180 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 September 1928.
Dat is het heele idee van Gedeputeerde Staten. Burge
meester en Wethouders hebben het ontwerp-besluit eerst
letterlijk in hun praeadvies opgenomen; zij kunnen zich
dus moeilijk vergissen en op dat ontwerp is het geheele
praeadvies gebaseerd.
De heer Visser: Ik begrijp het óók zoo.
De Voorzitter: Dan zijn we het roerend eens.
De heer Visser: Maar ook niet Dat is het juist, wat
ik bedoeld heb. Gedeputeerde Staten zeggen: gij kunt
gerust pensioen verhalen, maar het salaris, dat nu be
staat, moet, als het pensioen er af is, nog aan dien norm
voldoen. Dus, het is zoo, dat Gedeputeerde Staten zich
niet rechtstreeks bemoeien met het vraagstuk van het
pensioensverhaa!
De Voorzitter: Juist
De heer Visser Dus, daar zijn we het ook over
eens. Het gaat dan ook niet aan om te zeggen dat het
college van Gedeputeerde Staten den Raad dwong om
pensioen te verhalen.
De Voorzitter kan den heer Visser antwoorden, dat
cieze de zaak heeft begrepen, zooals die is, maar dat
deze regeling toch practisch neerkomt op premievrij
pensioen voor deze titularissen. Daar komen Burge
meester en Wethouders tegen op en zij zeggen: eerst
hebt U Leeuwarden gedwongen om premie te verhalen
en nu gaat U ons weer dwingen om die titularissen
practisch weer premievrij pensioen te geven
De heer Visser: Daar gaat het juist om. U noemt dat
practisch premievrij pensioen, maar ik niet. Dat is een
verschil in wezen en een verschil van inzicht omtrent
den norm en de hoogte van het salaris. Daar gaat het
om. Men kan het ook zoo beschouwen: als de salarissen
zoo hoog zijn, kunt ge pensioen verhalen, maar dan
moeten de salarissen aan die eischen blijven voldoen.
De VoorzitterIk wil er nog even opmerkzaam op
maken dat van de twee titularissen, die ik aanhaalde
de eene, in de gemeente, waar niet wordt verhaald,
volgens het ontwerp van Gedeputeerde Staten een
salaris zal houden van 3000.terwijl de andere een
salaris krijgt van 3000.plus 8x/2 maar dat hij die
81/2 weer moet teruggeven. Dus het salaris wordt
misschien wel verhoogd, maar die 8y2 moet toch
weer worden teruggegeven. In wezen hebt U dus gelijk,
maar het is zoo: eerst wordt het er boven op gelegd
en dan gaat het er weer af.
De heer Visser: Zij krijgen beiden hetzelfde in hun
zak, maar bij het vaststellen van het eene salaris geldt
toch een ander principe dan bij het andere.
De Voorzitter: Eén principe geldt bij allebei: n.l. dat
zij te weinig krijgen.
De heer Visser: Men kan toch het principe huldigen,
dat de Raad of de Staten hebben te zorgen voor de
pensioensbijdragen en men kan ook het principe hul
digen dat beide colleges dat niet hebben te doen
De Voorzitter: Verlangt nog een van de andere leden
het woord
De heer Visser: Dat vraagstuk is hier wel aangediend.
Gedeputeerde Staten willen een bepaald salaris hebben
en bij het bepalen van de salarissen is dus wel een
principieel verschil.
De heer H. de Boer (wethouder): U heeft reeds dui
delijk geantwoord op het naar mijn meening ten eenen
male onjuiste, wat de heer Vromen naar aanleiding van
dit praeadvies naar voren heeft gebracht. Ik begrijp
niet, hoe een scherpzinnig man als dr. Vromen een
dergelijke conclusie kan trekken; het slaat, zooals men
dat wel eens zegt, als een tang op een varken.
Er slaat niets anders in het praeadvies, dan dat aan
de gemeenteraden moet worden overgelaten in welke
mate die gemeenteraden of gemeenten pensioensverhaal
willen toepassen en dat is een algemeene waarheid.
