J. F. Hoffman; c. tot tijdelijk leeraar in de Geschiedenis: F. van der Aleulen, allen thans reeds tijdelijk als zoodanig werkzaam. <•- "k i V Ivl r» Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Augustus 1928. d. tot tijdelijk leeraar in de Duitsche taal: De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders sub IV luidt als volgt IV. voor het tijdvak van 1 September 1928 tot en met 31 Augustus 1929 a. van een tijdelijk leeraar in de Spaansche taal: M. Moure, leeraar te Leeuwarden; b. van een tijdelijk leeraar in de Schei-, Natuur- en Wiskunde (vacature dr. H. Lier): 1. Drs. J. W. van üalfsen te Den Helder; 2. Drs. D. Kleyn te Oostburg. De Voorzitter deelt mede, dat punt IV b door Burge meester en Wethouders wordt teruggenomen, omdat no. 1 van de aanbeveling op een andere plaats is benoemd en no. 2 zich heeft teruggetrokken. Burgemeester en Wethouders komen een volgende vergadering op deze benoeming terug. De heer Peietier: Heeft no. 2 zich teruggetrokken De Voorzitter: Ja, no. 1 is gister benoemd in Pur- merend en no. 2 heeft zich teruggetrokken. Wordt benoemd sub IV a M. Moure, voornoemd, met 23 stemmen, terwijl 1 biljet blanco is ingeleverd en 1 biljet van onwaarde wordt verklaard. 3. Benoeming van tijdelijk onderwijzend personeel aan de Middelbare Avondhandelsschool voor het school jaar 1928 1929. Overeenkomstig de voordracht van Burgemeester en Wethouders worden met algemeene stemmen benoemd: a. tot directeur A. Deinema, hoofd van gemeenteschool no. 14b; tot leeraar in het Duitsch en Nederlandsche Cor respondentie C. Andriesse, hoofd van gemeenteschool no. 4; tot leeraar in aardrijkskunde, lezen en Neder landsche Correspondentie G. Steegstra, hoofd van gemeenteschool no. 136; tot leeraar in boekhouden, handelsrekenen en Nederlandsche Correspondentie H. v. d. Heide, hoofd van gemeenteschool no. 12; tot leeraar in stenografie en machineschrijven W. Röben, leeraar in die vakken, allen thans ook reeds als zoodanig werkzaam. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afstand in erfpacht aan M. Spandaw van bouwterrein aan den Weg Achter de Hoven. Dit voorstel luidt als volgt Door M. Spandaw is bij adres van 27 Juli j.l. verzocht in erfpacht te mogen ontvangen een perceel bouwterrein aan de Zuidoostzijde van den Weg Achter de Hoven, aansluitende aan het hem aldaar reeds in erfpacht uit gegeven terrein. Adressant heeft met de gebruikelijke voorwaarden en een grondprijs van 8.50 per M2., welke prijs ook voor het naastgelegen bouwterrein is bedongen, genoegen genomen. Tegen de inwilliging van zijn verzoek bestaat bij ons dan ook geen bezwaar. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten aan M. Spandaw, alhier, tot 31 December 1990 in erfpacht af te staan een perceel bouwterrein aan de Zuidoostzijde van den Weg Achter de Hoven, ter breedte b. d. e. van 24 M. langs den weg gemeten, zooals op bijbehoo- rende situatieteekening met een roode kleur is aange-j geven, ter grootte van ongeveer 672 M2., de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster uit te meten, zulks op de volgende voorwaarden 1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar eenj grondwaarde van 8.50 per M2. en een rentevoet van 6 per jaar; 2. de erfpachter stort binnen tweemaal 24 uren, nadat hij van het Raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht kennis heeft bekomen, een bedrag van 286.ten kantore van het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waar-! borg voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hem, na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden teruggegeven; 3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den dienst der Gemeentewerken worden aangegeven; 4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag bebouwing door derden niet plaats hebben; 5. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht van toepassing voor zoover mogelijk en met het bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tusschen Oostcrsingel en Cambuursterpad en toebehoo- rende aan de gemeente Leeuwarden. