6 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 Januari 1929. meester en Wethouders in overweging willen geven er op aan te sturen dat, zoo eenigszins mogelijk, die ge vallen, die op vaste gevallen beginnen te lijken, zoo spoedig mogelijk naar het Stadsverzorgingshuis worden overgebracht. De heer Feddema: Een kleinigheid. Er wordt nu ge sproken over het aangaan van een eerste hypotheek en dat de gemeente garant zal zijn voor de rest. De be doeling daarvan is m. i. dat de eerste hypotheek vast zal zijn, ik zou dat ten minste vastgelegd willen zien. Er staat wel dat de aflossing zal geschieden in overleg met Burgemeester en Wethouders, maar de bedoeling is natuurlijk dat de aflossing absoluut wordt gedaan van het restant en dat op de eerste hypotheek, die wordt genomen, niet wordt afgelost. De heer Fransen (wethouder): lk wil eerst met een enkel woord mevrouw Buisman antwoorden, die straks de opmerking heeft gemaakt over het bedrag van 75 mille, dat door Burgemeester en Wethouders in hun voorstel is medegedeeld en te meer, waar in den Raads- brief zelf staat, dat dit bedrag inderdaad ook door Burgemeester en Wethouders aan den hoogen kant wordt geacht. En dat is juist voor mij is het bedrag van 75.000.op dit oogenblik een maximaal bedrag. Waar echter uit den Raadsbrief blijkt, dat Burgemeester en Wethouders alles in de hand hebben om te oordee- len, zal ook zeer zeker in aanmerking worden genomen de prijs, die eventueel door Practische Hulp zal worden betaald voor den grond, waarop zij haar nieuw gebouw zal kunnen stichten. In de stukken van Practische Hulp is meen ik ook in de begrooting rekening gehouden met een grondprijs van 10.— per M-. en Burgemeester en Wethouders vinden dien prijs ook zeer aan den hoogen kant; er is trouwens ook reeds een brief van Practische Hulp ingekomen otn een stuk grond van de gemeente, dat veel lager in prijs is, maar ik zal daar nu maar niet verder over spreken, omdat met betrekking tot dien grond verschillende aanvragen onder de oogen moeten worden gezien. Nu is het zeker niet de bedoeling van Burgemeester en Wethouders, indien Practische Hulp een stuk grond krijgt voor een prijs, 2000.of 5000.lager dan zij heeft begroot, dat dit bedrag zal worden overge heveld naar de gebouwen zelf. Ten opzichte van die zaak meen ik dat de Raad volkomen gerust kan zijn Burgemeester en Wethouders zijn het er mee eens, dat zij niet meer dan hoogst noodig is beschikbaar moeten stellen of machtiging moeten geven aan Practische Hulp om over te beschikken. De opmerking, die de heer Vromen heeft gemaakt, is, zooals de heer B. Molenaar reeds opmerkte, absoluut niet een strijd tegen Practische Hulp; er zat zelfs meer een waardeering in van het werk van die vereeniging. De heer Vromen kwam meer op het stelsel van de kin derverzorging, waarvoor Practische Hulp indertijd niet is opgericht, want het was een tehuis voor onbehuisden. Die opvatting bestond ook bij menig lid van de com missie en, zooals bleek, was ook hier in den Raad, toen in Augustus of September de zaak hier aan de orde is geweest en mevrouw Buisman in overweging heeft ge geven een commissie te benoemen, om de kwestie van de kinderverzorging onder de oogen te zien in verband met het voorstel van Practische Hulp om een tweede gebouw, speciaal voor de kinderverzorging te stichten, een deel van de leden daar niet voor, terwijl een ander deel meende dat de voorgestelde plaats daarvoor min der geschikt was. De commissie is aan het werk getogen en verschil lende van hare leden stonden op hetzelfde standpunt; men meende dat door het Stadsverzorgingshuis niet voldoende de kinderen werden opgenomen en dat die, althans meer dan toelaatbaar was, werden afgeschoven naar Practische Hulp. Er zijn toen uitvoerige bespre