190 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 October 1928.
gedaan, het wel van belang is den termijn korter te
nemen. Spreker is van meening dat, als de zaak zoo ligt,
dat de gemeente heelemaal geen zeggenschap krijgt
over de wijze van exploitatie, dan een termijn van 40
jaar heel lang is; hij meent dat een termijn van 20 jaar
beter geëigend is dan de lange termijn, die hier wordt
voorgesteld.
Intusschen zal spreker graag het oordeel van Burge
meester en Wethouders hooren, welke motieven hen
hebben geleid om den termijn weer op 40 jaar te stellen.
De Voorzitter wil de enkele sprekers even ant
woorden. Burgemeester en Wethouders hebben over
wogen en zich op dit standpunt geplaatst, dat een zaal
als de Harmonie hoewel het niet bepaald de Harmonie
behoeft te zijn en een inrichting als de Harmonie
voor Leeuwarden onmisbaar moet worden geacht. Men
moet hier in Leeuwarden een dergelijke zaal ter be
schikking hebben, waar van alles kan gebeuren, een
flinke zaal met tooneel voor comedie enz. Dat is noodig
en van dat standpunt zijn Burgemeester en Wethouders
uitgegaan.
Burgemeester en Wethouders hadden ook het voorstel
kunnen doen eenvoudig het recht van opstal te laten
afloopen. Dan zou de opstal tegen een bepaalde waarde
zijn getaxeerd en die waarde aan de Vereeniging „de
Harmonie" moeten worden uitgekeerd. Het gebouw zou
dan het eigendom van de gemeente worden en dit zou
tot gevolg hebben, dat de gemeente dezelfde zaal, indien
men van oordeel was, dat zij niet moest verdwijnen,
verder zou moeten exploiteeren, of men zou het terrein
moeten uitgeven voor iets anders en dus het gebouw
moeten afbreken. De gemeente zou dan echter ten slotte
op een ander punt van de stad een nieuwe zaal moeten
bouwen en nu wil spreker wel direct zeggen dat, als
er een nieuwe zaal werd gebouwd, men deze misschien
beter bij de moderne eischen zou aanpassen dan de
bestaande, maar spreker gelooft niet dat hij den Raad
op het oogenblik over het voor- of nadeelig saldo van
een dergelijke exploitatie nader behoeft in te lichten.
Nu zijn er verschillende vragen gesteld. Mevrouw
Buisman heeft speciaal gesproken over het brandgevaar
en dergelijke en zij heeft gevraagd of daaromtrent ook
besprekingen zijn gevoerd met de directie en hoe het
komt in de toekomst.
Spreker wil dit zeggen, dat' eigenlijk, zoo lang de
Harmonie door de Vereeniging „de Harmonie" wordt
geëxploiteerd, de verschillende besturen in den loop
van den tijd niets anders hebben gewenscht dan om
zooveel mogelijk verbeteringen aan te brengen.
Wij komen zoo meteen aan den financieelen kant van
de zaak. Het zal bekend zijn, dat de exploitatie van het
Harmoniegebouw pas de laatste jaren iets vooruit
gaande is; zooals de Vergadering bekend is, hebben
de aandeelhouders, dus zij, die de eigenaren zijn, van
hun geld, dat zij in de Harmonie hebben gestoken,
nooit een cent rente gezien. Spreker meent dat er alleen
het eerste jaar dividend is uitgekeerd, maar dat gebeurde
niet, omdat het bedrag er was, maar om nieuw kapitaal
te kunnen plaatsen. Dat was dus geen winst en verder
hebben de aandeelhouders gedurende al dien tijd nooit
rente gezien. Winst is er dus niet gemaakt.
Bovendien heeft men niet alleen het aandeelen
kapitaal, maar men heeft ook een obligatieleening
moeten sluiten van pro saldo 12.000.terwijl er
verder een hypotheek op het gebouw is gevestigd van
18.000.zoodat er dus buiten het geld van de aan
deelhouders nog 30.000.vreemd kapitaal in zit.
