160 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Augustus 1928.
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag be
bouwing door derden niet plaats hebben;
5. de gemeente heeft Het recht het erfpachtsrecht
van een strook grond, grenzende aan den de Ruijterweg,
ter breedte van 2 M., met een opzeggingstermijn van
een maand geheel of ten deele op te zeggen, in welk
geval de canon naar evenredigheid zal worden ver
minderd;
6. de erfpachter moet de helft van de kosten voor
de plaatsing van een schutting tusschen het door hem
aangevraagde terrein en de perceelen aan de Noordvliet-
straat op eerste aanzegging voldoen ten kantore van de
Gemeentewerken;
7. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht
van toepassing voor zoover mogelijk en met het
bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende
de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tus
schen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoorende
aan de gemeente Leeuwarden.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overneming in eigendom van een strook grond aan den
Groningerstraaiweg van P. de Vries en J. Visser.
Dit voorstel luidt als volgt
In verband met den bouw van een woonhuis aan den
Groningerstraatweg hebben P. de Vries, alhier, en J.
Visser, te Goutum, zich bereid verklaard den voor den
voortuin der ontworpen woning gelegen grond, voor
zoover hun eigendom zijnde, aan de gemeente af te staan.
Ten einde te zijner tijd langs dezen weg een trottoir
te kunnen aanleggen is het wenschelijk de aangeboden
strook grond in eigendom te bezitten.
Wij geven U daarom in overweging te besluiten in
eigendom over te nemen van
P. de Vries, alhier, en J. Visser, te Goutum, eene
strook grond, gedeelte van het perceel kadastraal bekend
gemeente Leeuwarden, Sectie F no. 3989, welke ten
Noordwesten wordt begrensd door den Rijksstraatweg
van Leeuwarden naar Groningen en ten Zuidoosten door
de lijn, getrokken op 7.20 M. afstand voor en evenwijdig
aan de rooilijn voor de bebouwing ter plaatse, vast
gesteld bij Uw besluit van 21 Juni 1927, no. 21 5r/1 25,
een en ander op de volgende voorwaarden
1. de koopprijs bedraagt 1.
2. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor
rekening der gemeente.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders
sub 11—15.
16. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overneming in beheer en onderhoud van strookjes grond
nabij het Paleis van Justitie.
Dit voorstel luidt als volgt
Ingevolge Uw besluit van 15 November 1927, no.
434r/239, heeft de gemeente van den Staat der Neder
landen in eigendom overgenomen een terrein, gelegen
aan de voorzijde en terrein ter weerszijden van het
Paleis van Justitie, alhier, benevens het verlengde van
laatstbedoelden grond, terwijl voorts in beheer en on
derhoud is overgenomen het terrein gelegen aan de
achterzijde van genoemd gebouw.
Bij het uitvoeren van de plannen tot verbetering van
de bestrating van gemelde terreinen bleek de wensche-
lijkheid om, ten einde ter plaatse een afdoende verbe
tering en tevens een fraaiere bestrating te verkrijgen,
tegelijk met het van gemeentewege vóór het Paleis van
Justitie te maken tegeltrottoir, tegels te leggen op de
aan het Rijk toebehoorende stoepen vóór en ter weers
zijden van de hardsteenen trappen aan den voorkant van
het gebouw, zoodat bedoeld trottoir zich nu tot die
trappen uitstrekt. Bovendien is een strook van gelijke
breedte van de twee ter weerszijden gelegen, eveneens
aan het Rijk toebehoorende, rechthoekige pleintjes van
tegels voorzien en mede bij het trottoir getrokken, ter
wijl het overige gedeelte van die pleintjes met uitko
mende Friesche klinkers verstraat en opnieuw onder
profiel gebracht is. De kosten van de hierbedoelde, op
's Rijks grond aangebrachte, straatverbeteringen, ten
bedrage van 175.kunnen door de gemeente aan het
Rijk in rekening worden gebracht.
Opdat het onderhoud van de geheele bestrating ter
plaatse in het vervolg in één hand zij, is het van belang
dat de bovenvermelde stoepen en de twee pleintjes in
beheer en onderhoud door de gemeente worden over
genomen. Het Rijk heeft hiertegen geen bezwaar. Op
de bijgevoegde situatieteekening van den Directeur der
Gemeentewerken is de betrekkelijke grond met blauw-
roode kruisarceering en met witte arceering aangeduid.