kingen in de commissie gehouden met den vertegen woordiger van het Stadsverzorgingshuis en den Direc teur van Practische Hulp en alle opmerkingen, die de heer Vromen heeft gemaakt, zijn ook onder de oogen gezien en ik mag wel zeggen dat zelfs de felle tegen standers van kinderverzorging in Practische Hulp tot de overtuiging zijn gekomen dat, zooals de zaak op het oogenblik is geregeld, èn door het bestuur van Prac tische Hulp èn door de regenten van het Stadsverzor gingshuis die steeds in nauwe samenwerking met elkaar de zaak regelen eigenlijk geen kind in Prac tische Hulp wordt ondergebracht of er is voeling gehou den met het Stadsverzorgingshuis, zoodat men elk oogenblik die gevallen onder de oogen moest zien. Nu heeft de heer Vromen gezegd is het wel zoo noodig bij Practische Hulp een speciale kinderverzor ging onder te brengen? Het tweede gebouw is vrijwel van de baan; als de vereeniging een nieuwe inrichting krijgt, zal die op dezelfde leest worden geschoeid als de tegenwoordige en zal er niet een afzonderlijk ge bouw bij komen voor de kinderverzorging. Wel zal deze van de andere afdeeling worden gescheiden en goed gescheiden, maar het wordt toch één complex van ge bouwen, zoodat de exploitatie op de meest geschikte en goedkoopste manier wordt gehouden. Het verzoek cm een tweede inrichting is dus van de baan en nu heeft de commissie, zooals ook reeds de heer Molenaar naar voren heeft gebracht, in de stukken, die ter inzage hebben gelegen, geadviseerd, dat zij werkelijk tot de overtuiging is gekomen ook zij, die aanvankelijk tegenstanders waren van kinderverzorging in Practische Hulp dat de zaak, zooals die geregeld is, niet is te veranderen. Daarom wordt dan ook in het slot van het schrijven van de commissie medegedeeld ,,De commissie brengt evenwel nogmaals de wen- schelijkheid naar voren, dat door voortdurend over leg tusschen beide inrichtingen gewaarborgd blijft, dat kinderen, die een eenigszins langdurige verzor ging noodig hebben, in het Stadsverzorgingshuis worden opgenomen." Alhoewel er dus eerst eenige bedenkingen waren tegen een van beide lichamen, zijn wij toch tot de overtuiging gekomen, dat beide lichamen elkander veel medewer king verieenen en dat ten opzichte van de kinderver zorging ook blijkt dat, als er sprake was van een meer dan tijdelijke of van een meer langdurige verzorging, de kinderen dan werden overgebracht naar het Stads verzorgingshuis. Nu mag het waar zijn, dat er kinderen zijn die daar al een jaar of 11 maanden worden ver pleegd, ik zou dat moeten nazien De heer Vromen: 3 en 4 jaar. De heer Fransen (wethouder)Wat de kinderen be neden de 4 jaar betreft, wil ik er nog aan toevoegen, dat het Stadsverzorgingshuis deze niet opneemt De heer Vromen: Dat vind ik onjuist. De heer Fransen (wethouder): Het is op het oogen blik zoo; het is natuurlijk te veranderen, maar het is zoo. Ik heb echter een bezoek gebracht aan Practische Hulp, waar een aantal kleine kinderen werden verzorgd, en ik moet zeggen dat men met genoegen ziet hoe die daar worden behandeld, doch dat het wel minder gc- wenscht was om die kleine babies in het Stadsverzor gingshuis te behandelen, omdat het daar niet zoo ge schikt is voor die verzorging. Het resultaat van de besprekingen in de commissie is dus geweest en ook sommige leden, die eerst op wijziging hebben aangedrongen, hebben zich met dat rapport vereenigcl dat de commissieleden tot de volle overtuiging zijn gekomen, dat in de wijze, waarop de kinderverzorging plaats heeft, geen verandering moet worden gebracht en daarom geloof ik, dat hier geen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 Januari 1929. 