106 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Mei 1928.
tellen dat de nieuwe dienst, hoewel deze mechanisch
is ingericht, meer menschen kost dan de oude; bij deze
laatste worden minder manschappen gebruikt dan bij
den nieuwen dienst.
Het een met het ander is voor spreker een reden te
meer om aan Burgemeester en Wethouders de vraag te
stellen: wanneer aan den directeur het genoegen wordt
gedaan, den vierden tractor toe te staan en hij komt
binnenkort met een aanvraag ook voor den vijfde, zal
dat dan in het vervolg wel goed gaan, d. w. z. in eco-
nomischen zin voor dezen dienst Spreker voelt het
bezwaar van het niet toestaan van dezen vierden trac
tor, omdat bij eenige stagnatie de dienst met de tractors
hopeloos in de war zou raken. Spreker zou dus dezen
vierde willen toestaan, maar hij zou meteen willen vra
gen of wij op dezen weg zullen doorgaan of dat er een
ander standpunt zal worden ingenomen.
Spreker wil er nog dit aan toevoegen, dat het onder b
genoemde voorstel van meer beteekenis is en dat z. i.
daarop dient te worden doorgewerkt. Dan zal men lich
tere wagens krijgen, waarbij bovendien ook niet 5 man
per wagen noodig zullen zijn.
Het komt spreker voor dat, in verband met den af
stand, die moet worden afgelegd, voor het ophalen en
aanbrengen van de tonnen naar en van de wagens wel
5 man noodig zijn bij den tractordienst, maar hij acht
dat niet economisch en hij zou daarom willen dat straks
op het voorstel sub b werd voortgewerkt. Spreker zou
dan ook gaarne van Burgemeester en Wethouders willen
weten of op dezen weg zal worden voortgegaan of dat
men een anderen weg denkt in te slaan.
De heer Lautenbach kan het kort maken, omdat in
hoofdzaak door den heer Hofstra reeds is besproken
wat ook hij naar voren had willen brengen.
Spreker wil ook constateeren dat, wat de directeur
van de tractors had verwacht hij wil hem daar niet
hard over vallen en er niet over mopperen -niet is
meegevallen bij een andere inrichting van den dienst.
Wij hebben nu 3 tractors, waarvan één deze week is
teruggekomen uit Amsterdam, nadat hij daar weken en
v/eken in reparatie is geweest en als spreker goed is
ingelicht, zijn de beide andere tractors ook zieltogend
en moeten die ook vrij zeker in reparatie. Wat doen wij
dan met een vierden tractor? Wij moeten er absoluut
vijf hebben het nemen van halve maatregelen deugt
niet.
Het is nu steeds een jakkeren en jagen met de trac
tors; spreker heeft gehoord dat iemand met een motor
fiets met een kilometerteller er op een tractor is gevolgd
en dat deze bijna 40 K.M. reed. Het is op die manier
een jakkeren en jagen naar het nieuwe terrein en daar
zijn de tractors eenvoudig niet tegen bestand.
Een tweede vraag is: doen we nu niet verstandig met
gewoonweg voor het onderhoud en nazien van de trac
tors een monteur aan te stellen? Als de boel toch een
maal in de war is, is het te laat en de tractors zijn
noodig aan reparatie toe. Door iemand van den vracht-
dienst is spreker herhaalde malen verzekerd, dat der
gelijke voertuigen zoo af en toe moeten worden nage
zien. Voorkomen is ook in dezen beter dan genezen.
Het is veel beter dat de tractors op tijd worden nage
zien, want met reparatie zijn wij veel te duur uit en
spreker zou daarom ook in overweging willen geven er
nu direct ook maar een vijfden tractor bij te nemen. Want
wanneer de vierde tractor ook wordt gebruikt voor ver
voer van slachtafval, zal deze ook nog voor deel van
den tijd in gebruik zijn; dan blijft er te weinig tijd over
voor het nazien van de tractors en dan vreest spreker
dat dit weer wordt een regeling op papier, die met de
practijk zal vloeken, zooals tot nu toe de ervaring reeds
is geweest.
Wat wordt er een tijd verspeeld bij de Reiniging. De
menschen moeten nu gewoon staan wachten, omdat de
tractors niet op tijd komen om de aanhangwagens te
halen. Dat moet nu eens finaal en goed geregeld wor
den, opdat de menschen geregeld bezig kunnen zijn.
