120 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juni 1928.
van 48.000.uit hoofde van de stroomlevering. Was
nu onze belastingschroef niet zoodanig aangedraaid als
op het oogenblik het geval is, dan zou spreker ook
zeggen dat het gewettigd was met het oog op de be
langrijke winst, die de gemeente bij dit bedrijf maakt,
om den stroomprijs met 4 cent te verlagen. Maar naar
het hem wil voorkomen, is het absoluut uitgesloten, als
men het belang van de gemeente in het oog wil houden,
om eerlang tot belastingverhooging over te gaan en dus
zal elk bedrag, dat de gemeente kan toucheeren en dat
later kan dienen om het vorderen van belasting te be
sparen, door de gemeente niet moet worden afgegeven.
Waar gaat het ten slotte om Dat de contractanten
voor electrisch licht, dat zijn nagenoeg alle ingezetenen
of alle huishoudens in de gemeente, een paar centen
meer zullen betalen voor het licht, dan wel, dat zij straks
iets meer belasting zullen moeten betalen of, als de
toestand van de gemeente het toelaat, iets minder.
Nu dunkt spreker dat wij hierbij rekening moeten
houden met het feit dat Leeuwarden een vlottende be
volking heeft; jaarlijks trekken hier menschen weg en
jaarlijks vestigen zich hier anderen. Gelukkig is het de
laatste jaren zoo, dat het eene het andere compenseert,
maar wij moeten wel in het oog houden dat, als men
overweegt of men zich hier zal vestigen, men zich eerder
zal afvragen: hoe hoog is daar de belasting? dan dat
men zich afvraagt: hoe hoog is daar de prijs van het
electrisch licht Uit den aard der zaak zullen zich hier
meer menschen vestigen van uit de provincie dan van
buiten de provincie en in dat verband zou spreker ook
even naar voren willen brengen dat onze stroomprijs,
zelfs al zou die 29 cent blijven, toch nog een goed figuur
maakt ten aanzien van de prijzen in andere gemeenten
van deze provincie.
Er komt ook nog dit bij dat, als wij die 48.000.-
derven, wij niet eens de zekerheid hebben dat het zich
daartoe zal bepalen. Er is toch zeer terecht door den
directeur van de Lichtfabrieken meegedeeld, dat hij op
het oogenblik niet met zekerheid kon vaststellen wat de
uitwerking van het nieuwe piektarief zal zijn het is
niet zeker of de uitkomsten daarvan wel zoodanig zullen
zijn, dat zij voor de gemeente geen nadeel zullen geven
en dus niet uit hoofde daarvan ook zullen worden ver
laagd.
Een en ander heeft spreker de overtuiging gegeven,
dat wij vandaag moeten besluiten niet den prijs te ver
lagen met 4 cent, maar met 2 cent. Wij houden dan in
reserve een bate voor de gemeentekas, ongeveer gelijk
aan het voordeelig verschil ten aanzien van het contract
met de provincie. Nu wil het spreker voorkomen, dat
deze contractwijziging hoofdzakelijk verband heeft ge
houden met het feit, dat Gedeputeerde Staten er de ge
meente op attent hebben gemaakt, dat het een gebie
dende eisch was bezuinigingen in te voeren. Spreker
gelooft dat als gevolg daarvan de gemeente het contract
heeft opgezegd, om de gelegenheid te hebben door con
tractwijziging de eerst mogelijke bezuiniging te vinden
en nu dunkt hem dat deze wijziging straks aan de ge
meentekas de noodige steun moet geven en dat zij niet
moet dienen om den stroomprijs, die hier betrekkelijk
niet hoog is, te verlagen. Het is toch niet zoo, dat wij
hier en daar hooren klagen dat de stroomprijs te hoog is.
Spreker weet wel dat een deel van den Raad, in verband
met de uitkomsten van het bedrijf, wil dat de stroomprijs
wordt verlaagd, maar in breede kringen wordt er toch
niet over dien prijs geklaagd. En omdat de groote con
tractanten dien prijs toch niet betalen, maar met hen
incidenteel een contract wordt aangegaan, meent spr.
dat wij den prijs niet met 4 maar met 2 cent moeten
verlagen en wil hij daartoe een amendement indienen.