7 bezwaar tegen is, omdat de kinderverzorging op het oogenblik op de meest geschikte wijze geschiedt. De Voorzitter: Ik wil den heer Feddema even ant woorden, dat de bedoeling van het bestuur, zooals ons is meegedeeld, ook is, zooals de heer Feddema meent. Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi: Ik zou eerst, voor de heer Vromen aan het woord komt, nog wel iets willen zeggen. Hij heeft toch ook gelezen in het rapport, dat het bestuur van Practische Hulp ook zelf op de blijvende gevallen niet is gesteld. Mijn bezwaar was voornamelijk, dat ik het Stadsverzorgingshuis indertijd niet de geschikte inrichting achtte om kinderen op te nemen, omdat die dan worden opgevoed in dezelfde inrichting bij oude menschen en toen is wel degelijk in de commissie de vraag gedaan: zou er ook iets voor zijn, om de kinderen allemaal in het Stadsverzorgings huis op te nemen, dus allen bij de oude menschen Toen is juist door het bestuur van Practische Hulp naai voren gebracht dat staat duidelijk in het rapport dat de tijdelijke en blijvende gevallen niet samen opge voed kunnen worden. Men moet niet vergeten, dat er b.v. ook kinderen zijn, wier moeder is overleden en waarvan de vader ernstig ziek is. Zulke kinderen kan men niet opnemen in het Stadsverzorgingshuis. Het brengt nog al wat bezwaren mee, om daar kinderen op te nemen, als men niet heel zeker is, dat deze daar ook op den duur zullen blijven. Daardoor kan het, dat spreekt vanzelf, wel eens gebeuren, dat sommige kin deren in Practische Hulp langer blijven, dan oorspron kelijk het plan was. De heer Vromen heeft ook gewezen op gevallen van kinderen, die uit het Stadsverzorgingshuis zijn wegge stuurd en die in Practische Hulp zoo goed oppassen en hij wil die kinderen terugsturen. Ik kan mij voorstellen, dat die gedachte bij hem opkomt, maar hij zal het met mij eens zijn, dat men niet kan weten aan welke klei nigheid het soms ligt dat kinderen, die in het Stadsver zorgingshuis op een onmogelijke manier optreden, in een veranderde omgeving heel goed handelbaar worden. Waar ligt dat aan? Het kan ook even goed zijn dat kin deren, die niet te hanteeren zijn in Practische Hulp, wel te hanteeren zijn in het Stadsverzorgingshuis. Met der gelijke kinderen houdt men wel degelijk moeilijkheden. Verder had de heer Vromen het ook over kinderen, waarvan men niet zeker weet of zij zullen blijven, hij heeft het ook over kinderen, die onttrokken zijn aan de ouderlijke macht en over slachtoffers van een langdu rige crisis in het gezin. In dergelijke gevallen staat men ook voor moeilijkheden en ook daardoor blijven zulke kinderen wel eens langer dan oorspronkelijk het plan was. Maar de heer Vromen heeft toch ook gezien het is ook reeds door dc heeren Fransen en B. Molenaar ge zegd dat wij er met nadruk op hebben gewezen, dat er voortdurend overleg is tusschen het Stadsverzor gingshuis en Practische Hulp, vooral om tijdelijke ge vallen niet blijvend te maken. En ik zeg nog eens, het bestuur van Practische Hulp ziet zelf de groote moei lijkheid van de gezamenlijke verzorging van tijdelijke en blijvende gevallen, omdat er veel meer werk aan de opvoeding moet worden besteed bij blijvende gevallen, wat niet zoozeer noodig is bij tijdelijke gevallen; daarbij behoeft niet zooveel zorg aan de opvoeding te worden besteed en is daarvan niet zooveel te verwachten. De heer Vromen: Het spijt mij te moeten zeggen, dat ik noch door de zeer mooie woorden van den heer Fransen, noch door wat mevrouw Buisman heeft ge zegd, 'neelemaal ben overtuigd. De heer Fransen heeft gezegd, dat in de commissie zelfs de felle tegenstanders tevreden zijn geweest met het resultaat, maar ik wil uitdrukkelijk verklaren, dat ik niet een van de felle tegenstanders ben De heer Fransen (wethouder)Dat heb ik niet ge zegd, dan hebt U mij verkeerd verstaan. De heer Vromen: van kinderverzorging in Prac tische Hulp. Ik