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het in huur afstaan aan J. Tuininga, alhier, van een gedeelte van het weiland de z.g. Lange Negen" aan het Vliet voor den bouw van een schiphuis. Dit voorstel luidt als volgt Van J. Tuinenga, alhier, ontvingen wij het verzoek te bevorderen, dat hem in huur wordt afgestaan een perceel grond aan het Vliet voor den bouw van een schiphuis. Bedoeld is een gedeelte van het weiland, de z.g. „Lange Negen", waarvan reeds met Uwe goed keuring onderscheidene gedeelten zijn verhuurd voor schiphuisbouw, laatstelijk bij Uw besluit van 17 Juli 1928 aan A. Dekinga. Het terrein is op de overgelegde j teekening aangeduid. Ook in dit geval bestaat bij ons geen bezwaar aan het verzoek te voldoen; de huurprijs dient op 40. per jaar te worden gesteld, welk bedrag in juiste ver houding staat tot de aan de gemeente verschuldigde gelden voor het hebben van andere schiphuizen aan het Vliet. De huurtijd kan, evenals in andere gevallen, be paald worden op tien jaren. Onder overlegging van de stukken geven wij U der halve in overweging te besluiten aan J. Tuinenga, alhier, in huur af te staan voor den bouw van een schiphuis aan het Vliet een gedeelte van de z.g „Lange Negen", ter breedte langs het Vliet ge meten van 8 M. en diep ten hoogste 17 M., deel uit makende van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie G no. 10008, ten Westen onmiddellijk grenzende aan het aan A. Dekinga verhuurde gedeelte, onder voorwaarde 1. de huur wordt aangegaan voor den tijd van 10 jaren, ingaande 1 September 1928 en eindigende 31 Augustus 1938; de gemeente heeft het recht de overeen komst te allen tijde op te zeggen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden; alsdan is de huur naar evenredigheid van den tijd van gebruik verschul digd; 2. de huursom bedraagt 40.per jaar, te betalen vóór 1 Mei van elk jaar, en verder op de overeengekomen voorwaarden. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de rooilijnen voor de bebouwing ter weerszijden van een gedeelte van den Stienserweg. Dit voorstel luidt als volgt Vt 'V 1 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Augustus 1928. 165 Bij het uitzetten van de rooilijnen voor de bebouwing ter weerszijden van den Stienserweg pleegt gemeten te worden uit de lijn, welker richting in 1920 de toenmalige Directeur der Gemeentewerken door middel van hard- steenen paaltjes heeft aangegeven als de hartlijn tus schen de rooilijnen van genoemden weg. Tot dusver werd aangenomen, dat deze lijn overeenstemde met de officiëele rooilijnen, door Uwe Vergadering bij besluit van 7 Juli 1914, no. 250R/125, voor den Stienserweg vastgesteld. Thans is ons echter gebleken, dat dit niet het geval is, zoodat de laatste jaren daar ter plaatse gebouwd is volgens niet-officiëele rooilijnen. Het is nu wenschelijk, dat voor het vervolg met den bestaanden toestand rekening wordt gehouden, waarvoor wijziging van Uw zooëven genoemd besluit noodig is. Blijkens haar hierbij overgelegd rapport kan de Commissie voor de Openbare Werken zich met de nieuwe rooilijnen vereenigen. Onder verwijzing naar de te Uwer inzage liggende stukken geven wij U mitsdien in overweging om, met wijziging van de bij Uw besluit van 7 Juli 1914, no. 250R/1925, daarvoor vastgestelde rooilijnen, opnieuw vast te stellen als rooilijnen voor de bebouwing aan weerszijden van den Stienserweg de op de hierbij over gelegde blauwdrukteekening aangegeven zware witte lijnen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub 46. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de rooilijnen voor de bebouwing van een gedeelte van de Zuidwestzijde van de Eksterstraat. Dit voorstel luidt als volgt In verband met het feit, dat de werkelijke richting van de Eksterstraat iets afwijkt van de geprojecteerde, is het noodig dat de rooilijn aan de Zuidwestzijde van deze straat gewijzigd wordt in voege als is aangegeven op een door den Directeur der Gemeentewerken ingezonden en hierbij overgelegde teekening. De Commissie voor de Openbare Werken kan zich met deze wijziging vereenigen. Wij geven U derhalve in overweging de bij Uw besluit van 25 Januari 1927, no. 43R/28, onder meer vastge stelde rooilijn voor de Eksterstraat te wijzigen als op de hierbij overgelegde teekening met eene roode lijn is aangegeven. De beraadslagingen worden geopend. De heer Van der Veen heeft bij het vorige punt niet het woord