Ataar waaruit trekt de heer Vromen nu de conclusie,
dat als dat pensioensverhaal moet worden geheven, dat
dan door den Raad van Leeuwarden op 8]/2 c/r zal
worden gesteld V Dat is toch de conclusie, waartoe de
heer Vromen is gekomen.
Hier klopte wel iets anders op, n.l. een voorstel, 0111
de 51/2 pensioensverhaal in het vervolg niet meer
toe te passen, maar niet de conclusie, die past op het
standpunt van den Vrijheidsbond. Gelukkig plaats ik
mij op een ander standpunt dan dit; ik huldig meer het
standpunt, dat de meerderheid van den Raad altijd heeft
ingenomen, n.l. dat altijd het premievrij pensioen moet
worden voorgestaan. En logisch zou het dus zijn, wan
neer thans door ons een voorstel werd ingediend, dat
de 5V2 voortaan niet meer zal worden geheven. Alaar
er staat ook nog iets anders in de circulaire van Gedepu
teerde Stalen, waardoor dat niet opgaat, n.l. dat dit
college op het standpunt blijft staan, dat er wèl pen
sioensverhaa! moet worden geheven. Daarom weten wij
dus maar al te goed dat een dergelijk voorstel van ons
op dit oogenblik geen resultaat zou hebben. Maar er
zijn vele wegen, die naar Rome leiden en wij hopen als
college daar binnenkort blijk van te geven.
De heer Van der Veen: Eigenlijk had ik, nadat de
heer De Boer de opmerking van den heer Vromen heeft
beantwoord, wel kunnen zwijgen, maar ik vind het toch
goed dat ook een lid van den Raad aan het adres van
den heer Vromen diens opmerking beantwoordt en hem
de illusie, welke hij uitsprak, ontneemt.
Ik begrijp eigenlijk niet recht uit welken zin uit het
praeadvies de heer Vromen zijn conclusie put, als zou
het zeer wel mogelijk zijn dat, als na dezen het voorstel
van den Vrijheidsbond, om 8x/2 te heffen, in stemming
kwam, de Raad daarover dan een andere meening zou
hebben dan den vorigen keer.
Omdat de heer Vromen die meening uitsprak namens
zijn fractie en hij daarmede, naar mijn gevoelen, deze
bedoeling had dat, als hierop niet een antwoord kwam.
hij dan later zou zeggen: ik heb toen dat vermoeden
uitgesproken en ik heb toen geen tegenspraak gehoord,
zoodat ik daaruit de conclusie trek dat men hel er mee
eens was, op grond daarvan meen ik. als lid van den
Raad, hem, die deze illusie uitsprak, dezelve te moeten
ontnemen.
Ook ik begrijp niet op welke gronden de heer Vromen
naar aanleiding van dit praeadvies, indien het zou
worden aangenomen, van den Raad kan verwachten,
dat hij in de toekomst wel voor een aftrek van 8y2
zal stemmen.
Daarbij heb ik nog een opmerking aan het adres van
den heer Vromen. Deze heeft gezegd: wij zijn als fractie
van den Vrijheidsbond het eigenlijk wel eens met de
conclusie van het praeadvies, maar niet met verschil
lende bewoordingen, waarvan gebruik is gemaakt in dat
praeadvies. Hij heeft bovenal bezwaar tegen de uitge
sproken gedachte, als zou, wanneer men in dit prae
advies meegaat, men daarmee erkennen, dat het Gede
puteerde Staten waren, door wie de verhoudingen ver
broken werden in de salarissen van de betrokken
ambtenaren. De heer Vromen is van meening dat het
verbreken van die verhoudingen is ontstaan, doordat
niet door alle gemeenten wat Gedeputeerde Staten
wilden is opgevolgd, doordat niet alle gemeenten 8x/2
hebben geheven. Alaar met hetgeen Gedeputeerde Staten
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 September 1928.