De heer Oosterhoff zou een enkele vraag willen stel
len en wel deze: zijn wij er nu, als wij dit aanschaffen,
voorloopig af? Hij vraagt dat, omdat, toen de reorga
nisatie van de Reiniging had plaats gehad, heel kort
daarna reeds een aanvraag inkwam om een derden trac
tor. Spr. heeft toen reeds opgemerkt, dat die methode
van werken niet goed was. Het is niet goed om, wan
neer de Raad op grond van een exploitatierekening be
sluit tot reorganisatie, telkens met een nieuwe aanvraag
te komen, waardoor men eigenlijk het geheele overzicht
verliest.
Spreker geeft natuurlijk toe dat de uitbreiding van
den dienst ook uitbreiding van het materiaal noodza
kelijk kan maken, maar waar de reorganisatie nog
slechts van zoo korten duur is, kan hij zich niet voor
stellen, dat alle aanschaffingen een gevolg zijn van uit
breiding van den dienst.
Spreker acht het beter dat men niet ieder oogenblik
komt met een aanvraag voor nieuw materiaal, waardoor
men niet in het oog kan houden of de bewering juist
was, dat reorganisatie van den dienst goedkooper is,
maar dat een overzicht van de algeheeie reorganisatie,
die men noodig acht, eerst aan den Raad wordt over
gelegd.
De heer Westra merkt op, dat de kwestie van het
aanschaffen van een tweetal aanhangwagens feitelijk
door de commissie voor de Reiniging niet is behandeld,
omdat die wagens voor het Openbaar Slachthuis zijn.
Maar in de stukken, die wij hebben gehad, worden die
aanhangwagens wél genoemd. Daarvoor is toen voor
rente en afschrijving ongeveer 700.per jaar gere
kend, maar toen heeft men toch zeker niet gedacht dat
die wagens 6000.zouden kosten, want spreker ver
moedt dat rente, aflossing en afschrijving van een be
drag van 6000.zeker meer zal moeten bedragen dan
700.In elk geval zou hij daarover gaarne nadere
inlichtingen willen hebben; het verandert z. i. wel ee-
nigszins het aspect, dat de directeur indertijd gaf, n.l.
dat dit ook voor het Openbaar Slachthuis een belang
rijke bezuiniging zou worden. Als die wagens nu
6000.zullen kosten, zal die bezuiniging wel eenigs-
zins bezwaarlijk zijn door te voeren, gelooft spreker.
De heer O. F. de Vries (wethouder) wil beginnen
met eerst de vraag van den heer Westra te beantwoor
den. Hij wil direct toegeven dat de uitgaaf voor rente
en aflossing misschien iets hooger zal wezen dan 700,
maar de aanhangwagens kunnen een 10 a 15 jaren mee,
dus het zal niet zoo veel schelen. Bij de behandeling in
de commissie kende men niet precies den prijs, maar
al zou het verschil ook 100.a 150.wezen, dan
zal dat voor het abattoir toch nog niet veel beteekenen.
De heer Oosterhoff heeft gevraagd of het niet moge
lijk is dat de geheele reorganisatie, de geheele veran
dering in verband met een algeheeie mechanisatie van
de Reiniging, aan den Raad wordt voorgelegd. Ja, wij
zullen misschien nog meer veranderingen krijgen in den
loop van dit jaar, maar wij kunnen thans moeilijk het
geheel overzien. Men heeft hier nu een gedeelte, dat op
zichzelf een besparing geeft en zoo zal men voortdurend
vereenvoudigingen in het bedrijf aanbrengen, die de
Raad op zichzelf kan beoordeelen. Als dan straks de
begrooting wordt ingediend, kan men gemakkelijk na
gaan of de vraag stellen of inderdaad datgene, wat in
den Raad is beweerd, ook op de begrooting tot uitdruk
king komt.
Wat de reorganisatie van den tonnendienst aangaat,
kan spreker antwoorden dat de directeur altijd op het
standpunt heeft gestaan, dat 3 tractors noodig waren.
