2 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 Januari 1929.
5. Benoeming van een lid der commissie van beheer
over het Stads-Ziekenhuis, wegens periodieke aftreding
van den heer O. F. de Vries.
De aanbeveling der commissie luidt als volgt
1. O. F. de Vries, wethouder;
2. Dr. O. Norel, predikant.
Wordt benoemd de heer O. F. de Vries met 26 stem
men en 1 stem op Dr. O. Norel.
6. Benoeming van een Voorzitter, tevens lid, van
het Scheidsgerecht voor de ambtenaren, in dienst van
de gemeente Leeuwarden.
De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt
1. Mr. C. W. Stheeman;
2. Mr. F. F. Viehoff,
beiden te Leeuwarden.
Wordt benoemd Mr. C. W. Stheeman met 23 stem
men en 4 stemmen op Mr. F. F. Viehoff.
7. Benoeming van een plaatsvervangend voorzitter,
tevens pla itsvervangend lid, van het Scheidsgerecht voor
de ambtenaren in dienst van de gemeente Leeuwarden.
De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt
1. Mr. F. F. Viehoff;
2. Mr. C. Beekhuis Sr.,
beiden te Leeuwarden.
Wordt benoemd Mr. F. F. Viehoff met 26 stemmen
en 1 stem op Mr. C. Beekhuis Sr.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van het perceel St. Jacobsstraat no. 30 aan
A. Andriessen.
Dit voorstel luidt als volgt
Met 1 Februari 1929 loopt de huur af van het pakhuis
Sint Jacobsstraat no. 30, dat krachtens Uw besluit van
27 October 1925 voor den tijd van drie jaren werd ver
huurd aan A. Andriessen. Deze doet thans het verzoek
hem dit pakhuis opnieuw te verhuren op de bestaande
voorwaarden, waartegen bij ons geen bezwaren be
staan. De indertijd bij inschrijving bedongen huursom
van 301.per jaar achten wij ook thans nog vol
doende.
Mitsdien geven wij U onder overlegging van de
stukken in overweging te besluiten
aan A. Andriessen, alhier, voor den tijd van drie jaren,
ingaande 1 Februari 1929, ondershands te verhuren het
pakhuis St. Jacobsstraat no. 30 met bergzolder en
vliering, plaatsje met bergkamer, de laatste met uitzon
dering van den overbouw, welk perceel kadastraal is
bekend sectie A no. 1138, tegen een huurprijs van
301.per jaar en verder op de bestaande voor
waarden.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van gardeniersland aan Oldegalileën aan H.
de Jong, alhier.
Dit voorstel luidt als volgt
Van H. de Jong, alhier, ontvingen wij het verzoek
hem, nevens het nog bij hem in huur zijnde gedeelte
van het gardeniersland aan de Willem Sprengerstraat,
in huur af te staan den grond, afkomstig van het van
A. Andringa e. a. gekochte gardeniersland aan Oldega
lileën. Van beide perceelen is het meerendeel gebruikt
voor straataanleg en bouwterrein, zoodat de Jong thans
nog slechts van de oorspronkelijke oppervlakte ad
1.38.04 H.A. ongeveer 3200 M-. in huur heeft.
Tegen een verhuring aan de Jong van de bedoelde
terreinen bestaat bij ons geen bezwaar; als in alle con
tracten kan ook bij deze verhuring de bepaling worden
gesteld, dat de gemeente op zeer korten termijn over
het geheel of een gedeelte de vrije beschikking kan
erlangen.
Onder overlegging van de stukken geven wij U mits
dien in overweging te besluiten
met ontbinding van de huurovereenkomst d.d. 8
Februari 1926 aan H. de Jong, alhier, te verhuren ge
deelten van de kadastrale perceelen gemeente Leeu
warden sectie F nos. 3311 en 4114, groot onderschei
denlijk ongeveer 3200 en 6400 M-„ zoodat de geza
menlijk te verhuren oppervlakte circa 9600 M-. be
draagt, voor het tijdvak van 1 Januari 1929 tot 1 Januari
1931, tegen een huurprijs van Twee honderd vier en
twintig gulden 224.per jaar en verder op de
overeengekomen voor gardenierslanden gebruikelijke
voorwaarden.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van landerijen aan het Ou ideel aan D. A.
Jongma, J. Koopmans en B. G. Stienstra.
Dit voorstel luidt als volgt
Zooals bij ons voorstel van 4 October 1928 tot ver
huring van de zathe en landen op Kleijenburg aan
A. van der Weide reeds werd medegedeeld, wenschte
deze niet in huur te bekomen een viertal perceelen
weiland aan het Ouddeel, die wel in de met den vorigen
huurder gesloten overeenkomsten waren begrepen,
zoodat deze landerijen op andere wijze moesten worden
verhuurd.
Het kwam ons gewenscht voor in dit geval een proef
te nemen met eene verhuring bij wijze van sollicitatie
tegen een vooraf vastgestelden huurprijs.