181
graag wilden hebben wij geen rekening te houden, maar
wij hebben er rekening mee te houden dat niet alle
gemeenten gelijk handelden. Het is dus juist, dat er
een bepaalde wanverhouding is ontstaan, maar het is
even juist dat, wanneer de Raad thans zou meegaan met
Gedeputeerde Staten er dan ook een wanverhouding zou
komen in den pensioensgrondslag. Het eene zoowel
als het andere geeft een wanverhouding en er is voor
mij geen reden 0111 te kiezen datgene, wat Gedeputeerde
Staten willen, maar ik voel op het oogenblik meer voor
dit praeadvies.
De heer Vromen wil in de eerste plaats even ant
woorden op hetgeen de Voorzitter, in antwoord op zijn
opmerkingen heeft gezegd. De Voorzitter zegt wel: de
lieer Vromen is het er mee eens dat er in het praeadvies
prachtige dingen staan, maar de Voorzitter heeft naar
sprekers meening niet geantwoord op die gedeelten van
het praeadvies, waartegen spreker wel bezwaren had
en die hij uitdrukkelijk meent te hebben genoemd.
Er staat in het praeadvies o.a. op de eerste bladzijde,
vijfde alinea, onderaan
,,Dat verhooging noodig is, erkennen ook wij."
Dat woordje ook beteekent, dat men in het schrijven
van Gedeputeerde Staten die erkenning heeft gelezen.
Die erkenning is echter door de Vrijheidsbond niet in
het schrijven van Gedeputeerde Staten gelezen. Wij
weten niet of de salarissen te hoog, te laag of hoog
genoeg zijn en wij meenen dan ook dat er voor den Raad
geen reden is, 0111 daarover een uitspraak te doen. Wij
willen ons dan ook absoluut van dat deel van het prae
advies los maken. Gedeputeerde Staten hebben de
hoogte van de salarissen niet in het geding gebracht,
maar slechts de verbroken verhoudingen. Dat het gelijk
maken van die verhoudingen er practisch op neer komt,
dat sommige functionnarissen, zooals speciaal in Leeu
warden het geval zal zijn, zullen worden verhoogd, is
een toevalligheid. Maar als Gedeputeerde Staten den
pensioenaftrek gingen decreteeren iets, waartoe ze
de macht niet hebben dan zouden zij hetzelfde be
reiken, n.l. wanneer zij voor alle gemeenten één be
paalden pensioenaftrek gingen decreteeren en dan zou
den in enkele gevallen de te ontvangen salarissen zelfs
lager zijn.
Het vraagstuk van hooger of lager salaris is dus niet
in het geding gebracht en als daaromtrent in het prae
advies een uitspraak wordt gedaan en daarvan bij den
Raad een bevestiging wordt gevraagd, dan wenschen
wij als fractie van den Vrijheidsbond daar niet aan mee
te doen. Wij wenschen geen uitspraak, die o. i. niet aan
de orde is.
Dan de kwestie dat spreker heeft opgemerkt en dat
is zeer terecht door den Voorzitter gezegd dat hij zijn
instemming betuigde met enkele zinsneden uit het prae
advies. Het is volkomen juist dat hij die heeft genoemd,
maar hij gelooft in herhaling te moeten treden, aangezien
hij niet volkomen is begrepen, wat natuurlijk aan hem
zelf ligt.
Als de heer De Boer zegt in antwoord op hetgeen
spreker heeft opgemerkt, dat er in het praeadvies niets
anders staat dan dat aan de gemeenten moet worden
overgelaten in welke mate zij pensioensverhaal willen
toepassen, dan is dat volkomen juist geciteerd, maar
dat is slechts een deel van den zin en niet de geheele
zin. En het was juist deze heele zin, die spreker aan
leiding gaf tot zijn opmerking, deze zin
„Alen moet o. i. uitgaan van het standpunt, dat de
hierbedoelde salarissen op behoorlijk peil dienen te
staan en dat dan aan de gemeenten moet worden
overgelaten, in welke mate zij pensioensverhaal wil
len toepassen."