De heer Westerhuis wil, in tegenstelling met wat de
heer Peletier in het midden heeft gebracht, verklaren,
dat het hem juist genoegen doet dat Burgemeester en
Wethouders met deze voordracht zijn gekomen. Het
komt hem juist voor, dat verlaging van den prijs van
electrischen stroom een zeer belangrijke zaak is voor
den handeldrijvenden middenstand, omdat die verlaging
aanleiding zal geven tot kostenbesparing op de bedrij
ven en daardoor aan den middenstand de gelegenheid
zal worden gegeven met meer succes den concurrentie
strijd naar buiten te kunnen voeren.
Ten slotte komt het eigenlijk hierop neer, dat wij uit
deze voordracht kunnen afleiden, dat het college van
Burgemeester en Wethouders meent, dat wij op de be
grooting het door den heer Peletier genoemde bedrag
van 48.000.welke verlaging niet over dit jaar
loopt maar pas over het volgende jaar voor de toe
komst wel kunnen missen. Dat optimisme verheugt spr.
in bijzondere mate; wij mogen aannemen dat het col
lege daar zijn goede reden voor heeft.
Het gaat nu eigenlijk hierom, of men ten slotte zal
komen met een verlaging van het vermenigvuldigings-
cijfer of dat men zal komen met een verlaging b.v. van
den stroomprijs. Beide gevallen zullen natuurlijk tot
gevolg hebben een vermindering van de inkomsten der
gemeente; als wij dat krijgen door verlaging van den
stroomprijs, komt het ten goede aan den handeldrijven
den middenstand en als wij een verlaging van het ver-
menigvuldigingscijfer toepassen, komt dit ten goede aan
alle gemeentenaren, maar in de eerste plaats aan hen,
die groote inkomens hebben. Het komt spreker voor dat
daartoe vooralsnog geen reden is en waar wij uit dit
gemeentelijk bedrijf zooveel winst halen als op het oo
genblik het geval is, acht hij het juist dat de politiek
wordt gevolgd, die hier wordt voorgesteld.
De heer M. Alolenaar merkt op, dat 5 jaar geleden
een aanvullende overeenkomst is gesloten met de pro
vincie, waarin is bepaald, dat de gemeente ieder jaar
100.000.— zou betalen boven den verschuldigden prijs
voor den afgenomen stroom. Die overeenkomst is on
langs opgezegd om, zooals het college zegt, te worden
vervangen door een andere. Nu staat in die overeen
komst dat de gemeente dat aanvullende contract kan
opzeggen, indien zij meent dat daartoe, in verband met
alle financiëele omstandigheden, in den uitgebreidsten
zin genomen, met het Provinciaal Electriciteitsbedrijf
verband houdende, gedurende een volgenden 5-jarigen
termijn aanleiding bestaat.
Nu had spreker verwacht, dat in dezen raadsbrief een
beschouwing zou zijn neergelegd omtrent den toestand
van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf, want nietwaar,
bij de onderhandelingen, die zijn gevoerd over het al
of niet verder verleenen van de toelage, moest uitslui
tend de toestand van het Provinciaal Bedrijf in oogen-
schouw worden genomen.
Daar wordt evenwel met geen woord over gesproken,
het wordt heelemaal niet duidelijk gemaakt om welke
reden wij zullen moeten doorgaan met het betalen van
een toelage en ook niet, waarom men speciaal komt op
een bedrag van 75.000.Eerlijk gezegd, valt spreker
dat bedrag niet mee; hij heeft de stille hoop gehad, dat
wij er misschien met 50.000.af zouden komen.
De zaak is spreker niet duidelijk geworden. Zou het
college ook eenige inlichtingen kunnen geven, in ieder
geval hoe het staat met het Provinciaal Bedrijf Spr.
meent dat, toen wij dit aanvullende contract sloten, het
bedrijf er slecht voor stond, hij meende dat er toen een
jaarlijksch verlies was van 2 millioen gulden, althans
van meer dan 1 millioen en dat nu het jaarlijksch verlies
enorm is teruggeloopen en tot nul is gereduceerd, zoo
dat de toestand van het bedrijf dus in deze 5 jaren enorm
is verbeterd. In verband daarmee valt het spreker niet
mee, dat het tamelijk groot bedrag, dat eigenlijk vol
komen vrijwillig door de gemeente wordt gegeven, met
slechts 25.000.zal worden verminderd.
