4 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 Januari 1929. wel aannemen, dat ook voor deze kinderen, die 7 en 5 jaar oud zijn, Practische Hulp niet de juiste plaats is, maar dat ook zij dienen te worden opgenomen in een inrichting, waar zij blijvend verpleegd kunnen worden. Gaan wij na de 9 kinderen, die in 1926 in Practische Hulp zijn opgenomen en daar thans nog vertoeven, dan zien wij, dat 2 hiervan uit het Stadsverzorgingshuis zijn weggestuurd. Deze kinderen zijn thans respectievelijk 13 en 16 jaar oud. Beiden maken het best en zij komen dus naar mijn meening zeker voor herplaatsing in het Stadsverzorgingshuis in aanmerking. Ik wil daarbij buiten beoordeeling laten of deze kinderen wel hadden moeten weggestuurd worden uit het Stadsverzorgings huis. 3 kinderen, waarvan de reden van opname niet is vermeld, gedragen zich uitstekend en waar deze kin deren reeds meer dan 2 jaren worden verpleegd in Prac tische Hulp en deze inrichting daarvoor niet dient en in de eerste plaats niet kan dienen, is het m. i. beter dat ook deze kinderen worden geplaatst in het Stads verzorgingshuis. Dan zijn er nog 3 kinderen van respectievelijk 7, 4 en 3 jaar opgenomen, omdat de moeder was weggc- loopen. Verwacht werd dat zij spoedig zou terugkeeren, maar men wacht daar nu al 2 jaar op en het is niet gebeurd. De vader is ernstig ziek, zoodat hij niet voor de kinderen kan zorgen. Ook deze kinderen hoorden m. i., toen na een half jaar gebleken was dat de moeder niet terugkeerde, in het Stadsverzorgsluiis te zijn onder gebracht. Eén kind, dat in 1926 is opgenomen, is thans 4 jaar oud en is opgenomen op 2-jarigen leeftijd. Als reden van de opname is vermeld, dat zulke jonge kinderen niet in het Stadsverzorgingshuis worden opgenomen. Het schijnt dus dat kinderen beneden de 3 jaar daar niet worden opgenomen Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heer Fransen (wethouder): Niet beneden de 4 jaar. De heer Vromen: of, zooals mevrouw Buisman en de heer Fransen opmerken, niet beneden de 4 jaar. Ik ben natuurlijk dankbaar voor die inlichting, maar in beginsel lijkt mij dat absoluut onjuist en het lijkt mij beslist gewenscht en ook niet onmogelijk, dat daarin verandering wordt gebracht. Als wij nu zien naar de kinderen, die in 1927 zijn opgenomen, dan blijkt dat 3 daarvan behooren tot een andere gemeente en ook voor rekening van die ge meente worden verpleegd. De kinderen zijn respectie velijk 16, 14 en 10 jaar oud en ik kan met vrij groote zekerheid aannemen omdat ik het geval ken dat die kinderen nog vele jaren op kosten van de betrokken gemeente zullen moeten worden verpleegd: de moeder is overleden en de vader is er van door. Dit is geen geval, waarvoor in de eerste plaats een inrichting als Practische Hulp is aangewezen; het lijkt mij niet juist dat deze kinderen, al is het dan ook op kosten van die gemeente, hier jaar in jaar uit worden verpleegd. Omtrent de 6 andere kinderen, die in den loop van 1927 zijn opgenomen, staan geen gegevens vermeld en is dus zonder meer niet aan te geven of deze in Prac tische Hulp thuis behooren. in ieder geval echter zijn ook deze naar mijn meening niet zonder meer tot de tijdelijke gevallen te rekenen. In den loop van 1928 zijn opgenomen 12 personen, waarvan 2 personen n.l. een moeder en een jongen van 18 jaar die geen kinderen zijn. Daar blijf ik dus af. Van de 10 kinderen, in 1928 opgenomen en nog aan wezig, worden 3 reeds een jaar verpleegd zij zijn in Januari opgenomen en zijn er 3 in Februari opge nomen, zoodat deze dus reeds 11 maanden worden ver pleegd, terwijl de laatsten in Mei zijn opgenomen. Van deze 10 kinderen zijn geen redenen van opname op den staat opgegeven, zoodat dus niet valt te beoordeelen of zij