In overeenstemming met het advies van den deskun
dige voor de gemeentelijke landerijen bepaalden wij
daarom de huurprijzen, die o. i. voor de onderscheidene
perceelen moesten worden bedongen, terwijl de overige
voorwaarden van verhuring, meerendeels overeen
komende met de voor deze perceelen bestaande, even
eens in overleg met hem zijn vastgesteld.
In het geheel hebben zich voor de onderscheidene
perceelen 9 sollicitanten aangemeld. Wij stelden de
stukken in handen van den genoemde deskundige, die
ons adviseerde aan J. Koopmans en D. A. Jongma, die
van de gemeente reeds perceelen in de nabijheid in
huur hebben, elk een perceel te gunnen en twee per
ceelen aan B. G. Stienstra, welke personen z. i. het
meest hiervoor in aanmerking behooren te komen.
Wij kunnen ons hiermede vereenigen en geven U
mitsdien, onder overlegging van de stukken, in over
weging te besluiten
voor den tijd van vijf jaren, ingaande 5 Maart 1929
en eindigende 5 Maart 1934, in huur af te staan de
navolgende perceelen weiland aan en nabij het Ouddeel,
alle kadastraal bekend gemeente Leeuwarden in sectie
F. als
no. 275, groot 2.17.60 H.A., aan D. A. Jongma, alhier,
voor 375.per jaar;
no. 643, groot 2.95.10 H.A., aan J. Koopmans, alhier,
voor 500.per jaar;
no. 717, groot 2.55.27 H.A. en no. 722, groot 2.11.50
H.A., aan B. G. Stienstra, alhier, onderscheidenlijk voor
455.en 375.per jaar,
zulks onder de voor die verhuring vastgestelde voor
waarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 810.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 Januari 1929. 3
11. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders
op het adres van de Vereeniging Leeuwarder Tehuis
voor Dakloozen ,,Practische Hulp", alhier, om haar
van gemeentewege een garantie te verleenen, voor een
door haar aan te gane geldleening.
Dit praeadvies is opgenomen in de notulen der ver
gadering van 11 December 1928, pag. 246.
De Voorzitter: De Raad zal bij de ingekomen stukken
gevonden hebben een brief, waarbij de vereeniging ver
zoekt, de voorwaarden iets anders te doen zijn, n.l. punt
6 van de voorwaarden, omdat de vereeniging gaarne
een eerste hypotheek zou willen sluiten, om daarna het
restant te leenen onder waarborg van de gemeente.
Burgemeester en Wethouders hebben naar aanleiding
daarvan de zaak nader onderzocht en het is ons ge
bleken dat men dit liever heeft, opdat de vereeniging
eerst een eerste hypotheek kan sluiten tot het bedrag,
dat zij kan krijgen, om dan de rest te leenen, bij wie
dan ook, onder garantie van de gemeente. De bedoe
ling is, dat dan het laatste gedeelte alleen voorloopig
zal worden afgelost en dat dan de termijn van aflossing
korter zal worden genomen dan bij den oorspronke-
lijken opzet, omdat een aflossingstermijn van 75 jaren
toch wel door geen enkelen geldschieter zal worden
geaccepteerd.
Burgemeester en Wethouders zien in dit systeem, dat
de vereeniging wil, geen bezwaar, zij zijn met het be
stuur der vereeniging van meening, dat de geheele zaak
voor de gemeente dezelfde blijft en zij stellen dan ook
voor het eerste gedeelte van het ontwerp-besluit
„de gemeente Leeuwarden, zoo noodig, borg te
stellen tot een bedrag van ten hoogste 75.000.
enz.",
te lezen als volgt
„de gemeente Leeuwarden, zoo noodig, voor de
richtige betaling van rente en aflossing van ten be
hoeve van de oprichting van een nieuw dakloozen-
tehuis door de Vereeniging Leeuwarder Tehuis voor
Dakloozen „Practische Hulp", alhier, eventueel aan
te gane geldleening borg te stellen tot een bedrag
van ten hoogste 75.000.verminderd met het be
drag, dat onder verband van le hypotheek aan de
Vereeniging ter leen zal worden verstrekt,"
en aan de 6e voorwaarde toe te voegen
„verminderd met het bedrag, dat onder verband
van 1ste hypotheek aan de Vereeniging ter leen is
verstrekt;"
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Naar aanleiding
van wat U zoopas hebt gezegd, blijkt mij toch, dat de
vereeniging eigenlijk wil vasthouden aan het bedrag
van 75.000.al wordt dan het eerste in het besluit
genoemde bedrag verminderd. Als wij echter zien, dat
op de eerste pagina van den Raadsbrief o. a. wordt
gezegd, dat Burgemeester en Wethouders dat bedrag
wat aan den hoogen kant vinden en dat Burgemeester
en Wethouders niet overtuigd zijn, dat niet met een
lager bedrag kan worden volstaan, zonder dat het be
oogde doel wordt geschaad, dan lijkt het mij toch
eigenaardig, dat zij vasthouden aan dat bedrag van 75
mille. Dat komt mij vrij hoog voor, vooral omdat de
prijs van den grond, dien men op het oog heeft, ook aan
den hoogen kant is; ik meen gehoord te hebben dat de
gemeente grond in eigendom heeft, die veel goedkooper
kan worden uitgegeven dan de prijs, dien Practische
Hulp denkt te besteden. Ik zou daarom graag willen dat
het bedrag van 75.000.— verminderd wordt; het komt
mij werkelijk voor dit doel te hoog voor. En waar Bur
gemeester en Wethouders zelf zeggen, dat dit wel het
maximum is, maar niet een vast bedrag noemen, weet
men wel hoe het gaat; als men een bedrag in zijn hoofd
heeft en men weet dat men zoo ver kan gaan, ziet men
vaker dat men daartoe komt, dan dat men daar beneden
blijft. Daarom zou ik graag willen, dat het bedrag lager
werd gesteld.