De heer Peletier zou nog even iets willen zeggen naar
aanleiding van hetgeen de heer Westerhuis heeft opge
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juni 1928. 121
merkt. Deze heeft gezegd dat sprekers voorstel of amen
dement zou indruischen tegen het belang van de nering
doenden in Leeuwarden. Dat is oogenschijnlijk zoo,
maar als men de zaak goed beschouwt, gelooft spreker,
dat de heer Westerhuis zich deerlijk vergist.
In de eerste plaats zijn de groote afnemers, die meer
dan gewoon belang hebben bij den stroomprijs, zulke
groote afnemers, dat zij incidenteel, elk voor zich, con
tracteeren, dat zij, afgezien van den basisprijs, een con
tract sluiten met de Lichtfabrieken, dat geheel afwijkt
van het normale tarief.
Maar voorts wil spreker dit opmerken, naar aanlei
ding van wat de heer Westerhuis heeft gezegd, dat de
neringdoenden veel en veel meer belang er bij hebben,
dat zich hier in Leeuwarden menschen komen vestigen,
die koopkrachtig zijn en dezen doen dat eerder, als de
belastingen lager zijn; zij zien meer naar de belasting
dan naar den stroomprijs. Dat is naar sprekers meening
een degelijker argument dan het kleine argument, dat
de winkelstand en de neringdoenden liever een meer
dere verlaging van 2 cent van den stroomprijs zien.
Ten slotte zou spreker nog een vraag willen richten
tot het college ten aanzien van dit voorstel. Er is n.l.
sprake in het voorstel, dat de houders van piekmeters
alleen voor het aanvullend gedeelte zullen deelnemen in
de verlaging. Spreker zou nu de vraag willen doen of
met de verlaging, die eventueel zal worden vastgesteld,
ook verband zal houden het vastrecht, dat de houders
van piekmeters betalen. Spreker weet wel dat de for
mule, waarnaar het vastrecht is vastgesteld, niet uit
sluitend is gebaseerd op den prijs per K.W.U., maar het
spreekt vanzelf, dat dit recht wel verband moet houden
met den stroomprijs in het algemeen. Het komt spreker
dan ook voor dat het alleszins billijk is dat, bij verla
ging van den stroomprijs, ook het hoofdbedrag voor de
houders van piekmeters wordt verlaagd. Spreker kan
dat uit het voorstel niet zien; als hij dit leest, zou hij
zelfs zeggen dat het vastrecht niet in de verlaging zal
deelen. Daarom zou hij daarover gaarne inlichtingen
willen hebben.
De heer Muller zegt, dat de heeren Westerhuis en
Peletier zich beijveren, om in de gunst te komen van
den middenstand. Spreker zal daar niet verder in tre
den, maar dit aan die heeren overlaten. Wel wil hij
echter dit zeggen, naar aanleiding van het amendement
van den heer Peletier, dat het voor de arbeidersklasse
van het grootste belang is, dat het voorstel van Burge
meester en Wethouders wordt aangenomen, want dat is
voor de arbeidersklasse en de kleine belastingbetalers
oneindig veel voordeeliger dan het voorstel van den
heer Peletier.
De heer Visser zou een enkel woord wilien zeggen
naar aanleiding van het amendement van den heer Pe
letier. Dit maakt toch ook een punt van beraadslaging
uit
De Voorzitter: Ja zeker.
De heer Visser zegt dat, als hij het goed begrijpt, de
heer Peletier komt met het voorstel om den stroomprijs
met 2 cent in plaats van met 4 cent te verlagen. Hier
door zou dan dus het mindere bedrag van 48.000.
worden gehalveerd en dat zou dan dus worden
24.000.—
De heer PeletierNeen, dat hebt U verkeerd, de
stroomprijsverlaging kost 73.000.
De heer Westra: Dat wordt dan 37.000.