in Practische Hulp, dan wel in het Stadsverzor gingshuis thuis behooren. Als wij den geheelen staat op die manier analyseeren, dan blijkt, dat wij tot deze conclusies moeten komen le. dat van geen dezer kinderen vast staat dat voor hen Practische Hulp de aangewezen inrichting is; 2e. dat van de 33 gevallen er 26 een jaar en langer in Practische Hulp vertoeven en 29 zelfs 11 maanden en langer; 3e. dat van geen der gevallen, die een jaar en lan ger zijn verpleegd, aannemelijk is, dat deze niet ook in het Stadsverzorgingshuis zouden kunnen worden ver pleegd. Dit geldt naar mijn meening ook voor de 2 ge vallen, die weggestuurd zijn uit het Stadsverzorgings huis en dus tot de z.g. onhandelbaren behooren. Ge tuige hun gedrag in Practische Hulp, is het toevoegsel „zoogenaamd" in het commissierapport zeker op zijn plaats en voor mij is het de groote vraag of deze kin deren niet in iedere inrichting kunnen worden verpleegd, getuige hun gedrag in Practische Hulp. Gaan wij nu dit alles na, dan vraag ik mij af of Prac tische Hulp, wat de kinderverpleging betreft, wel zoo'n groote noodzakelijkheid is. Ik heb dat wil ik er hier uitdrukkelijk bij verklaren buitengewoon veel respect voor den arbeid van Practische Hulp, ook op het gebied der kinderverzorging, en wat ik er van te zien heb ge kregen, heeft mijn groote waardeering, maar daar gaat het niet om. Men vergete in de eerste plaats niet dat aan verpleging van kinderen in Practische Hulp toch ook zeer groote nadeelen kleven. Het milieu van Prac tische Hulp en de bijna onoverkomelijke moeilijkheid om ieder contact om van erger maar niet te spreken met de andere groepen van verpleegden onmogelijk te maken, doen ons toch wel aarzelen om Practische Hulp die plaats in te ruimen in de verzorging van ver waarloosde en onverzorgde kinderen, die zij op deze wijze inneemt. Dit alles in het belang van het kind zelf in de eerste plaats. Dat Practische Hulp dit zelf ook wel voelt, moge blijken uit den destijds geuiten wensch om een afzonderlijke inrichting voor beide deelen van haar taak. Doch naast het belang van het kind is er bovendien het belang van de gemeente. Ook dit belang vordert dat niet onnoodig een inrichting wordt onderhouden, wanneer er reeds een inrichting bestaat, die dit werk evengoed of beter kan doen. M. i. blijkt uit den staat bij de stukken zeer voldiende, dat bij een goede inrich ting van het Stadsverzorgingshuis het overgroote deel der kinderen daar thuis hooren. Mocht aan het Stads verzorgingshuis wat ontbreken, of mocht de oorzaak ergens anders zitten, dat Burgemeester en Wethouders dan spoedig hierin verandering brengen. Wanneer het aantal kinderen in het Stadsverzorgingshuis zal toe nemen dan zal m. i. een bestuurscollege van vrouwen zeer goede en regelmatige diensten en bovendien dank baren arbeid kunnen geven. Concludeerende zou ik Burgemeester en Wethouders ernstig in overweging willen geven om nog eens na te gaan of aan de hand van de opvattingen, uitgesproken door de commissie, er een voldoend aantal gevallen overblijft om daarvoor aan Practische Hulp een af- deeling voor kinderverzorging te geven, dan wel of het aantal dier gevallen zoo gering wordt, dat het toch misschien beter zal zijn om daarin op andere wijze te voorzien bij de eventueele nadere plannen van Practische Hulp wel te willen rekening houden met het betrekkelijk zeei kleine aantal kinderen, waarvoor werkelijk Practische Hulp noodig is. Dat hiertoe tevens maatregelen zullen moeten worden genomen om de kinderen, die beter in het Stadsver zorgingshuis thuis behooren, niet langer dan noodig is in Practische Hulp te laten, spreekt van zelf en kunnen zeker wel van Burgemeester en Wethouders verwacht worden. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 Januari 1929. 5 Wanneer Burgemeester en Wethouders met dit alles rekening zullen willen houden heb ik geen reden om tegen het voorstel, dat toch slechts een voorloopig karakter draagt, te stemmen. Verder zou ik ook graag deze verandering willen zien, dat er een lid van het gemeentebestuur werd op penomen in het bestuur De heer O. F. de Vries (wethouder): Die is er al. Er zijn twee. De heer Vromen: Is die er al Dan behoef ik daaromtrent geen opmerking te maken. Ook tegen het bedrag heb ik, in tegenstelling met mevrouw Buisman, niet zoo'n overwegend bezwaar, omdat ik uitga van de meening dat, als Burgemeester en Wethouders schrijven van ten hoogste en zij zelf op het standpunt staan dat het lager kan, Burgemeester en Wethouders er dan ook wel ernstig naar zullen streven om te zorgen dat het lager kómt. De heer IJ. de Vries: Ik juich dit voorstel van de tafel van Burgemeester en Wethouders van harte toe en ik zou misschien het woord niet hebben gevraagd om dat voorstel desnoods te verdedigen, maar naar aanleiding van de speech van den heer Vromen zou ik toch graag iets willen zeggen. Ik geloof wel, dat, wat de lieer Vromen zegt, vol komen de waarheid is, maar dat is dan toch een waar heid, die een zoo geweldige eenzijdige voorstelling van zaken is, dat ik meen, dat die beslist moet worden tegengesproken. Van de 158 kinderen, die in den loop van den tijd in Practische Hulp zijn opgenomen, zijn er nu nog 33, dus dat is i/s deel; 4/s deel is weer vertrokken. Dus van die 158 kinderen zijn 4/5 deel beslist tijdelijk ge weest en van de kinderen, die er nu nog zijn, moeten ook nog 3, die van buiten komen, worden afgetrokken. Nu blijkt daarbij, dat verschillende kinderen daar wat langer zijn ik meen te moeten betwijfelen dat er 29 al zoo lang zijn maar in elk geval, dat is ook het bezwaar, dat bij de commissie heeft voorgezeten er staat ook voldoende in het rapport dat degenen, waar omtrent zekerheid is, dat het vaste gevallen zullen blijven, in het Stadsverzorgingshuis moeten worden opgenomen. Maar het reglement van die inrichting schrijft voor dat ook alleen die gevallen mogen worden opgenomen en dat alles, wat tijdelijk is, bij particulieren moet worden ondergebracht en dan komen zij mis schien weer terecht laat ik maar een minder parle mentair woord gebruiken in een rommel, zooals bij Aaltje van der Brug en meerdere van die slaapsteden. Als men daar vroeger wel heeft gezien, juich ik het toe, dat Practische Hulp is opgericht, weliswaar niet om kinderen op te nemen, maar voor den doorgaanden en zwervenden man; in de practijk waren daar echter zooveel kinderen bij, dat die inrichting zich daarover ook heeft ontfermd. Moeten nu, in plaats dat zij daar opvoeding krijgen en daar op hen wordt toegezien, die kinderen weer worden opgenomen in al die slaapsteden zij het dan ook een enkele maal bij particulieren Ik ben daar uit den aard van mijn werk wel geweest, maar als men dal ziet, juich ik het toe, dat er zoo'n inrichting is, die de goedheid heeft die kinderen op te nemen. Nu geef ik toe dat blijkt, dat er b.v. kinderen zijn met een zieke moeder of waarvan de moeder is overleden en dat men denkt dat de vader die kinderen wel zal terughalen en dat, als blijkt dat dit over een half jaar nog niet is gebeurd, die gevallen nader onder de oogen moeten worden gezien. Maar de voorstelling, die de heer Vromen er van geeft is zoo geweldig eenzijdig, omdat slechts 1/5 deel daar blijft hangen; om dan te zeggen dat Practische Hulp deze kinderen niet verzorgen moet, dat moet ik bestrijden. Ik juich het dan ook van harte toe, dat er een beter onderdak zal komen voor Practische Hulp, dat zich niet alleen ontfermt over kin deren, maar ook over