194 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 October 1928. is gedacht, n.l. met een gedelegeerde uit het college van Burgemeester en Wethouders. Spreker zou alsnog in overweging willen geven of het niet mogelijk is deze zaak 3 weken uit te stellen, met opdracht aan het college van Burgemeester en Wethouders om nog eens met het be stuur te spreken of het, in het belang van dergelijke dingen, niet beter is, dat een vertegenwoordiger uit het college van Burgemeester en Wethouders geregeld gaat samenwerken met het bestuur van „de Harmonie". De heer Visser wil zijn voorstel wel De heer Peletier intrekken. De heer Visser Ja, wacht eens. De Voorzitter heeft gezegd dat het bestuur van „de Harmonie" het ten zeerste zou betreuren als er brand zou uitbreken, nog meer dan de Raad, maar spreker wil wel zeggen, dat hij het ook ten zeerste zou betreuren. De heer Oosterhoff zegt: daar moeten wij afblijven, die zaak behoort tot de competentie van de Brandweer en de Politie. Spreker is het in het algemeen daarmee eens, maar wij begeven ons ook niet op dat terrein; hij gelooft dat de zaak iets anders is. Wij mogen thans enkele voorwaarden stellen en zonder ons nu in het algemeen op dat terrein te begeven, waar een ander nuttig werk kan verrichten, kunnen wij toch zeer zeker onze aandacht bij dit vraagstuk bepalen. Toch is spreker bereid zijn voorstel in te trekken, als hij de toezegging krijgt van Burgemeester en Wet houders, dat het college zich met de betrokken instan ties, die de heer Oosterhoff heeft genoemd, in ver binding zal stellen. De Voorzitter: Trekt U Uw voorstel in De heer Visser: Ja, onder die voorwaarde, dat wij de toezegging van het college krijgen, dat het in die richting werkzaam zal zijn en besprekingen zal voeren. De Voorzitter wil er opmerkzaam op maken dat, als de Burgemeester vergunning verleent, het dan alleen nog maar een kwestie is van de Politie. De zaak is dat de Burgemeester vergunning moet geven voor de uit voeringen en dan is de Raad als zoodanig er af; men kan dan nog wel een vrome wensch uiten, maar het blijft ook bij een wensch. Burgemeester en Wethouders kunnen dus niet anders dan deze toezegging doen dan dat zij, wanneer de Raad hierop ingaat, aan het bestuur van „de Harmonie" in ernstige overweging zullen geven cm dat te doen De heer Visser: Dus niet iets positiefs. De Voorzitter Neen, dat is niet iets positiefs. Zij zouden het graag doen, als de exploitatie het toe liet, maar zij kunnen het niet doen. Men zal zeggen geef dan meer subsidie, dan zullen wij het doen. Spreker weet dat het bestuur gaarne wil. Waarom heeft het 't dan niet gedaan Het zal doen wat het kan, maar als zij niet meer geld hebben, kunnen zij het niet doen. De heer Visser zegt dat het zwaartepunt bij hem is, dat wij een verkeerden toestand sanctioneeren. Dat geeft een verkeerden indruk naar buiten. Hier is be sproken, dat er tegen brandgevaar geen voldoende beschermende maatregelen zijn genomen en spreker heeft er bezwaar tegen, dat de Raad dit sanctioneert. De Voorziifer zou thans, na deze debatten, in het midden willen brengen, wat hij eerst niet naar voren had willen brengen: is het brandgevaar in de Harmonie wel zoo groot, als hier is gezegd? Dat de tegenwichten van de coulissen naar beneden zullen vallen, als er brand uitbreekt, is volkomen waar, maar spreker heeft er al op gewezen, dat niemand er tegen dien tijd onder behoeft te zijn; het tooneel is toch in minder dan geen tijd ontruimd. De zaal zal daar echter niet mee in gevaar zijn; er zal wel een beetje rook in de zaal komen, maar dat is niet zoo erg. De heele kwestie is, dat er een paniek zal kunnen ontstaan, doordat men vlammen op het tooneel ziet, maar dat moet men niet al te over dreven voorstellen en een vergelijking met Madrid, waar men hier, niets er van afwetende, over spreekt, gaat heeiemaal niet op. Het is daar waarschijnlijk een rommel geweest; men had er een brandscherm, maar dat wilde niet eens naar