De heer Visser Het is toch zoo, dat door Uw
amendement een besparing zal worden verkregen, die
ten goede zal komen aan de gemeentekas. Daardoor zou
dan de belasting kunnen worden verlaagd, maar spreker
dunkt, dat dit zoo weinig invloed zou hebben op het
heffingscijfer, dat dit misschien hij weet het niet
precies daardoor met slechts 0.2 of 0.15 zou kun
nen worden verlaagd. Zou de heer Peletier nu meenen,
dat dit de oorzaak of het middel zou zijn, dat de men
schen zich in Leeuwarden zullen vestigen en dat wij
hun daarmee als het ware zullen lokken, zooals de heer
Peletier bedoelt? Spreker zou zeggen dat, als het amen
dement wordt geaccepteerd, dit heel weinig invloed zal
hebben op het heffingscijfer als zoodanig, zoodat men
dit niet van eenige beteekenis zal kunnen verlagen; van
daar dat hij zal stemmen voor het voorstel van Burge
meester en Wethouders.
De heer O. F. de Vries (wethouder) merkt op, dat
door den heer Peletier enkele bezwaren tegen het voor
stel worden ingebracht en ook enkele opmerkingen
daarover zijn gemaakt. Spreker wil in de eerste plaats
even ophelderen wat de heer Peletier in het begin van
zijn speech heeft gezegd, n.l. dat de commissie geen
inzage heeft gehad van de contractwijziging. Spreker
meent dat woordelijk alle stukken, die gewisseld zijn
over de verandering van het contract, n.l. deze velletjes
papier spreker toont die in de commissie zijn
voorgelezen. Die waren pas ontvangen, zoodat ze ook
niet eerder bij de commissie konden worden rondge
zonden. Spreker meent dat hiermee deze kwestie is op
gehelderd; wat hier op schrift bekend was, is ook ter
kennis van de commissie gebracht.
De heer Peletier heeft verder een uitvoerige beschou
wing gehouden in verband met bezwaren, die er zijner
zijds tegen dit voorstel bestaan. Hij heeft in de eerste
plaats of in hoofdzaak gesproken over het financieel
beleid van de gemeente Leeuwarden. Spreker zal daar
natuurlijk, voor zoover betreft het financieel beleid in
zijn geheel, niet verder op ingaan, maar wel wil hij en
kele dingen bespreken met betrekking tot het financieël
beleid van het Electriciteitbedrijf. De gang van zaken
bij dit bedrijf is in de laatste jaren zoo, dat de winsten
enorm toenemen. Spreker zal de bedragen van de van
1924 af gemaakte winsten even aangeven; deze bedroe
gen: in 1924 86.000.—, in 1925 127.000.—, in 1926
148.000.en in 1927 176.000.Als men dat in
percentages van den omzet uitrekent, krijgt men over die
jaren respectievelijk een winst van 15, 20, 22 en 24
Daaruit kan men dus opmaken, dat de gang van zaken
aan het bedrijf uitstekend is, dat de rentabiliteit nog
vooruitgaande is en dat het dus, wat den toestand van
het bedrijf aangaat, alleszins gewettigd is den stroom
prijs te verlagen, omdat de geweldig hooge winsten, die
door het G. E. B. worden gemaakt, op 't laatst wel de
spuigaten uitloopen.
Dit staat ook in verband met een andere kwestie. De
heer Peletier heeft gezegd dat de prijzen hier niet hoog
zijn, maar hij noemt die alleen in vergelijking met de
prijzen in de provincie Friesland. Dan is het ook zoo;
er is hier maar één Electriciteitsbedrijf en wij weten
allen dat de prijzen op het platteland geweldig hoog zijn.
Maar wanneer wij kijken naar andere plaatsen, buiten
de provincie, zooals Groningen, Arnhem, Utrecht en
Zwolle, dan zijn wij hier inderdaad met 29 cent nog aan
den hoogen kant, terwijl, wanneer wij dien prijs met 4
cent verlagen, wat alleszins gewettigd is in verband
met den stand van zaken van het bedrijf, wij met die
plaatsen ongeveer gelijk uitkomen, hoewel Groningen
nog eenigszins lager is dan 25 cent.
Wij zullen 48.000.— minder beuren, als de prijs met
4 cent wordt verlaagd, maar het is niet zeker dat dit
bedrag niet zal worden overschreden, zoo heeft de heer
Peletier gezegd. Er is echter duidelijk door den directeur
in zijn voorstel gezegd, dat 48.000.het maximum is.
De heer Peletier vergeet, dat buiten de 25.000.die
wij van het contract af krijgen, daarin een andere gun
stige voorwaarde is opgenomen, n.l. dat bij een zekere