Nu is men den laatsten tijd met aflossing begonnen
en heeft men iets gereserveerd, om eventueele ver
beteringen aan te brengen, omdat het bestuur zelf inzag
dat dit noodzakelijk is. Zoo weet spreker dat bij het
bestuur in zeer ernstige overweging is, indien dit voor
stel van Burgemeester en Wethouders wordt aan
genomen, om verbeteringen aan te brengen. In de eerste
plaats ten opzichte van brandgevaar, door het aan
brengen van een brandscherm en verdere voorzieningen
bij het tooneel, zooals het vernieuwen van de oude
touwen, waarvan mevrouw Buisman sprak. Of dat
oude of nieuwe touwen zijn doet er echter in het ver
band, waarin mevrouw Buisman die zaak besprak, niet
toe, want als de vlammen er bij komen, gaan de nieuwe
er toch ook aan en als er werkelijk een ernstige brand
zou komen, zouden het niet de coulissen zijn, die het
grootste gevaar opleverden, maar al die zware tegen
wichten, waaraan de coulissen hangen en die dan naar
beneden zouden komen. Dat was ook sprekers be
zwaar Bovendien kon dan tegelijk met het aan
brengen van het brandscherm het tooneel iets verhoogd
worden om daardoor de zaal beter te maken, verder
zou men daar, waar ze nog niet zijn, ml. in de voorzaal,
vaste stoelen willen aanbrengen, en, indien mogelijk,
zou men ook de vestiaire willen verbeteren, omdat
daar 's avonds altijd zoo'n gedrang is.
Dat zijn de punten, die bij het bestuur in overweging
zijn en spreker heeft er zich nader van overtuigd, dat
die punten in zeer ernstige overweging zijn. Dat een
en ander nog niet is gebeurd, is eenvoudig een gevolg
van het feit, dat er geen geld voor was en gaat men
naar het bestuur, dan zal het zeker zeggen: wij willen
graag de zaak veranderen, wij willen graag de zaal zoo
in orde maken, dat zij niet brandgevaarlijk is, maar het
ontbreekt ons aan geld. Als men nu nog zegt, dat er
meer erfpacht moet worden opgebracht en dergelijke,
dan zegt het bestuur eenvoudig: dan kunnen wij het
nog minder doen. Zoo is de zaak.
De heer Westra zegt dat de zaal wel zoo kan worden
geëxploiteerd, dat alles er uit te halen is. In den loop
van deze 40 jaren is echter gebleken dat de aandeel
houders nooit een cent hebben gezien, dat het bestuur
niet kon doen, wat het graag wilde en dat er nog een
schuld is gemaakt, buiten het kapitaal van de aandeel
houders, van 30.000.Wie meent, dat het zoo ge
makkelijk zal gaan, heeft dus ongelijk; gezien ook het
feit dat in den afgeloopen tijd het bestuur er nooit iets
aan heeft verdiend, maar zijn werk altijd gratis heeft
gedaan, gelooft spreker dat er niet veel meer uit de
exploitatie is te halen.
De heer De Boer zegt dat hij den termijn van 40 jaar
te lang vindt en dat die dient te worden gesteld op 20
jaar. Burgemeester en Wethouders hebben gemeend
dat, waar door een dergelijk lichaam weer een nieuwe
termijn wordt aangevraagd, deze, als er verbeteringen
worden gevraagd, niet te kort moet worden genomen.
Ten opzichte van de kwestie van het invoeren der ver
beteringen is een termijn van 20 jaar ook goed daar
is niet veel tegen te zeggen maar men wil toch ook
wel een beetje vooruit kunnen zien in de toekomst en
dan gelooft spreker toch dat men hier een ruime toe
komst moet hebben.
Over den financieelen toestand, waarover de heer
Oosterhoff heeft gesproken, hebben Burgemeester en
Wethouders een lang onderhoud gehad met het bestuur;
de financieele toestand van „de Harmonie" is in een
conferentie met het bestuur zeer ruim besproken en
Burgemeester en Wethouders hebben daar gehoord hoe
de entrée's zijn, welke groote onkosten er moeten
worden gemaakt en hoe het komt, dat de zaal thans
veel meer wordt verhuurd dan vroeger, waardoor de
zaak iets beter kan rendeeren.