beneden. Men weet hier van de toe standen daar niets, misschien waren daar ook wei geen nooduitgangen. En er niets van wetende, zegt men toch: kijk maar eens, in Madrid zijn zooveel menschen ver brand. Daarmee kan men echter hier geen vergelijking maken. Wie weet wat een rommel het daar was, men heeft daar ook te doen met een ander volk, men weet niets van de menschen daar en welk een paniek daar misschien is geweest De heer Visser: Maar U erkent toch zelf, dat het hier niet in orde is en ook het bestuur erkent dat. De Voorzitter erkent dat het beter kon, zooals alles beter kan, als men de zaak beziet. Maar hij moet er persoonlijk tegen op komen dat het gevaar zoo erg is; wanneer hij het toch niet met zijn geweten overeen zou kunnen brengen, zou hij toch geen vergunning geven voor het houden van de voorstellingen. Spreker is er niet van overtuigd dat het zoo erg is; dat is niet zoo. Wat betreft de kwestie van de losse stoelen in de zaal, merkt spreker op dat indertijd, speciaal op zijn verzoek, vaste stoelen zijn aangebracht langs de door gangen en dat hij toen genoegen heeft genomen met losse stoelen in de voorzaal. Hij ziet het groote gevaar daarvan niet in en hij zou tegen iemand, die zoo bang is, willen zeggen: blijf er dan weg en kom er niet in De heer IJ. de Vries: of laat hij bij een nooddeur gaan zitten. De Voorzitter Dus, dat het zoo erg zou zijn, dat men, er in komende, eigenlijk zou moeten vragen zou ik er zoo meteen wel weer levend uit komen?, is erg overdreven. Die dat denkt, laat hij daar weg blijven, maar zoo is het niet. Er kunnen verbeteringen komen en een brandscherm zal zeer zeker verbetering geven, maar de kwestie is deze: brandgevaar is er in de zaal niet, maar wèl paniek gevaar, doch dit bezweert men niet enkel met een brandscherm. Spreker ziet heusch de Harmonie niet in vlammen opgaan, terwijl de helft van de menschen er niet uit komen, want er zijn genoeg nooddeuren, maar de groote kwestie is het paniekgevaar en om dat te voorkomen, dienen de maatregelen zoo goed mogelijk te worden genomen. Het bestuur van „de Harmonie" is daartoe bereid voor zoover het financieel kan, maar wil men bepaald andere maatregelen, of wenscht men dat die maatregelen binnen een bepaalden tijd zijn ge nomen, laat dan de Raad formeel die eischen stellen. De Raad hééft het recht om dat te doen, maar dan is het ten slotte aan het bestuur van „de Harmonie" om te zeggen: wij willen graag, maar geef ons dan het geld er bij. Dat is de kwestie, die hier in het midden zit. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik wilde toch graag even dit amendement indienen De heer Peletier: Dus toch Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ja, toch. De Voorzitter: Welk amendement dient U in Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 October 1928. 195 Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: „Ondergeteekende stelt voor het recht van opstal te verleenen, onder voorwaarde, dat binnen 5 jaar een brandscherm aanwezig is." De heer Peletier Dat is gevaarlijk werk voor den Raad. Wanneer er dan binnen 5 jaar wat gebeurt, krijgen wij het op onzen kop. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik zou dan dit willen zeggen: als er iets gebeurt, vindt U dan dat de Raad werkelijk heeiemaal vrijuit gaat De Voorzitter: Formeel gaat de Raad vrijuit. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: U zegt dat de menschen in het Zuiden heel anders zijn, dat daar mis schien een groote paniek is geweest en dat het hier heel anders is. Maar ik wil U wel de verzekering geven dat, wanneer hier op het tooneel „Brand werd ge roepen, hier in de zaal ook een reusachtige paniek zou ontstaan, ook al mogen wij dan nog zulke nuchtere Noorderlingen zijn en dat juist door die losse stoelen de paniek zou verergeren. Vindt U, dat de gemeenteraad zonder een brand scherm te eischen en met losse stoelen genoegen te nemen, vrijuit gaat? Zijn wij er daarmee af en kunnen wij dan zeggen: de verantwoording is verder voor de Politie en de Brandweer De Voorzitter: Formeel zal de Raad er af zijn. Maar anders moet U een motie indienen, als U 't niet ver trouwt. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Neen, als dat zoo is, dien ik mijn amendement niet in. De Voorzitter: Formeel bent U er af, maar dan moet U later hier niet zeggen: had ik het maar gedaan. De heer IJ. de Vries zou alleen deze opmerking willen maken dat, als mevrouw Buisman een amendement zou indienen, dat er binnen 5 jaar een brandscherm moet zijn aangebracht, dit een wassen neus is. Als zij een amendement indient, dan moet dit luiden, dat er geen voorstelling meer in „de Harmonie" mag worden gege ven, vóórdat een brandscherm is aangebracht en dan zal spreker er voor stemmen. Als de toestand werkelijk zoo gevaarlijk en precair is, moet men dat oogenblik- kelijk doen, maar het niet 5 jaar verschuiven en ook niet tot het volgend jaar Mei. Dan moet men den eisch stel len: geen voorstelling meer, zonder dat een brandscherm is aangebracht. De heer Vromen zou ook tegen het amendement, dat de heer IJ. de Vries thans aanraadt, ernstig willen waarschuwen. Deze tracht mevrouw Buisman te ver leiden, hare motie te wijzigen, maar hij vergeet dat het hier betreft de taak van het hoofd der Politie en dat dit hoofd der Politie iederen dag in staat is, dit voorstel, zonder den Raad er in te kennen, werke lijkheid te maken. De verantwoordelijkheid voor het al of niet treffen van maatregelen berust bij het hoofd van de Politie, gehoord de Brandweerautoriteiten, enz. Als de Raad hierop ingaat, dan heeft hij, vanaf het oogenblik, dat de motie is aangenomen, een deel van de verantwoordelijkheid op zich genomen en daarom is het juist zeer onverstandig een dergelijk voorstel aan te nemen. Het ligt niet op onzen weg, een deel van die verantwoordelijkheid op ons te nemen dat kan noch staatsrechtelijk, noch juridisch worden aan gewezen. Ten slotte is de verantwoording bij de be trokken autoriteiten en laten die haar ook verder dragen. Bij de bespreking van de motie is gebleken, dat er hier en daar eenige ongerustheid over den toestand is geuit en dat men hier in de raadzaal ook dezelfde meening heeftlaten wij nu rustig afwachten of daardoor het verantwoordelijkheidsgevoel van de betrokken autoriteiten ook is aangewakkerd en of zij ook zullen meehelpen om de zaak in orde te maken. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik spreek dan hierbij mijn vertrouwen uit in het hoofd van de Politie en van de Brandweer en deel mede, dat ik geen amen dement zal indienen. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van den heer Dijkstra wordt met 17 tegen 9 stemmen verworpen. Vóór stemmen de heeren Dijkstra, Tieinersma, B. Molenaar, O. F. de Vries, J. de Boer, Botke, H. de Boer, Muller en Hooiring. Tegen stemmen: de heeren Van der Veen, IJ. de Vries, Peletier, Vromen, Oosterhoff, Westra, Feitsma, Visser, Fransen, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren Tamminga, Lautenbach, Hofstra, Ritmeester, Feddema, Westerhuis en Blanson Henkemans. Het amendement van den heer Visser is ingetrokken. De Voorzitter vraagt of nog een van de leden stem ming vraagt over het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Westra verlangt geen stemming over dat voorstel, maar waar hij heeft getracht steun te vinden voor een voorstel om het bedrag van 450.vast te stellen op een hooger bedrag, maar hij dien steun niet heeft kunnen vinden, verzoekt hij aanteekening in de notulen dat hij tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders is. De Voorzitter: Tegen het geheele voorstel De heer Westra: Ja, tegen het geheele voorstel. Maar ik verlang geen stemming. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 25 stemmen tegen 1 stem aangenomen. Tegen verklaart zich de heer Westra. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade ring door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 7