grooteren, die in verlegenheid zitten. De heer B. Molenaar Ik zou naar aanleiding van hetgeen de heer Vromen naar voren heeft gebracht, ook een enkel woord willen zeggen. In tegenstelling met hetgeen door den heer IJ. de Vries is gezegd, kan ik in het betoog van den heer Vromen geen eenzijdige voorstelling van den gang "van zaken zien. Ik heb in dat betoog niet beluisterd een aanval op Practische Hulp, ik heb ook niet een minder goede gedachte uit dat betoog gekregen, maar ik heb alleen in dat betoog beluisterd ongeveer dezelfde gedachte, die ik heb gehad in de besloten vergadering, waarin wij ik mag dat hier wel even noemen in eerste instantie over deze zaak hebben gesproken. Men herinnert zich, dat toen de aanvraag is besproken voor een apart kindertehuis, waarbij wij, mede naar aanleiding van de overgelegde rapporten, den indruk kregen een indruk, die ook nu min of meer in het betoog van den heer Vromen naar voren is gekomen alsof het Stadsverzorgingshuis de kinderen wat al te gemakkelijk afschoof naar Practische Hulp. En wij meenden omtrent de noodzakelijkheid van een tweede inrichting voor kinderverzorging een onderzoek te moeten instellen, voor en aleer wij daarover een be slissing konden nemen. Naar aanleiding daarvan is er toen door het college een commissie benoemd, die in haar midden deze kwestie heeft besproken. Nu komt in het betoog van den heer Vromen eigenlijk weer naar voren dezelfde gedachtengang, die ook toen heeft voorgezeten, de kwestie, dat de kinderen langen tijd in Practische Hulp worden verpleegd. In het rapport der commissie heeft men kunnen lezen, dat ook die zaak in de commissie vrij ernstig in bespreking is ge weest en ik zou over deze zaak niet gesproken hebben, als ik voor mijzelf niet de overtuiging had dat Burge meester en Wethouders naar aanleiding van dit rapport -— en ik wil dat bij dezen ook uitspreken vooral aan dat gedeelte, dat over de tijdelijke verzorging van sommige kinderen spreekt, hun volle aandacht hebben willen schenken. Immers, het is zoo moeilijk wij hebben een be spreking met de directeuren van de verschillende in richtingen gehad en in de commissievergadering kwam dat juist sterk naar voren het is zoo moeilijk, om een scheidingslijn voor een zekeren tijd te bepalen, al geef ik volmondig toe, wat de heer Vromen heeft gezegd, dat 9 kinderen, die in 1926 en 5, die in 1925 zijn op genomen, thans nog in Practische Hulp worden ver pleegd. Ik zou Burgemeester en Wethouders dan ook werkelijk in ernstige overweging willen geven, goed dat deel van het rapport te lezen, waar gesproken wordt over de vraag, dat er overleg moet zijn tusschen het Stadsverzorgingshuis en het bestuur der Vereeniging Practische Hulp ten opzichte van die kinderen, wier verpleging een min of meer vast karakter aanneemt. Ik ben ook in de commissie van meening geweest dat staat ook in het rapport dat die kinderen in het Stadsverzorgingshuis moeten worden opgenomen, maar wij hebben daar gevoeld, dat het niet anders kón op grond van practische overwegingen, dat die kinderen in Practische Hulp werden opgenomen. Wat de kwestie van de verzorging zelf betreft, deze is in Practische Hulp, voor zoover ik het kan beoor deelen, werkelijk uitstekend; ik zou haast zeggen, beter is ze niet, maar ze draagt in elk geval een wat meer huiselijk karakter dan in ons eigen Stadsverzorgingshuis. Dat ligt misschien aan het gebouw, maar het lijkt mij toe, dat het voor de kinderen een wat meer huiselijk karakter daar heeft. Waar wij echter ons Stadsver zorgingshuis hebben voor een vaste verpleging en wij degenen, die een vaste verpleging moeten hebben, daar ook liever willen hebben opgenomen, zou ik Burge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 3