126 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juni 1928.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer B. Molenaar zou willen beginnen met te
zeggen dat dit wel het minst pleizierige voorstel is, dat
wij vandaag te behandelen krijgen. Hier wordt.toch niet
minder gevraagd dan een verhooging van het toegestane
crediet met 31.000.en de motiveering voor die ver
hooging vindt spreker hij kan het niet anders zeg
gen een beetje pover. Hij krijgt bij het lezen van de
stukken den indruk, dat het aan de voorbereiding van
het voorstel, dat wij 6 weken geleden hier hebben aan
vaard, wel eens heeft gehaperd en hij wil hopen de
heer Vromen interrumpeert nu wel dat spreker toen niet
voor uitstel was, maar dat heeft er niets mee te maken
spreker wil hopen, dat de spoed, die dat voorstel
had, oorzaak is geweest, dat er waarschijnlijk te hard
en te snel is gewerkt. Toch had hij het beter geoordeeld,
nu wij tóch, ook door het haastig indienen van dit voor
stel, den tijd niet meer kunnen bereiken, die ons is toe
gekend, dat deze zaak rijpelijker was overwogen, voor
en aleer zij den Raad weer was aangeboden.
Dit voorstel behelst nu een overschrijding van het
crediet met 31.000.maar spreker zou willen vragen:
kan de Raad er nu zeker van zijn, nu het betonwerk is
aanbesteed, dat voor het andere deel van het crediet,
dat er nog overblijft, de andere werken nog voldoende
kunnen worden uitgevoerd, als wij dit bedrag nu nog
voteeren
Ten opzichte van de zaak zelf is spreker iets opge
vallen in de stukken, dat hem niet duidelijk is. Het is
van betrekkelijk persoonlijken aard, maar spreker zal er
hier toch maar een paar vragen over stellen.
Het schrijven van den directeur, dat bij het voorstel
is gevoegd, begint aldus:
„Zooals U bekend is, werd ten behoeve van de uit
te voeren fundeerings- en betonwerken de laagste aan
bieding ontvangen van de Internationale Gewapend
Betonbouw te Breda.
De cijfers waren perceel I 91.000.perceelen
I en II 116.550.
Er is een lijst van inschrijvingen of aanbiedingen bij
de stukken gevoegd en daaruit blijkt, dat de laagste
aanbieding is geweest die van de firma Kool en Wilde-
boer te Groningen met 111.500.Met geen enkel
woord wordt echter in het schrijven van den directeur
gemotiveerd, waarom aan deze firma niet dat werk is
opgedragen, maar na de mededeeling aan Burgemeester
en Wethouders dat de laagste firma was de Internatio
nale Gewapend Betonbouw te Breda, schrijft de direc
teur, dat hij zich onmiddellijk in verbinding heeft gesteld
met die firma, om te trachten met deze onderhandelingen
te voeren over de vraag, hoe het mogelijk was, dat zij
zooveel boven de begrooting uit was gekomen. Op zich
zelf is dat heel verklaarbaar, maar niet verklaarbaar is,
waarom in stede van met die firma niet onderhandeld
is met de firma Kool en Wildeboer, die heeft ingeschre
ven met 111.500.—, ten minste, wanneer de lijst van
inschrijvingen, die bij de stukken heeft gelegen, juist is.
Er is nog een firma, die lager is dan de inschrijver,
genoemd in het schrijven van den directeur, n.l. de N. V.
Bredasche Beton Mij, vermoedelijk de firma Stuhle-
meyer
De heer Feddema: Die is het allerlaagste.
De heer Molenaar Als men de lijst neemt, dan
wel, want er staat 15.600.maar vermoedelijk is
daar een cijfer 1 voor vergeten en moet het dus zijn
115.600.—
De heer Fransen (wethouder): Dat bedrag moet in
de vorige kolom staan; het is het bedrag van kolom 2.
De heer B. MolenaarJa, zoo kan men het altijd
wel winnen
De heer Fransen (wethouder)Dat kan men met de
oogen dicht wel zien; het is de aanbieding voor per
ceel II.