Alleen heeft hij later op aanschaffing van een vierde
aangedrongen, niet direct in verband met de uitbreiding
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Mei 1928. 107
van de stad, maar omdat de directeur eerst veronder
stelde dat men deze wagens zou beschouwen als zes-
wielige motorwagens en dat daarmee 15 K.M. per uur
zou mogen worden gereden. Dit blijkt echter niet het
geval te zijn; men heeft hier te doen met aanhangwa
gens, waarmee, volgens de Motorwet, slechts 12 K.M.
per uur mag worden gereden, zoodat men op het oogen
blik den dienst niet met 3 tractors kan volhouden. Of
eigenlijk kan men den dienst daarmee wel volhouden,
maar dan is er geen gelegenheid, om nu en dan de trac
tors in reparatie te geven en ze voldoende te onder
houden.
Er komt nog deze belangrijke zaak bij, dat de dienst
op het abattoir thans verbazend duur is. Er gaat 4 of 5
maal per dag een wagentje naar het abattoir om daar
den boel weg te halen, terwijl een tractor met twee aan
hangwagens met één maal per dag zullen kunnen vol
staan. Dat is ook een voordeel op zichzelf. Zelfs al was
er geen vierde reservetractor noodig, dan zou het col
lege toch nog met het voorstel komen om voor den
dienst op het abattoir een tractor met aanhangwagens
aan te schaffen. Dit toch geeft verschillende voordeelen;
niet alleen dat er op het rijden wordt bespaard, maar
ook het lossen van den afval van het abattoir geeft een
enorm voordeel, omdat nu 1000 wagens alle met griep
en schop moeten worden gelost, terwijl de aanhang
wagens eenvoudig worden gekipt, zoodat meteen alles
er uit is. Dat geeft dus op zichzelf al een voordeel; als
de tractor niet noodig was voor reserve voor den ton
nendienst, dan zou het aanschaffen daarvan nog voor
deel geven.
Door den heer Hofstra is nog eens uitvoerig ingegaan
op de autotractie. Bij de begrooting is daar door hem
ook naar gevraagd en spreker heeft toen precies de
cijfers gegeven, waaruit bleek, dat de autotractie inder
daad goedkooper was. De heer Hofstra heeft toen ook
cijfers genoemd, hij is er echter losjes overheen gegaan
en heeft slechts een vermoeden uitgesproken en toen
spreker zijn cijfers heeft genoemd, is de heer Hofstra
daar niet tegen op gekomen. Het is echter wel gebleken
dat de autotractie, wat den tonnendienst betreft, een
voordeel is geweest.
De heer Hofstra heeft ook ter sprake gebracht dat
eerst 2 tractors zijn aangeschaft, toen een derde en nu
een vierde. Spreker heeft die zaak al in 't kort uiteen
gezet.
Het bezwaar van den heer Hofstra is, als spreker het
goed heeft begrepen, dat hij den tractordienst niet ver
der wil uitbreiden, maar een ander soort dienst wil in
stellen, een soort van tonnenauto's, zooals er thans een
voor de hulpwijk zal worden aangeschaft.
Toen echter voor 2 jaar deze dienst door den heer
Lautenbach mede is opgezet, is door den directeur ook
ernstig nagegaan wat de voordeeligste methode was
een dienst met tonnenauto's of een met tractors en aan
hangwagens. Daarover zijn toen rapporten uitgebracht,
er is in de commissie lang en breed over gesproken en
ten slotte is met bijna algemeene stemmen besloten tot
het aanschaffen van tractors met aanhangwagens, om
dat dit de allervoordeeligste manier van exploitatie was.
Alaar zelfs al zou men aannemen dat het gebruik van
auto's voordeeliger was iets, wat spreker ten sterkste
ontkent dan zou het toch een eigenaardige geschie
denis zijn, wanneer men, 2 jaar nadat deze dienst is
ingesteld, de zaak weer ging omwerken. Want de dienst
wordt niet uitgebreid, de tractordienst blijft dezelfde,
alleen komt er een reserve bij. Als men dat nu allemaal
zou veranderen, zou men datgene, wat voor 2 jaar als
het allervoordeeligste is genomen, buiten gebruik stellen
en zeer zeker zou dat dan de gemeente meer geld komen
te kosten.
