de geheele verordening wordt vervol gens zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop van een tractor, een vrachtautomobiel en twee aanhangwagens ten behoeve van de Gemeentereiniging en het Openbaar Slachthuis. Dit voorstel luidt als volgt Van den Directeur der Gemeentereiniging ontvingen wij een tweetal voorstellen, beide beoogende de verdere inechaniseering van dit bedrijf. Het eene, bij schrijven van 22 Maart 1.1. ingediend, strekt tot aankoop van een vierden tractor; de drie reeds aanwezige tractors zijn n.l. voortdurend in dienst, terwijl er aanvankelijk op gerekend was, dat een van deze in reserve zou kunnen worden gehouden om bij storingen of schoonmaken van de beide andere gebruikt te kunnen worden. Voor een goed verloop van den dienst is de aanwezigheid van een reserve-tractor noodzakelijk te achten. Ten einde echter een stijging van de bedrijfsonkosten te voorkomen, is nagegaan of de reserve-tractor nog op andere wijze voor het bedrijf dienstbaar zou kunnen worden gemaakt. Hiertoe bleek gelegenheid te bestaan, door n.l. het vervoer van slachtafval, stroo, mest, enz. van het slachthuis, dat thans nog geschiedt met paard en wagen, voortaan met twee aan te koopen aanhang wagens door den tractor te doen plaats hebben. Deze veranderde werkwijze zal op zichzelf eenige besparing van onkosten medebrengen, terwijl tevens wordt bereikt, dat de tractor gedurende drie/vierde gedeelte van den dag voor den tonnendienst beschikbaar blijft. De kosten van een aan te koopen tractor bedragen 5800.die van de beide aanhangwagens worden op ongeveer 6000.geraamd. Het andere voorstel van den Directeur, vervat in zijn schrijven van 23 Maart 1928, betreft de invoering van autotractie ook voor dat gedeelte van den dienst, dat thans nog met paard en wagen wordt uitgevoerd, de z.g. paarden-hulpwijk. Hierin kan worden voorzien door de aanschaffing van een vrachtautomobiel, berekend op het vervoer van 60 privaattonnen. Invoering van deze tractie geeft volgens den Directeur een besparing van 2000.a 2300.- per jaar, terwijl bovendien de faecaliën van de hulpwijk onmiddellijk naar het ter rein aan den Greunsweg kunnen worden vervoerd; tot nog toe werden deze met paard en wagen gebracht naar het oude terrein aan den Overijselschen straatweg, om daar voor aflevering in pramen te worden gestort. De kosten van aankoop van het chassis van den vrachtwagen bedragen 2500.de bovenbouw kan door het bedrijf zelf worden vervaardigd de kosten hiervan beloopen 400.zoodat hiermede in totaal een bedrag van 2900.gemoeid is. Evenals ons College kan de Commissie voor de Ge meentereiniging zich, blijkens de overgelegde adviezen, met deze voorstellen vereenigen. Op grond van het vorenstaande geven wij U in over weging de navolgende bedragen beschikbaar te stellen: a. voor den aankoop van een vierden tractor voor den dienst der Gemeentereiniging 5800. b. voor de aanschaffing van een vrachtautomobiel voor genoemden dienst 2900. c. voor het aanschaffen van twee aanhangwagens ten dienste van het vervoer van slachtafval, mest, enz. van het Openbaar Slachthuis naar het terrein der Rei niging 6000. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hofstra zou, om misverstand te voorkomen, allereerst willen vaststellen dat hij wel is voor de voor stellen, die men onder b en c vindt. Maar wat het voor stel sub a aangaat, zou hij iets willen zeggen; dit betreft dan het voorstel van den directeur om tot den aankoop van een vierden tractor voor den dienst der Gemeente reiniging te besluiten. Om nu alie misverstand af te snijden moet spreker zeggen, dat hij geen enkel bezwaar heeft tegen het me chanisme van den tractor. Tegen het mechanisme van den wagen zelf heeft spreker geen bedenkingen, maar wel meent hij bezwaren te moeten maken tegen den tonnendienst, waarvoor de tractors worden gebruikt. In de allereerste plaats zou spreker dit bezwaar naar voren kunnen brengen, dat hij nogmaals de vraag stelt of deze autotractie wel economisch is voor dezen ge meentedienst. Hij heeft daartegen verschillende bezwa ren en hij wil eerst deze vraag stellen of deze auto tractie ten opzichte van het werk, dat zij moet verrich ten, niet veel te zwaar is, waar noodzakelijk uit voort vloeien moet, dat er ten tijde van het vervoer kracht verspilling plaats heeft, die de gemeente geld kost en heeft gekost. Als wij nu in dit voorstel lezen dat de directeur wil aanschaffen een autotruck, d. w. z. een met ingebouwden motor, die straks ook zal dienen voor tonnenvervoer en wij vergelijken daarbij de tractors, dan komt spreker tot de conclusie, dat beide wagens hetzelfde werk zullen doen, maar dat de eene, wat het gewicht betreft, staat tot de andere als 1 3. Spreker is dan ook van meening dat, als wij het voorstel sub b aanvaarden, wij daarmee beter uit zijn dan met een exploitatie van den tonnendienst door bemiddeling van de in gebruik zijnde autotractie. Want het is zeker en het is ook verschil lende malen in het antwoord van onderscheidene wet houders naar voren gebracht, als het bezwaar werd ge opperd dat vooral het sjouwen van de tonnen over lan gere afstanden zoo bezwaarlijk was dat ton voor ton 25 kilo weegt. Als wij nu weten dat een wagen, zooals door den directeur wordt aangevraagd, evenals een aanhangwagen 60 tonnen kan bergen, dan zal die wagen dus straks worden belast met 1500 kilo, terwijl onze autotractie een gewicht van 7000 kilo kan verplaatsen en dan vraagt spreker zich af of de autotractie niet veel te zwaar is om te dienen voor dezen tonnendienst. Dat in de eerste plaats. Een tweede bezwaar is voldoet de autotractie wel aan het snelvervoer, zooals men zich dat heeft voorge steld Spreker heeft geen berekening gemaakt, maar heeft daarvan afgezien. De Raad herinnert zich echter dat de opzet was, dat de directeur met het voorstel kwam om 2 autotractors aan te schaffen. Later kwam het voorstel dat we een derde moesten hebben en nu hebben we het voorstel om een vierde aan te schaffen. V/at is dus inderdaad het geval geweest? Dat de di recteur zich misschien ook heeft vergist èn in den opzet èn in den dienst, anders kan spreker het niet verklaren. Want de directeur stond er eerst op dat 2 stuks vol doende waren, later is er een voorstel gekomen om een derde als reserve aan te schaffen en nu zal deze vierde ook al voor reserve moeten dienen. Zoo herinnert spr. zich het geval. Om op de zaak zelf terug te komen, als de directeur thans vraagt een vierden tractor aan te schaffen, gaat spreker daarin mee, omdat deze hard noodig zal zijn. Want wat is het geval? Dat er op het oogenblik niet 3 tractors in dienst zijn, maar slechts 2. De derde is in reparatie en spreker houdt zijn hart vast, wat er zal ge beuren als een van deze beide den dienst zou staken; de dienst loopt dan finaal in de war. Nu kan gezegd worden dat deze tractor moet worden aangeschaft, maar men dient zich daarbij dan toch ook af te vragen of deze tractors wel voldoen aan de econo mische eischen, die wij mogen stellen. Daarnaast wil spreker nog een bezwaar noemen, dat misschien nog meer steekhoudend is. Als hij den nieuwen dienst vergelijkt bij den oude, komt hij tot deze conclusie wanneer hij bij beide diensten de manschappen gaat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 5