Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Mei 1929. Van de eigenaren der bleekjes aan Oldegalileën, waarvan sprake is in ons voorstel van 25 October j.l. in zake den straataanleg op de perceelen Sectie F nos. 3311 en 4114 ten Noorden van de Willem Sprenger- straat, is thans ook J. Dijkstra, alhier, bereid tot afstand aan de gemeente van het hem toebehoorende perceel kadastraal bekend Sectie F no. 2073, groot 40 c.A., zulks tegen den prijs van 10.per c.A. Deze prijs is ook betaald voor de bleekjes, die bij Uwe besluiten van 11 December 1928, 22 Januari en 16 April 1929 zijn aangekocht en is niet te hoog te achten. Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten tot aankoop van J. Dijkstra, alhier, van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie F no. '2073, groot 40 c.A., tegen den prijs van 10.per c.A., met bepaling, dat het op gemeld perceel staande hok van gemeentewege zal worden afgebroken, het hout van dit hok eigendom blijft van Dijkstra voornoemd en dat de kosten van de eigendomsoverdracht voor rekening van de gemeente komen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot aankoop van een strook grond aan den Harlingersingel van J. H. Maurer enz. Dit voorstel luidt als volgt In ons voorstel van 4 April j.l., tot verbetering van den Flarlingerstraatweg, den Harlinger- en den Wester singel en het aanleggen van een straat op het voormalig tramemplacement, met bijbehoorende werken, deelden wij U mede, dat aan den Westkant van den Harlinger singel een trottoir zal worden gelegd en wel op volle breedte indien de gemeente met den eigenaar van het aangrenzende, bij „de Groene Weide" behoorende, terrein omtrent afstand van een strook grond aldaar tot overeenstemming zal zijn gekomen, of anders iets smaller, doch in elk geval ook dan tot een breedte waar mede voorloopig genoegen kan worden genomen. Intusschen hebben de gevoerde onderhandelingen tot resultaat gehad, dat de eigenaar van den bedoelden grond zich bereid heeft verklaard de voor een volledigen trottoiraanleg benoodigde strook van zijn eigendom aan de gemeente af te staan, tegen een prijs van 10. per M-. Deze prijs is voor de over te nemen terrein- strook, welke op de hierbij overgelegde situatieteeke- ning, gemerkt „bij 498 van '29", met een roode omlij ning is aangeduid, niet te hoog te achten de opper vlakte bedraagt 170 M-. De eigenaar heeft als voor waarde gesteld, dat in het trottoir twee inritten ten behoeve van zijn bedrijf zullen worden gemaakt. Hier tegen zijn onzerzijds geen bedenkingen de inritten kunnen zoodanig worden aangebracht, dat zij geen hinder aan het verkeer veroorzaken. Voorts zal een op het overblijvende terrein aanwezige kolk van gemeente wege aan het gemeenteriool moeten worden aange sloten. Ter uitvoering van den verderen trottoiraanleg ten Westen van den Harlingersingel en ten Noorden van den Westersingel, zijn tevens nog enkele regelingen te treffen. In de eerste plaats is het noodig in te trekken de bij Raadsbesluit van 23 October 1884, no. 8, aan J. S. en C. Radersnra tot wederopzegging verleende vergunning tot het leggen van een stoep op gemeente grond, vóór de wagenmakerij op den hoek van den Westersingel en den Harlingersingel en wel langs den gevel aan den Westersingel. Verder dient een gedeelte van het vóór de perceelen Harlingersingel nos. 1, 3 en 5 gelegen en daarbij in gebruik zijnde gemeenteterrein bij het te maken trottoir te worden getrokken. Het hierbedoelde terrein is bij Raadsbesluit van 27 Novem ber 1900, no. 7, tot wederopzegging in gebruik afge staan aan J. en C. Radersma en aan A. B. en H. B. Oosterhof. Van dezen grond is thans een strook ter i diepte van 1.90 Meter noodig voor trottoiraanleg, waar na nog een strook van 1.25 Meter bij genoemde per ceelen in gebruik kan blijven. Waar vóór de woningen tevens een strook van 1.25 Meter diepte eigen grond ligt, kunnen de terreinen ter plaatse alzoo een diepte behouden van 2.50 Meter. Voorts is het wenschelijk den eigendom te verkrijgen van het op bijgaande teekening, gemerkt „bij 1228 van '29", in roode kleur aangeduide gedeelte van het kadas trale perceel Sectie D no. 1683, eigen aan den heer A. B. Oosterhoff. Deze is genegen het terreintje, ter grootte van ongeveer 22 M-„ kosteloos in eigendom over te dragen, onder enkele voorwaarden met betrekking tot de verplaatsing van een hekwerk. Wij geven U in overweging te besluiten I. tot aankoop van J. H. Maurer, alhier, tegen een prijs van 10.per M2., van een strook grond, deel uitmakende van het kadastrale perceel, gemeente Leeu warden, Sectie D no. 1796, gelijk op de