De heer B. Molenaar De heer Fransen zegt:
dat kan men met de oogen dicht wel zien. Ja, de heer
Fransen draagt geregeld een bril, zoodat hij vrij zeker
scherper zal zien dan spreker, maar als dat bedrag op
de lijst van bestedingen staat onder de kolom, waarin
de bedragen zijn genoemd, waarvoor door de firma's
in massa is ingeschreven, is het voor spreker eerder
denkbaar dat er een eentje vergeten is wat toch
mogelijk is dan dat het daar genoemde cijfer alleen
voor perceel II is bedoeld.
Bij de bestudeering van het voorstel zelf is spreker
nog een zinsnede niet recht duidelijk geworden. Er
staat in het schrijven van den directeur, dat tijdens de
onderhandelingen, die zijn gevoerd met de Internationale
Betonbouw Mij is gebleken, dat perceel II 15.500.
zou moeten kosten
„wat gezien de ontvangen overige aanbiedingen
een goed cijfer is.
Dit dient thans te worden vergeleken met de aan
bieding welke wij hebben ontvangen van de N. V.
Meteor."
Deze firma staat heelemaal niet op de lijst; misschien
dat spreker die aanbieding bij de stukken niet heeft
gezien, maar zij komt in alle geval niet op de lijst voor.
Is dat een aanbieding, die los van deze algemeene aan
bieding staat
Spreker moet het in dit geval vragenderwijs doen,
omdat hij uit het begeleidend schrijven niet de noodige
inlichtingen kan krijgen. Z. i. is het noodzakelijk dat
Burgemeester en Wethouders de verschillende dingen,
welke spreker hier naar voren heeft gebracht, moti-
veeren, waarom spreker gaarne op deze vragen van
Burgemeester en Wethouders in eerste instantie een
antwoord zou willen hebben.
De heer Feddema zegt, dat het zeker met groote ver
bazing was dat de Raad Zaterdagmiddag dit voorstel
tot verhooging van het crediet met 31.000.ontving.
Nu kunnen wij daar gereedelijk ƒ6000.af doen, omdat
die 6000.toch in elk geval is voor uitbreiding met
dingen, die eerst niet zijn genoemd, hoewel ook spreker
het eigenaardig vindt dat de marktmeester of wie daar
dan ook op moet wijzen, er niet eerder op heeft gezin
speeld, dat die verbeteringen er moesten komen.
Maar de eigenlijke misrekening is 25.000.ge
weest. Nu wil spreker niet ingaan op dat lijstje, dat bij
de stukken is gevoegd, hoewel hij het voor de aardig
heid heeft overgeschreven; hij wil daar niet op ingaan,
omdat hij het beter en misschien gemakkelijker had
gevonden, wanneer men eenvoudig had gezegd: er is
25.000.te kort, dan dat men al die dingen gaat
opsommen, waar dat bedrag weg moet komen. Als men
daar een overzicht van maakt, zou spreker zeggen: hoe
krijgt men het bij mekaar Spreker wil daarop dan ook
niet verder ingaan.
Waar spreker het echter wel over wil hebben, is de
wijze van aanbesteding, waarover ook de heer Molenaar
het heeft gehad. De directeur van Gemeentewerken stelt
voor om het werk straks in massa te gunnen en spreker
is dat volkomen met hem eens; wanneer twee kapteins
boven elkaar bouwen, komt het toch niet goed, want
dan geeft de een de schuld aan den ander, als er iets
verkeerds gebeurt. Als de directeur echter zegt wij
zullen in massa gunnen, dan had hij ook de massacijfers
moeten nemen. Hij heeft echter bij zijn beoordeeling
alleen rekening gehouden met wie de laagste voor per
ceel 1 was. Niemand heeft uit de stukken kunnen nagaan
wat perceel I is en wat perceel II. Later heeft spreker
van den directeur gehoord dat perceel I gaat tot 3 M.
van den grond en dat, wat daarboven komt, perceel II
is. Er werd bij gezegd dat de schapenstallen daar niet
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juni 1928.
127
bij gerekend worden maar het andere betonwerk wel;
voor een oningewijde is de zaak niet duidelijk.