gevraagd, omdat daarbij duidelijk bleek hoe het kwam, dat daar een verkeerde rooilijn voor de be bouwing is gevolgd. Het is dus niet, omdat spreker die rooilijn zoo mooi vond, maar men stond daar voor een voldongen feit en omdat wij daarvoor stonden, blijkbaar door een vergissing van een van de ambtenaren, dienden wij daar de rooilijn te wijzigen. Maar hier staat „In verband met het feit, dat de werkelijke richting van de Eksterstraat iets afwijkt van de geprojecteerde, is het noodig dat de rooilijn aan de Zuidwestzijde van deze straat gewijzigd wordt Spreker zou willen vragen: wat was er eerst, de Ekster straat of de rooilijn Hij stelt zich voor dat eerst de rooilijn is vastgesteld en dat toen de straat er is geko men en dan doet het verbazend raar aan dat men leest dat, aangezien de straat anders loopt, dan zij is gepro jecteerd, de rooilijn dient te worden gewijzigd. Daaruit zou men moeten opmaken dat de straat er eerst was en dat toen de richting is geprojecteerd. Kan de Voorzitter daar ook een antwoord op geven De Voorzitter Verlangt nog een van de leden het woord De heer Van der Veen: Als U daarop antwoord hebt gegeven, zou ik daarover nog wel iets willen zeggen. De VoorzitterZoudt U dat dan niet liever direct doen De heer Van der Veen zal dat dan dadelijk maar doen. Aangezien hij het idee heeft, dat eerst de rooilijn is vastgesteld en dat toen de straat is ontstaan, dunkt hem, dat het heel erg is af te keuren, dat hier de methode is toegepast, dat men buiten de rooilijn laat bouwen. Hij kan zich moeilijk voorstellen dat dit onwetend is ge daan, maar indien dat wel het geval is, dan blijkt daar uit dat hier erg onserieus is te werk gegaan en dan die nen de betrokken ambtenaren, die met het volgen van de wettige rooilijn belast zijn, daarop te worden gewe zen. Men heeft hier nu eigenlijk twee van dergelijke geval len; op die manier stelt niet de Raad, maar stellen de ambtenaren de rooilijn vast en kan de Raad daarop maar „Ja en amen" zeggen. Spreker vindt dat een zeer grove fout en hij zou willen dat daarop in het vervolg veel beter door het College wordt toegezien. Dit betreft hier misschien zeer onschuldige wijzigingen, maar indien men op deze wijze zou doorgaan, zouden daaruit heel erge verkeerdheden kunnen ontstaan en daarom is spr. van oordeel, dat deze reeds in het begin moeten worden voorkomen. De Voorzitter antwoordt dat dit betreft het bouwplan, dat indertijd door den heer Dijkstra bij den Raad is in gediend en waarvoor toen de rooilijnen zijn vastgesteld. Het Oostelijk gedeelte vanaf de Nachtegaalstraat is toen het eerst aangelegd en aan de Westzijde is daarna ver der uitgebreid op de teekening, die was ingediend. De straatnamen zijn direct aan de geprojecteerde straten gegeven, vóórdat de gebouwen er stonden, maar nu blijkt, dat op de teekening, zooals die is ingediend door den heer Dijkstra, deze straat niet precies stond, zooals zij in werkelijkheid is geworden. Nu moest die straat iets draaien en daardoor moet de rooilijn ook iets draaien. Het betreft hier een kleine fout, die aanvankelijk in de teekening is gemaakt. Deze was gemaakt op een schaal van Viaso. zooals de verordening voorschrijft, maar volgens dezelfde Bouwverordening moeten de tee- keningen, naar welke de rooilijnen worden vastgesteld, worden gemaakt op 1 /.-00. Er is toen echter gezegd dat, waar de straten op de eerste teekening al vastlagen, men het niet noodig vond, daarvoor nog andere teeke- ningen te maken, maar nu blijkt, dat er eenig verschil is in de teekeningen op V1250 en Vsoo- waardoor de Eksterstraat iets draait. Het blok, waarover het hier gaat, wordt daardoor iets Zuidelijk neergetrokken; de andere rooilijnen blijven op hun plaats en houden de zelfde richting, maar deze wordt eenigszins teruggezet en daardoor draait ook de straat iets. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het beschikbaar stellen van een bedrag voor de ver betering van het talud van de stadsgracht achter den Prinsentuin. Dit voorstel luidt als volgt De Directeur der Gemeentewerken deelt ons bij schrijven van 1 Augustus j.l., no. 1055, mede dat het, ter vermijding van grootere uitgaven in de eerstvolgende

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 2