Onder overlegging van de stukken geven wij U in
overweging te besluiten
van den Staat der Nederlanden in beheer en onder
houd over te nemen een terrein gelegen aan de voorzijde
van het Paleis van Justitie, alhier, zooals op de bijbe-
hoorende situatieteekening met blauw-roode kruisarcee
ring en met witte arceering is aangeduid, ter grootte
van ongeveer 238 M2.,
zulks onder de volgende voorwaarden
1. de gemeente is verplicht het in dit besluit be
doelde terrein gedurende den tijd dat het bij haar in
beheer en onderhoud is, in stand te houden als trottoir
en openbare straat en het als zoodanig behoorlijk te
onderhouden, ten genoegen van de daartoe aangewezen
of nader aan te wijzen Rijksambtenaren;
2. de uitkomende en na het gereed zijn der bestra
ting overblijvende oude klinkers zijn ter beschikking van
de gemeente, die na de onderteekening der acte van
overdracht als bijdrage in de kosten van den aanleg der
nieuwe bestrating van het Rijk een bedrag van 175.
zal ontvangen;
3. indien het beheer en onderhoud van het in dit
besluit bedoelde terrein of een gedeelte daarvan voor
de gemeente eindigt, moeten de alsdan ter verharding
op het terrein of gedeelte daarvan aanwezige materialen
door de gemeente aldaar worden gelaten en zullen deze
eigendom van den Staat zijn, zonder dat deswege eenige
vergoeding verschuldigd is.
4. de kosten, op de overdracht vallende, zijn voor
rekening van de gemeente.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Feddema zou een kleine opmerking willen
maken. Niemand onzer zal tegen het voorstel wezen;
de zaak is trouwens al in orde gemaakt, maar hier staat:
,,De kosten van de hierbedoelde, op 's Rijks grond
aangebrachte, straatverbeteringen, ten bedrage van
175.-, kunnen door de gemeente aan het Rijk in
rekening worden gebracht"
en die kosten zijn absoluut méér dan 175.Zij zullen
wel niet heel veel hooger dan 100.méér zijn, maar
in elk geval is niet het geheele bedrag van de onkosten
door de gemeente aan het Rijk in rekening gebracht.
Spreker bedoelt dit slechts als een kleine opmerking.
De Voorzitter: U zegt dat het bedrag van de kosten
hooger is, maar het blijkt niet uit de stukken dat dit
hooger is. Het is 175.
De heer Feddema: In de begrooting staat, dat de door
de gemeente geleverde tegels ten koste komen van het
Rijk, maar van de bestrating is daarin geen sprake. Er
is meer grond in onderhoud overgenomen dan de ruim
100 M2., welke is betegeld; er is 238 M2. overgenomen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Augustus 1928. 161
en dus zou ook de verstrating van het andere deel ten
laste van het Rijk moeten komen. De uitdrukking, dat
alle kosten ten laste van het Rijk komen, is dus niet
geheel juist.
De Voorzitter: Dat ben ik niet met U eens; het is
wél juist, wat hier staat.
De heer Feddema: Neen, dat kan niet. Er wordt 238
M-'. overgenomen in onderhoud en er wordt alleen ge
zegd dat de tegels voor rekening van het Rijk zullen zijn.
Ik weet wel dat er staat dat de kosten zijn 2.20 per
M-'. dat kan men zoo opvatten, dat de tegels de ge
meente 1.70 per M2. hebben gekost en dat de noodige
percentages er bij komen, men kan het ook opvatten als
zijnde de volle kosten van Gemeentewerken, maar vol
gens de begrooting komen alleen de tegels ten laste van
het Rijk. Er is echter bovendien nog 127 M2. bestraat,
zoodat dus de kosten, die men heeft gehad, absoluut
hooger zijn geweest dan 175.
De Voorzitter: Het is mogelijk dat de bestrating en
het omleggen van het trottoir veel meer heeft gekost,
maar toen de gemeente daar een verhoogd trottoir legde
op grond, van het Rijk overgenomen, kwamen de vier
kante klinkertjes op den niet overgedragen grond 20 cM.
in de diepte te liggen. Het ligt dus in den aard van de
zaak, dat de gemeente die bestrating verhoogde; als de
gemeente ergens een verhoogd trottoir aanbrengt, dient
zij ook de andere bestrating daarmede in overeen
stemming te brengen. Dat andere was dus in het werk
voor de gemeente begrepen. Maar de strooken grond,
die nu in onderhoud worden overgedragen, vormen het
vroegere klinkerpad voor het gebouw en ter zijde van
het bordes; die zijn met een blauw-roode arceering op
de teekening aangegeven, daar zijn de steenen uit ge
nomen en zijn de tegels voor in de plaats gekomen en
dat zal het Rijk betalen. De kosten daarvan zijn 175.
en meer kan men niet eischen.