De heer Lautenbach heeft al op een heel eigenaardige
manier gesproken; spreker zou zeggen dat de oud-wet
houder, die de heele zaak in mekaar heeft gezet, daar
nu geen fiducie meer in heeft. Er is nu, volgens hem,
niets goeds meer aan de heele autotractie. Spreker be
grijpt dat niet. De heer Lautenbach zegt, dat er twee
zieltogende tractors zijn daaruit zou dan dus moeten
blijken dat er toen verkeerd materiaal is aangeschaft
terwijl de derde weken lang buiten dienst is geweest.
Wat dit laatste betreft, dit wil spreker wel even toe
lichten. Er was inderdaad een lager van dezen tractor
kapot en daarom was de tractor hier in een garage in
reparatie. Toen is van de fabriek een verkeerde lager ont
vangen; de monteur heeft gedacht dat de lager wel kon
worden uitgedraaid en dat die dan wel paste, maar dit
bleek niet het geval te zijn. Daardoor is er kwestie ge
komen tusschen den reparateur hier en de fabriek in
Amsterdam over de vraag, wie het moest betalen. Die
zaak is 2 maanden lang in de maak geweest en ten
slotte is men overeengekomen dat ieder de helft van de
reparatie zou betalen. Intusschen is deze kwestie ook
voor de gemeente een schadepost geweest, omdat men
nu op een andere manier, n.l. door paarden, in den
dienst moest voorzien en daarbij bleek ook al weer, dat
men daarmee duurder uit was dan met een tractor. De
zaak is nu echter in orde.
Wat de twee „zieltogende" andere tractors aangaat,
kan spreker meedeelen dat hij daar eenige weken gele
den een deskundige bij heeft gehad iemand, die geen
belanghebbende kon zijn dat deze er mee heeft ge
reden en de tractors van a tot z heeft onderzocht en
dat die deskundige bij mondeling rapport aan spreker
heeft gezegd, dat de motoren uitstekend waren en dat
ze zich naar den tijd, dien ze loopen, uitstekend hebben
gehouden. Van zieltogende tractors kan dus door den
heer Lautenbach moeilijk worden gesproken.
De heer Lautenbach heelt verder gevraagd of het niet
wenschelijk is, dat nu een chauffeur-inechanicien wordt
aangesteld. Die zaak is ook verleden jaar berekend,
maar toen was het nog zoo, dat de reparatiekosten nog
niet zoo hoog waren, dat op grond daarvan een monteur
in de sterkte kon worden opgenomen, omdat de ge
meente daarmee dan nog eenigszins duurder zou uit
komen. Het is nu echter de overweging waard, nu er
meerdere auto's in het bedrijf komen, om een van de
chauffeurs de kleine reparaties te doen verrichten.
De heer Lautenbach zou nog gaarne de gelegenheid
hebben om het eigenaardige, dat de wethouder bij hem
heeft ontdekt, duidelijk te maken.
Spreker is van het standpunt uitgegaan hij heeft
dat duidelijk genoeg gezegd dat men met de be
staande tractors den dienst moet voortzetten. Hij heeft
verder, echter niet als een hatelijkheid aan het adres
van den directeur, geconstateerd, dat diens becijfering,
dat 3 tractors voldoende zouden zijn, falikant is uitge
komen. Dat is trouwens ook wel verklaarbaar, omdat
de directeur hier voor een vreemden dienst stond. Waar
nu de practijk heeft bewezen dat 3 tractors niet vol
doende zijn en waar de vierde voor een deel voor het
vervoer van slachtafval zal worden gebruikt, heeft spr.
gezegd: is het nu niet noodig er ook nog maar een vijfde
bij te nemen? Hij heeft dat zelfs nog in vragenden vorm
gedaan het eigenaardige zit dus in des wethouders
eigen gezichtsvermogen maar niet bij spreker.
Spreker wil den waarborg hebben dat dezen zomer
de dienst niet weer zal haperen. Hij heeft de overtuiging
dat er met de tractors veel te hard wordt gejakkerd,
zoodat dezen het eenvoudig niet kunnen volhouden. Hij
staat daarin ook niet alleen, want menschen, die over
het mechanisme van die voertuigen kunnen oordeelen,
zijn allen van meening: het gaat zoo op den duur niet.
De heer Hofstra zou nog eenige bedenkingen willen
aanvoeren tegen het betoog van den wethouder. Hij wil
concludeeren dat de wethouder met verschillende din
gen, die spreker heeft beweerd omtrent de autotractie,
accoord gaat, want de wethouder heeft toch zelf gezegd