Burgemeester en Wethouders hebben 5 dagen de be
schikking gevraagd over het gebouw in plaats van 3
dagen. Tot nu toe had de gemeente 3 dagen de be
schikking over het gebouw, maar in de practijk is van
dat recht eigenlijk nooit gebruik gemaakt. Het college
meende dat, als het bestuur daar geen bezwaar tegen
had, de gemeente wel de beschikking kon vragen over
5 dagen. Waarvoor men over de zaal op die dagen de
beschikking wenscht te hebben, zal t. z. t. moeten
worden uitgemaakt, dat is niet omschreven. Burge
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 October 1928. 191
meester en Wethouders meenden, waar zij zoover met
hun voorstel waren gegaan, dat daar ook wel 5 dagen
tegenover mochten staan en het bestuur had ook geen
bezwaar om het gebouw 5 dagen ter beschikking van
de gemeente te stellen. Waarvoor die dagen moeten
dienen zal in de toekomst moeten worden beslist.
De kwestie van een vertegenwoordiger in het bestuur
van „de Harmonie" hebben Burgemeester en Wethou
ders eenige malen besproken en zij hebben daarover
ook een conferentie gehad met het bestuur. Zij meenden
dat er een soort gemeentelijke commissaris moest wor
den afgevaardigd naar het bestuur bestuurslid kon
hij niet worden die bij het bestuur zou mogen zitten,
wanneer dit vergaderingen hield. De redeneering van
Burgemeester en Wethouders was wij geven een i
eenigszins verkapt subsidie, door de erfpacht laag te
stellen; het is dus goed dat iemand van ons het oog er
op houdt hoe het daar gaat. Toen echter het bestuur
daartegen ernstige bezwaren opperde, hebben Burge
meester en Wethouders hetzelfde gevoeld, wat ook de
heer Oosterhoff zegt: of wij daar zitten met een gemeen
telijken commissaris of niet, wat zal daarvan practisch
het gevolg zijn? In beide gevallen hetzelfde, of hij er is
of dat hij er niet is. Toen het bestuur zeer ernstige be
zwaren had, heeft de meerderheid van Burgemeester en
Wethouders gemeend er niet op te moeten aandringen,
omdat practisch toch het resultaat voor de gemeente
niet zoo groot was te achten.
Spreker meent hiermee de verschillende zaken, waar
naar is gevraagd, te hebben beantwoord.
De heer Dijkstra zal niet veel meer zeggen, maar wil
toch nog even terugkomen op de vertegenwoordiging
in het bestuur.
De heeren, die daarover hebben gesproken, hebben
eigenlijk de vertegenwoordigers van deze gemeente in
verschillende besturen gekleineerd. Spreker kan het niet
anders voelen. Als men zoo doorredeneert, dat, wanneer
de gemeente met een of twee gedelegeerden ergens is
vertegenwoordigd, alles toch op precies dezelfde wijze
doorgaat en niets er anders om gebeurt, zou spreker
willen vragen: wat doen wij dan in de Waterleiding en
in andere instellingen? Dat is toch niet de bedoeling?
Bepaalde argumenten, die er tegen zijn dat in dit be
stuur iemand van de gemeente zit, heeft spreker niet
gehoord en als men dan betoogt, dat deze instelling van
beteekenis is voor de gemeente, meent spreker dat het
ook van belang is en van beteekenis, dat iemand van
de gemeente daar den gang van zaken volgt, al is het
maar om den Raad daarvan op de hoogte te houden en
om te weten, waarom de exploitatie niet beter is.
De exploitatie zou beter kunnen, meent de heer
Westra, er zou meer zijn uit te halen, maar de heeren
bewijzen niets. Als wij een gedelegeerde hadden in het
bestuur en deze er behoorlijk zijn neus in stak, zou hij
wel in staat zijn den gang van zaken te volgen en meer
te weten te komen.
Spreker doet daarom het volgende voorstel, dat mede
door den heer H. de Boer is onderteekend
„Ondergeteekenden stellen voor als voorwaarde
onder c op te nemen de gemeente krijgt het recht
van vertegenwoordiging in het bestuur."