De heer Feddema: Ik zeg ook niet dat men dat kan
eischen, maar wat hier staat is niet juist. Er is 238 M2.
in onderhoud overgenomen en dat betreft niet alleen die
tegels. Uw rekening is niet juist, want er is ook een
gedeelte met gewone bestrating overgenomen. Dat die
steentjes door het trottoir in de diepte kwamen te zitten,
geeft niets. Alle kosten hadden voor rekening van het
Rijk moeten komen. Het betreft niet zoo'n groot bedrag,
zoodat het eigenlijk niet de moeite is, om er nog verder
over te praten, maar ik houd toch vol, dat niet alle
kosten in rekening zijn gebracht.
De Voorzitter: Het Rijk betaalt de kosten van den
niet door het Rijk aan de gemeente overgedragen grond.
Misschien dat er in de stukken staat, dat het Rijk alleen
de tegels betaalt, maar onder die kosten zitten ook die
van zand en van het werk. Alles wordt dus betaald, be
halve de verstrating van de kleine steentjes, omdat wij,
door het omhoog brengen van het trottoir, verplicht
waren om ook die omhoog te brengen.
De heer Feddema is niet overtuigd.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
nadere vaststelling van het pensioen van den heer Mr.
C. Beekhuis, oud-wethouder der gemeente.
Dit voorstel luidt als volgt
In verband met de U bekende rechterlijke uitspraak
betreffende het pensioen van den oud-wethouder dezer
gemeente, mr. C. Beekhuis, is het wenschelijk, dat het
besluit tot het verleenen van dit pensioen alsnog met
die uitspraak in overeenstemming wordt gebracht.
Ingevolge de verwerping toch van ons voorstel van
18 Januari 1928 is nog steeds van kracht Uw besluit
van 1 November 1927, waarbij het pensioen van den
heer Beekhuis op 387.50 werd bepaald. Mitsdien
geven wij U in overweging
a. in te trekken Uw besluit van 1 November 1927,
no. 399r/227
b. aan den heer mr. C. Beekhuis, oud-wethouder
der gemeente, gerekend met ingang van 7 September
1927 alsnog pensioen toe te kennen ten bedrage van
1612.50.
De heer Muller vraagt geen stemming, doch verzoekt
aanteekening in de notulen, dat hij geacht wil worden
tegen te hebben gestemd.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders is mits
dien aangenomen met 21 stemmen tegen 1 stem, die van"
den heer Muller.
18. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verstrekken van gelden aan het bestuur van de
Ned. Hervormde Schoolvereeniging voor het aanschaffen
van leer- en hulpmiddelen voor zijn school aan de
Druifstreek.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij adres van 15 Juni j.l. vraagt het Bestuur van de
Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging, alhier, ten
behoeve van het aanschaffen van de daarbij vermelde
leer- en hulpmiddelen voor het onderwijs in de licha
melijke oefening aan zijne school aan de Druifstreek, de
daarvoor benoodigde gelden op grond van art. 72 der
Lager Onderwijswet 1920 uit de gemeentekas toe te
staan.
Uit het adres blijkt genoegzaam dat is voldaan aan
cie bepalingen der genoemde wet. Ons is bovendien nog
gebleken, dat door de aanschaffing van deze leer- en
hulpmiddelen de normale eischen, welke aan het geven
van lager onderwijs gesteld mogen worden, niet worden
overschreden. De gemeente behoort derhalve krachtens
het aangehaald artikel 72 de benoodigde gelden be
schikbaar te stellen.
Wij geven U dan ook, onder overlegging van het
adres, in overweging te besluiten
voor het Bestuur van de Nederlandsch Hervormde
Schoolvereeniging, alhier, uit de gemeentekas gelden te
verstrekken voor het aanschaffen van leer- en hulpmid
delen voor het onderwijs in de lichamelijke oefening aan
zijne school aan de Druifstreek.
19. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verstrekken van gelden aan het bestuur der Ver-
eeniging voor Christelijk Schoolonderwijs voor het aan
schaffen van leer- en hulpmiddelen voor zijne scholen
aan de Pi eter Feddesstraat, de Margaretha de Heer
straat (U. L. O.) en de Fonteinstraat.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij adres van 26 Juni j.l. vraagt het Bestuur der
Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs, alhier,
ten behoeve van het aanschaffen van de daarbij ver
melde leer- en hulpmiddelen voor zijne scholen aan de
Pieter Feddesstraat, de Margaretha de Heerstraat
(school voor uitgebreid lager onderwijs) en de Fontein
straat, de daarvoor benoodigde gelden op grond van art.
72 der Lager Onderwijswet 1920 uit de gemeentekas toe
te staan.
Uit het adres blijkt genoegzaam dat is voldaan aan
de bepalingen der aangehaalde wet. Ons is bovendien