Nu hadden Burgemeester en Wethouders of de direc
teur of wie het doet toch moeten zeggen: wat zijn
de sommen voor de massa Daarnaar gezien, was de
laagste inschrijver de N. V. Bredasche Beton Mij met
110.653.daarna kwam de firma Kool en Wildeboer
met 111.500.en dan kwam de Internationale Ge
wapend Betonbouw met 116.550.—.
Naar spreker uit de stukken heeft begrepen, is alleen
overleg gepleegd met no. 3 en niet met de nos. 1 en 2.
Waarom, zullen wij aanstonds wel hooren. Burgemeester
en Wethouders zijn daar trouwens vrij in, als zij meenen
dat dit beter is en zij zullen daarvoor hun reden wel
hebben gehad. Spreker heeft echter wel dit bezwaar.
Aan de Internationale Gewapend Betonbouw zijn nu
alle mogelijke concessies gegeven, door het toestaan van
een langeren afleveringstermijn, door vermindering van
boete en wat nog meer is toegestaan en daardoor is die
firma op de veel lagere som gekomen van 103.000.
wat natuurlijk lager is dan de sommen van de andere
inschrijvers. Het is voor spreker echter de vraag of,
wanneer er ook aan die menschen 1 of 2 maanden bij
was gegeven en wanneer men ook hun had toegestaan
een mindere boete te betalen of wat dan ook, zij ook
niet lager hadden kunnen komen. Spreker vindt dat men
hier tegenover allen gelijk had moeten handelen.
Spreker gelooft ook niet dat men er dit jaar nog mee
klaar komt. Het practisch gevolg van alles, waarmee
men nu hier komt en van het verlengen van den tijd,
is, dat verloren gaat het motief van haast, dat in de
vorige vergadering zoo sterk heeft gegolden. Toen is
gezegd dat haastig moest worden besloten en spreker
heeft toen zelf ook voorgesteld het haastig te doen
opdat men nog voor den herfst klaar zou komen. Nu
komt dat vast zoo niet; men krijgt voor het werk 4(4
maand
De heer Vromen: 5(4 maand.
De heer Feddema 4(4 maand, maar dan moet
eerst nog de goedkeuring komen van Gedeputeerde
Staten. Spreker weet het niet, maar hij zou zeggen dat
men voor 1 Juli niet aan den gang komt en dan komt
men dit jaar niet meer klaar.
Spreker zou dan ook gaarne dit voorstel willen doen,
dat hij van middag heeft opgesteld
„Ondergeteekende stelt voor de besteding van de
uitbreiding aan de Veemarkt aan te houden en een
nieuwe aanbesteding uit te schrijven, waarin de beton
werken in massa worden uitbesteed en de inschrijvers
allen aan dezelfde bepalingen van tijd en boete zullen
zijn onderworpen.
In den tusschentijd den marktmeester en den direc
teur van Gemeentewerken te verzoeken precies na te
gaan, welke eischen voor andere werken nog gesteld
moeten worden, opdat de Raad dan kan weten, hoe
veel de uitbreiding zal moeten kosten.
Indien daardoor het werk dit jaar niet gereed kan
komen, dan dit desnoods uit te stellen tot 1929."
Spreker dient dit voorstel in.
De Voorzitter: De heer Feddema heeft zijn voorstel,
dat mede is onderteekend door den heer IJ. de Vries,
voorgelezen.
Spreker doet daarvan opnieuw lecture.
Daar zit dus m. a. w. naar mijn oordeel ook aan vast
het voorstel, om een verhooging van het crediet toe te
staan? Het is dus een voorstel om alles aan te houden?
De heer IJ. de Vries: Ja, het kan toch niet meer klaar.
De Voorzitter: Dan stel ik voor, dit voorstel eerst te
behandelen en over de verhooging van het crediet niet
te spreken.