De heer Vromen: lk wensch niet in de eerste plaats
te spreken over het bedrag en over het voorstel, zooals
dat hier ligt, een enkel woord te zeggen, maar over de
zaak van Practische Hulp als zoodanig.
Er is een commissie benoemd, die een rapport heeft
uitgebracht, dat ik met buitengewoon groot genoegen
heb gelezen. Daarin wordt de vraag gesteld of naast het
Stadsverzorgingshuis een tweede, ongeveer gelijksoor
tige, inrichting in de stad wenschelijk is. De commissie
komt tot de conclusie --al staat dat niet met zooveel
woorden in het rapport dat. wanneer men de ver
zorging van verwaarloosde of verzorging behoevende
kinderen, niet weeskinderen, onderzoekt, men dan krijgt
twee categorieën van kinderen, die, waarvoor een tijde
lijke en die, waarvoor een blijvende voorziening noodig
is, terwijl er verder nog een derde categorie is, waarvan
het aantal niet groot is, de z.g. onhandelbaren.
De commissie komt tot de conclusie dat voor kin
deren, voor welke een tijdelijke voorziening noodig is,
een inrichting als Practische Hulp in samenwerking met
het Stadsverzorgingshuis niet gemist kan worden.
Wanneer ik nu die conclusie, waarmede ik accoord
ga, ga toepassen op het werk, dat Practische Hulp doet,
dan kom ik tot een eigenaardig inzicht in de zaak. Uit
een staat, die bij de stukken is gevoegd, blijkt, dat in
Practische Hulp op een gegeven oogenblik. ik meen op
11 December, 35 personen aanwezig waren, die be
hoorden tot de afdeeling kinderverzorging. Nu kan men
daar onmiddellijk 2 afvoeren, omdat daaronder ook was
opgenomen een moeder met eenige kinderen; die moe
der behoort daar niet onder en een 18-jarige, die er
onder was gerekend, ook niet. Er blijven dus over 33
personen en als wij nu dat geheele aantal verpleegden,
dat die afdeeling uitmaakt, nagaan, dan zien wij dat
van hen 10 personen in den loop van 1928, 9 in den
loop van 1927, 9 in den loop van 1926 en 5 reeds in
den loop van 1925 in deze inrichting zijn opgenomen.
Nu kunnen wij natuurlijk over het begrip tijdelijke en
blijvende voorziening lang en breed praten en daarover
zal wel verschil van meening zijn, maar ten slotte dient
toch eenigszins vast te staan, wat de bedoeling is van
een tijdelijke voorziening. Als wij nu echter nagaan,
dat van de 33 kinderen, die op 11 December in Prac
tische Hulp aanwezig waren, reeds 26 gedurende een
jaar en langer in Practische Hulp zijn verpleegd en dat.
als wij een termijn van 11 maanden rekenen, blijkt dat
29 kinderen langer dan 11 maanden in Practische Hulp
aanwezig zijn, dan komt het mij toch voor dat het be
grip tijdelijke voorziening in deze gevallen een klein
beetje al te ruim is genomen.
Als wij nu die gevallen nagaan de staat geeft
daartoe de gelegenheid, ik zal voorloopig niet te uit
voerig zijn, maar volgens den staat zijn daar in den
loop der jaren in totaal 158 kinderen geweest dan
komen wij tot eigenaardige conclusies.
Als wij in de eerste plaats nagaan hoe het staat met
de 5 kinderen, die in 1925 zijn opgenomen en die daar
thans nog aanwezig zijn, dan blijkt, dat daarvan 3 kin
deren zijn opgenomen in de verwachting, dat de vader
binnenkort zelf voor de kinderen zou zorgen. Eén dezer
kinderen is een uitstekende leerling van de Ambachts
school en de leeftijd dezer kinderen is respectievelijk
15, 12 en 10 jaar. Naar mijn oordeel is het niet in het
belang dezer kinderen en naar mijn oordeel is het on
juist, dat deze kinderen ter verpleging blijven in Prac
tische Hulp, omdat zij m. i. thuis hooren in een inrich
ting, die blijvend zorgt voor hun opvoeding.
Van de 2 andere kinderen, die in 1925 zijn opgeno
men, is de moeder overleden en kan de vader wegens
ernstige ziekte niet voor hen zorgen. Wij mogen dus