Dan kan men altijd doen wat men wil, maar als men
het recht van vertegenwoordiging heeft, zal men daar
zeker ook wel uitvoering aan geven. Spreker meent dat
dit wel van zooveel beteekenis is, dat hij dit voorstel
hierbij indient. De bedoeling is, dat er één vertegen
woordiger komt.
De Voorzitter Eén vertegenwoordiger, mijnheer
Dijkstra
De heer Dijkstra: Ja, dat vind ik voldoende.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi merkt op, dat de
heeren wel zeggen dat wij van de financieele gestie van
het bestuur van „de Harmonie" niet veel weten, maar
zij meent toch wel, dat er in de statuten staat, dat er
altijd een begrooting en een rekening en verantwoording
ter inzage ligt
De heer Peletier: Voor de leden.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Ja zeker,
voor de leden. Ik weet niet of daarvan altijd wel gebruik
wordt gemaakt, maar de leden zijn dan toch wel in de
gelegenheid om op de hoogte te komen.
De heer Visser kan heel kort zijn. De Voorzitter heeft
van de heele zaak een uiteenzetting gegeven en mee
gedeeld, waarom het Harmoniebestuur niet meer doen
kan. Spreker zou echter toch zeer graag willen om, nu
wij een nieuwe overeenkomst aangaan en waarbij wij
eenige voorwaarden kunnen stellen, deze voorwaarden
ook op te nemen. De Voorzitter heeft gezegd, dat men
bij het bestuur zeer ernstig overweegt om een en ander
in de toekomst te regelen, vooral ten opzichte van het
brandgevaar. Spreker zou nu toch in de voorwaarden
willen opnemen, dat wij per se dat als eisch stellen
hij meent ook mevrouw Buisman heeft daarop ge
wezen dat dit een van de belangrijkste eischen is.
Het bestuur is wel van goeden wille en neemt de zaak
wel in ernstige overweging, maar spreker zou liever iets
positiefs willen hebben en hij zou daarom uitsluitend
hierop willen ingaan, wanneer de voorwaarde wordt
opgenomen, dat het bestuur maatregelen zal treffen te
gen brandgevaar, die in betere conditie zijn dan op dit
moment.
De Voorzitter zou den heer Visser in overweging
willen geven om, als hij dat wil, daar een voorstel van
te maken. Dan kan dat in behandeling komen.
De heer IJ. de Vries wilde nog een opmerking maken
naar aanleiding van het voorstel-Dijkstra. Hij kan op
het oogenblik nog niet voelen, waar de Raad het recht
v/eg zal halen, om een vertegenwoordiger aan te wijzen
in een particuliere vereeniging, om daar het bedrijf te
controleeren
De heer Peletier De subsidie, die de Vereeniging
krijgt.
De heer Oosterhoff: Evenals bij de Ambachtsschool.
De heer IJ. de Vries Die inrichtingen worden
gesubsidieerd en dat is iets in het algemeen belang,
voor het onderwijs aan onze kinderen. Dat men dat doet
bij de Ambachtsschool en bij het Nijverheidsonderwijs
en meerdere dingen, is iets anders, maar spreker kan
niet inzien dat „de Harmonie" subsidie ontvangt, tenzij
men zegt: het terrein van „de Harmonie" is op het oo
genblik waard 20.per M2. of in totaal 98.000.
daarvoor zou naar 6 aan erfpacht moeten worden
ontvangen 6000.per jaar, men geeft maar 450.
dus wij geven een subsidie van 5.550.—. Ja, als men
die rekensom opmaakt, dan is het de vraag of de Raad
daarmee verantwoord is. Maar men kan ook op het
standpunt staan dit is vroeger afgesloten en de erf
pachten, die wij nu afsluiten, loopen tot 1990; waarom
dan „de Harmonie" niet en wij laten dus de bepaling,
zooals die is, te meer, waar spreker niet kan ontkennen
dat „de Harmonie" van belang is voor Leeuwarden.
Er zou over te spreken zijn of het bedrag der jaar-
lijksche vergoeding niet moet worden verhoogd, maar
spreker zou er niet voor voelen, om den Raad het recht
te geven op een vertegenwoordiger in het bestuur, een
voudig om wetenschap te krijgen over de exploitatie.
Voor niet bewezen is dat de gemeente dat recht kan