De heer Vromen zou het voorstel tot aanhouding
gaarne willen steunen. Er is in de vergadering van 6
weken geleden van de zijde van den heer Feitsma een
voorstel gedaan, juist op grond van het bezwaar van
de zeer snelle voorbereiding, niet van den kant van
Burgemeester en Wethouders, maar van den kant van
den Raad als gevolg van den korten tijd, dien de leden
hadden om de zaak te bestudeeren, om de behandeling
uit te stellen. De meerderheid van den Raad heeft toen
gemeend dat uitstel niet te moeten verleenen, op grond
van het feit, dat er haast bij de zaak was, op grond van
het argument in de stukken, dat de uitbreiding, zoo
mogelijk, voor de herfstdrukte gereed zou moeten zijn.
Thans is men zeker, dat dit niet het geval kan zijn.
Voor perceel I is de leveringstermijn verlengd van 3(4
maand tot 4(4 maand en voor het andere van 4(4 maand
tot 5(4 maand. Men zal dus op zijn vroegst pas 1
Januari 1929 klaar kunnen zijn, zoodat er thans zeker
geen reden is, om zich te overhaasten.
Dat er voor den Raad wel reden is, om de zaak nog
eens aan te houden, is zeker wel duidelijk na hetgeen er
is gebeurd; nadat Burgemeester en Wethouders de zaak
2(4 jaar in studie hebben gehad, is men begonnen met,
hangende de behandeling van de zaak in den Raad, het
crediet met 8000.te verhoogen, terwijl men nu weer
vraagt een verhooging van dat crediet met 31.000.
Het is niet juist dat men zegt eigenlijk wordt het
crediet nu overschreden met slechts 25.000.want
wij gaan nu méér doen. Want dat méér had men bij het
geheele plan dadelijk moeten overwegen en bovendien
wil spreker, wanneer men zich thans op dat meerdere
beroept, er op wijzen dat dit argument reeds in de
stukken voorkomt, n.l. in het advies van de Kamer van
Koophandel. Men wist dus toen reeds dat de vraag zou
moeten worden beantwoord of men een nieuw privaat-
gebouw wenschte of niet; die vraag had dus indertijd
ook direct reeds beantwoord kunnen worden.
De Raad kon dus niet anders weten dan dat de aan
genomen uitbreiding maximaal 176.000.zou kosten
en toen in de vorige vergadering een van de leden sprak
van een uitbreidingsplan van 2 ton, werd daar door den
wethouder van Openbare Werken tegen geprotesteerd
en heeft deze gezegd: het is maar ongeveer 175.000.
Welnu, wij zijn nu al over de 2 ton heen en welke ver
rassingen staan ons nu nog verder te wachten Men
weet dat niet. Spreker twijfelt er niet aan, dat op de
vraag, die de heer B. Molenaar heeft gesteld, wei een
erg geruststellend antwoord zal worden gegeven en hij
twijfelt er ook niet aan, dat dit antwoord geheel te
goeder trouw zal worden gegeven, maar op deze wijze
wordt het voor den Raad heel moeilijk, om de verant
woordelijkheid te dragen.
Naar sprekers meening is het dan ook nu de tijd om
te doen hetgeen de heer Feddema voorstelt, de zaak te
renvoyeeren naar Burgemeester en Wethouders, opdat
deze de kwestie nog eens goed onder de oogen zullen
zien en een exposé van de becijferingen aan den Raad
zullen voorleggen. Daarbij kan dan tevens aan een
wensch, dien spreker bij de behandeling in de vorige
vergadering heeft geuit, gevolg worden gegeven, door
tevens bij de kosten een becijfering of berekening over
te leggen van den invloed, die deze uitbreiding zal
hebben op de geheele verdere exploitatie van de markt.
Dit is toch ook niet onbelangrijk voor den Raad en voor
de gemeente. Het mag waar zijn, dat het meerdere cre
diet, dat men geeft, niet meer dan i/io of Vwo van
invloed zal zijn op het heffingspercentage, maar dat is
toch niet de manier, waarop men de zaak moet bezien.
Het is wel degelijk noodig en dit was iets, dat bij de
vorige behandeling ook ontbrak dat een overzicht
wordt gegeven van de gevolgen van uitbreiding ten op
zichte van de exploitatie van de bedrijven en spreker
meent dat hij de veemarkt toch ook een bedrijf mag
noemen.
Spreker wil dan ook adhaesie betuigen aan het voor-