had, met wat ik heb gezegd, niets boos bedoeld; ik heb groote bewondering voor het werk der vereeniging en wat ik er van gezien heb, heeft dikwijls mijn belangstelling gehad en ik neem er gaarne mijn hoed voor af. Maar daar gaat het niet om, het gaat er om of voor verwaarloosde of onverzorgde kinderen, die geruimen tijd ten laste komen van de gemeenschap om er voor te zorgen, Practische Hulp in het belang van dc opvoeding dier kinderen de meest aangewezen in richting is. Ik meen daartegen te moeten opkomen; het is moeilijk om het contact met de voor de kinderen on- gewenschte omgeving, niet alleen met mannen, maar ook met vrouwen, te voorkomen en uit paedagogisch en uit moreel oogpunt acht ik dat contact absoluut uit den booze; het lijkt mij absoluut ongewenscht dat die kinderen daar langen tijd in die omgeving zijn. Er zijn tal van kinderen, die zich volgens den staat buitengewoon goed gedragen en die goede leerlingen zijn van verschillende inrichtingen van onderwijs, ook zijn er eenige, die reeds in hun eigen onderhoud voor zien. Daaruit volgt reeds, dat de verzorging daar uit stekend en goed is, maar trots dat, zijn de nadeelen daar zoo groot, dat ik de kinderen in hun eigen belang in een milieu zou willen brengen, waar die nadeelen niet zijn. En die nadeelen zijn bij Practische Hulp niet te ondervangen. De heer Fransen zegt, dat in de commissie ieder te vreden was, maar dat geloof ik niet; ik meen uit de woorden van den heer B. Molenaar te hebben beluis terd, dat hij uitdrukkelijk aannam, dat er in het rapport wel een reden was voor Burgemeester en Wethouders om met Practische Hulp overleg te plegen, hetzij zelf of via de Armenkamer, om te onderzoeken of de geval len, die ik heb opgenoemd, n.l. die in 1925, 1926 en 1927 zijn opgenomen, niet veel beter in het Stadsver zorgingshuis thuis behooren. Als er grieven tegen het Stadsverzorgingshuis be staan, omdat die inrichting verbetering behoeft, laten Burgemeester en Wethouders dan komen met voorstel len tot verbetering; ik zal die zeer toejuichen en daar zal wel een weg voor te vinden zijn, maar dat men aan Practische Hulp, dat eigenlijk voor een heel ander doel is gesticht en dat in de eerste plaats is aangewezen om zwervers en hun, die tijdelijk verzorging noodig hebben, verzorging te geven, combineert de opvoeding van kin deren voor een iangeren tijd, acht ik, in het belang dier kinderen, absoluut uit den booze. Daarnaast speelt ook het belang van de gemeente een rol, waar zij zelf een inrichting heeft, die voor deel leeg staat, terwijl de andere inrichting grooter moet zijn om de kinderen te kunnen huisvesten. Er is mij verweten, dat ik een eenzijdige kijk op de zaak heb; de heer Molenaar heeft dat al eenigszins be streden en ik sluit mij daar bij aan, maar het is niet juist, dat uit het feit, dat ik 33 van de 158 gevallen heb genoemd, blijkt dat 4/s c'ee' a"en tijdelijke gevallen zijn. Ik heb mij ook de moeite getroost de geheele sta tistiek van de 158 gevallen na te gaan het waren er toen nog maar 149, toen is dat reeds door mij opge maakt en ik houd die analyse bij, maar toen bleek uit de statistiek ook, dat er talrijke gevallen zijn, die daar jaren worden verpleegd. Het aantal tijdelijke ge vallen is heusch niet zoo groot, dan dat men het aan zoo'n groote inrichting niet met een zeer bescheiden afdeeling af kan en hoe meer onbescheiden men die af deeling maakt, hoe meer kans, dat de kinderen er lan ger blijven. Ik zou er ook niets tegen hebben dat een kind, wiens moeder dood is en waarvan de vader eenige jaren lijdende is aan een ziekte, in een weeshuis werd geplaatst. Ik wil dat vraagstuk hier thans niet aan de orde stellen, want dat is een vraagstuk op zichzelf,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 4