Dat wil dus zeggen dat bij dit standpunt, dat het college
van de 4 wethouders heeft ingenomen, althans een deel
van hen, het vraagstuk van den pensioenaftrek heeft los
gelaten van het vraagstuk van de salarissen. De heeren
geven toe dat de salarissen op een bepaald peil behoo-
ren te staan en dat dan de gemeenten moet uitmaken
welke pensioenaftrek zal worden toegepast. Gaan wij
nu zien naar de discussies, die zijn gehouden in de De-
cembervergadering, toen het voorstel van den Vrijheids
bond en den heer Westra aan de orde was, 0111 de sala
rissen te herzien en te zorgen dat die op peil kwamen
en dan een bepaalde pensioenaftrek toe te passen. Dat
voorstel is toen afgestemd, niet omdat men den pensi
oenaftrek niet wilde dat blijkt uit de discussies
maar men zei dat zal er op neer komen dat een deel
van de ambtenaren minder zal krijgen en daar wenschen
wij niet aan mee te doen. Toen stond men dus wel de
gelijk op het standpunt, dat de pensioenaftrek niet een
vraagstuk op zichzelf was, maar vroeg men zich af wat
het gevolg voor de menschen was in het eind. Dat is
het dubbele standpunt en daar kwam spreker tegen op.
Nu is er gezegd, dat men nu wel op het standpunt
staat, dat er geen verschillende posities moeten worden
geschapen voor de verschillende ambtenaren in een
zelfde gemeente, doordat de eene in een gunstiger po
sitie wordt geplaatst dan de andere ten opzichte van
den pensioenaftrek. Toen echter door ons in dezelfde
vergadering in December werd gewezen op de groote
ongelijkheid, die er bestaat voor een groot deel van door
de gemeente bezoldigde ambtenaren, doordat de onder
wijzers 8I/2 pensioensverhaal moeten betalen, zoodat
dus een groote categorie van ambtenaren, in dienst van
de gemeente, in een ongelijke positie is geplaatst, heeft
men dat standpunt van een gelijke positie voor de amb
tenaren van de gemeente óók niet willen aanvaarden,
omdat men bang was voor de gevolgen van uitvoering
van dat voorstel en bovendien heeft men dat afgestemd,
omdat men bang was, trots de mooie beginselen, dat
een gedeelte van het personeel minder salaris zou
krijgen.
Op dat huldigen van tweeërlei standpunt meende
spreker hier volkomen terecht de aandacht te moeten
vestigen.
De Voorzitter wil nog even terugkomen op de zin
snede, die de heer Vromen heeft aangehaald
„Dat verhooging noodig is, erkennen ook wij."
Het is volkomen waar, als wij dat streng lezen, dan
heeft het den schijn dat daarmee ook wordt beoogd de
bedoeling van Gedeputeerde Staten. Burgemeester en
Wethouders hebben echter onwillekeurig het oog gehad
op de regeling voor de titularissen in Leeuwarden, voor
wie het gevolg zou zijn, dat zij iets meer in handen zou
den krijgen en dat is oorzaak dat daar is neergeschreven:
„Dat verhooging noodig is, erkennen ook wij."
Het is verder volkomen juist, wat de heer Vromen het
laatst heeft gezegd over de kwestie van den pensioen
aftrek. Hij zegt dat die vraag los van het salaris moet
worden bekeken, maar spreker gelooft toch dat men
dien zin uit het praeadvies niet zoo kan lezen. Men moet
dien zin in zijn geheel lezen
„Men moet o. i. uitgaan van het standpunt, dat de
hierbedoelde salarissen op behoorlijk peil dienen te
staan en dat dan aan de gemeente moet worden over
gelaten, in welke mate zij pensioensverhaal willen
toepassen."
Dus eerst de salarissen op een behoorlijk peil en dan
kan men zich uitspreken over pensioensverhaal. Dat wil
dus zeggen dat, als aan de eerste voorwaarde niet is
voldaan, over de andere niet behoeft te worden gespro
ken of m. a. w. als de salarissen goed zijn, dan kan het
er wel af, maar als ze niet goed zijn, kan het er niet af.
De heer Westerhuis wil toch nog graag dit opmerken,
dat hij in zooverre niet graag wil meegaan in de con
clusie van het college van Burgemeester en Wethouders,
cmdat, als men van oordeel is en spreker acht dat
oordeel wel juist dat de salarissen van de ambte
naren, die hier worden besproken, niet voldoende zijn,