bijbehoorende teekening, gemerkt „bij 498 van '29", met een roode omlijning is aangeduid, ter grootte van ongeveer 170 M-., de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster uit te meten, onder voorwaarde dat in het ter plaatse te maken tiottoir twee inritten zullen worden aangebracht, dat de kolk op het laagste punt aan de Noordzijde van het overblijvende terrein van gemeentewege zal worden aangesloten aan het gemeentelijk riool en dat de op deze eigendomsoverdracht vallende kosten ten laste der gemeente komen; II. in te trekken het Raadsbesluit van 23 October 1884, no. 8, waarbij aan J. S. Radersma en C. Radersma tot wederopzegging vergunning is verleend tot het leggen van een stoep op gemeentegrond voor de wagen- makerij op den hoek van den Wester- en den Harlinger singel en wel langs den gevel aan den Westersingel; III. a. in te trekken het Raadsbesluit van 27 November 1900, no. 7, waarbij aan J. Radersma en C. Radersma en A. B. Oosterhof en H. B. Oosterhof tot wederopzegging in gebruik zijn afgestaan strooken gemeenteterrein vóór hunne perceelen aan den Harlin gersingel; h. aan G. Visser, T. P. Boelstra en A. B. Oosterhoff, allen alhier, tot wederopzegging in gebruik af te staan een strook gemeentegrond ter diepte van 1.25 Meter en ter grootte van onderscheidenlijk 10, 11.25 en 13 M-\, gelegen aan den Harlingersingel, vóór de hun in eigen dom toebehoorende kadastrale perceelen gemeente Leeuwarden, Sectie D, onderscheidenlijk nos. 935, 1655 en 1683, onder voorwaarde, dat als erkenning van het eigendomsrecht der gemeente, voor elke strook jaarlijks vóór of op 1 Mei een retributie van 0.50 zal worden betaald ten kantore van het bedrijf der Gemeentewerken; IV. van A. B. Oosterhoff, alhier, kosteloos in eigen dom over te nemen een gedeelte van het kadastrale perceel, gemeente Leeuwarden, Sectie D no. 1683, ter grootte van ongeveer 22 M2., gelijk op de bijbehoorende teekening, gemerkt „bij 1228\an '29", in roode kleur is aangegeven, de juiste grootte nader door een land meter van het kadaster uit te meten, onder voorwaarde, dat door en op kosten der gemeente a. het houten hek, waarmede de Westzijde van ge noemd terrein is afgesloten, wordt weggenomen en in de plaats hiervan een ijzeren hek wordt geplaatst op de nieuwe grensscheiding; h. het ijzeren hek, dienende voor afscheiding van den voortuin in verband met het aan te leggen trottoir, wordt teruggeplaatst en met bepaling, dat de op de eigendomsoverdracht vallende kosten ten laste der gemeente komen. De Voorzitter wil er vooruit even opmerkzaam op maken, dat door Gemeentewerken op de teekeningen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Mei 1929. 73 wat heel veel is gearceerd, waardoor er in dit voorstel, omdat het besluit was gebaseerd op de teekeningen, een fout is geslopen. Van den heer A. B. Oosterhoff zal n.l. niet 22 M2. maar slechts 7 M2. worden overgeno men. Deze fout is ontstaan, doordat het geheele terrein op de teekening gekleurd was aangegeven. Spreker deelt namens Burgemeester en Wethouders naar aanleiding hiervan mede, dat het voorstel onder IV zoodanig wordt gewijzigd, dat in plaats van „ongeveer 22 M2." wordt gelezen: „ongeveer 7 M2." De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff zegt, dat bij de bestudeering van dit stuk hem iets opviel, dat óf aan zijn aandacht is ontsnapt, toen het geheele plan aan de orde was óf dat daarin niet heeft gestaan. Het frappeerde hem dat de hoek van de veranda van „de Groene Weide" een eind uitsteekt in het nieuw aan te leggen trottoir. Waar nu de rijweg op die hoogte breeder wordt dan bij de brug, zou spreker willen vragen of dat niet zou zijn te cou peeren, door het trottoir daar ter plaatse iets meer naar voren te leggen. Spreker stelt zich toch voor dat het heel leelijk zal staan, als die veranda met de punt uit steekt in het trottoir. Wordt dit iets verlegd, dan kan daarmee misschien meteen worden voorkomen dat die grond, of althans een gedeelte van dien grond, moet worden aangekocht; wordt het trottoir een beetje meer gelegd naar het Oosten en de weg iets versmald tot op de breedte, die hij bij de brug zal krijgen, dan toch heeft men dien grond niet noodig. De Voorzitter deelt mede, dat die veranda daar zal worden veranderd. De uitspringende hoek gaat daar weg en de heer Maurer zal bij den verbouw rekening houden met den nieuwen toestand. Hij heeft eerst ge vraagd of wij een nieuwe veranda voor hem wilden bouwen, maar daar voelden Burgemeester en Wethou ders niets voor. Dat moet hij zelf doen, maar de ge meente erkent wel dat het perceel van den heer Maurer door afstand van grond er minder door wordt. Vandaar dan ook deze transactie. De bedoeling is echter dat die hoek van de veranda daar weg gaat en vermoedelijk zal de geheele veranda wel vervallen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals dat bij monde van den Voorzitter is gewijzigd. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van een perceel weiland aan den Poppeweg aan J. G. Stienstra. Dit voorstel luidt als volgt Van J. G. Stienstra, huurder van het perceel weiland aan den Poppeweg, kadastraal bekend gemeente Leeu warden, Sectie G no. 12555 (vroeger 9403) ontvingen wij het verzoek dat perceel voor vijf jaar in huur te mogen bekomen. De deskundige voor de gemeentelijke landerijen, wiens advies wij inwonnen, geeft daarbij in overweging het verzoek toe te staan onder de voorwaarden van het afgeloopen huurcontract, met dien verstande, dat d e huurprijs zal worden berekend naar 75.per 36% are; te voren bedroeg deze 85.Wij meenen, dat met eerstgenoemden prijs, die ook betaald wordt door andere huurders van gemeentelijke weilanden in de omgeving, genoegen kan worden genomen. Waar adres sant zich voorts als landgebruiker goed van zijne ver plichtingen heeft gekweten, zijn wij van oordeel, dat zijn verzoek kan worden toegestaan, waarom wij U in overweging geven te besluiten aan J. G. Stienstra, alhier, voor den tijd van vijf jaren, gerekend met ingang van 5 Maart 1929 en eindigende 5 Maart 1934, te verhuren het perceel weiland aan den Poppeweg, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden Sectie G no. 12555, groot 1.98.55 H.A. (5.4 X 36% are), voor den prijs van 5.4 X 75.— 405.per jaar, en voorts op de bestaande, zoo noodig op een enkel punt te wijzigen, voorwaarden. 6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een rooilijn voor een gedeelte van de bebouwing aan de Zuidwestzijde van de Kievitstraat. Bij Uw besluit van 12 Februari j.l. is aan W. Schuur- mans te Cornjum en F. v. d. Woude, alhier, in erfpacht afgestaan een perceel bouwterrein, gelegen ten Zuid oosten van de gemeenteschool no. 15, tusschen de Kievitstraat en de Eksterstraat. Voor dit terrein is aan de zijde van de Kievitstraat geen rooilijn vastgesteld. Aangezien bij de bebouwing van dit perceel ook aan de Kievitstraat huizen zijn ontworpen, is het noodig hier alsnog een rooilijn aan te geven. Door den Directeur der Gemeentewerken wordt voor gesteld de rooilijn te bepalen in het verlengde van den Oostgevel van School 15, waarmee de Commissie voor de Openbare Werken zich blijkens haar advies van 29 April j.l. kan vereenigen. Ook wij zijn van meening dat deze rooilijn kan worden gevolgd en geven U mitsdien in overweging te besluiten als rooilijn voor de Zuidwestzijde van de Kievitstraat, voor zoover betreft het gedeelte gelegen tusschen ge meenteschool no. 15 en de woningen van de Vereeniging voor Volkshuisvesting, vast te stellen de roode lijn, aangegeven op de hierbij behoorende teekening, ge merkt „bij 1012 van '29". 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een kohier wegens rioolbelasting be treffende den Harlingerstraatweg, dienst 1929. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van de vergoeding ex art. 101, le lid, der Lager Onderwijswet 1920 over het dienstjaar 1926 aan besturen van bijzondere scholen. Dit voorstel luidt als volgt Ingevolge artikel 101, le lid, der Lager Onderwijswet 1920 moet de gemeente over elk dienstjaar aan de besturen van de in het eerste lid van art. 97 dier wet bedoelde scholen de kosten van instandhouding, met uitzondering van de jaarwedden en wedden der onder wijzers, vergoeden. Gevolg gevende aan de in het eerste lid van artikel 103 opgenomen bepaling, dat de aanvragen om de ver goeding ex artikel 101, le lid, door de schoolbesturen, die over het afgeloopen jaar daarop aanspraak maken, in de maand Januari aan den Raad ingezonden moeten worden, hebben de verschillende schoolbesturen ver zoeken om toekenning der gemeentelijke instandhou dingsvergoeding over 1926 ingediend voor de in onder staand overzicht vermelde scholen. In dat overzicht zijn tevens opgenomen de bedragen der krachtens art. 103, lid 3, verleende voorschotten. Bovenbedoelde vergoeding wordt berekend over het gemiddeld aantal leerlingen volgens den maatstaf van art. 28 en bedraagt per leerling het gemiddelde bedrag per leerling van de kosten over 1926 der overeenkom stige openbare lagere scholen in deze gemeente en wordt bepaald na aftrek van de verschuldigde school gelden, die hier echter voor alle scholen door de ge meente zijn geïnd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 2