142 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Augustus 1929.
van daadwerkelijke belangstelling in het museum, waar
door de kunstverzameling der gemeente een zeldzame
aanwinst verkrijgt, op bijzonder hoogen prijs stellen en
dat de familie van wijlen den heer Verbeek deswege op
den dank en de erkentelijkheid van het gemeentebestuur
aanspraak kan maken.
Vermits wij niet twijfelen of Uwe Vergadering zal
deze belangrijke schenking volgaarne voor de gemeente
aanvaarden, geven wij U in overweging
a. de door de erven van den heer R. D. Verbeek aan
de gemeente gedane schenking van diens verzameling
Chineesch en Japansch porcelein te aanvaarden;
b. aan de schenkers voornoemd 's Raads dank te
betuigen voor de belangstelling, waarvan zij door de
onder a bedoelde belangrijke schenking ten opzichte van
het museum „Princessehof" hebben doen blijken.
De Voorzitter; Ik wil er de leden nog even aan her
inneren, dat morgenmiddag om 3 uur in het „Princesse
hof", laat ik zeggen, de overdracht zal plaats hebben
van deze werkelijk schitterende collectie Chineesch en
Japansch porcelein, welke reeds grootendeels bij de
gemeente in bruikleen was, maar nu haar eigendom
wordt. Er zal dan tevens gelegenheid voor de leden
bestaan om den mooien aanbouw aan de achterzijde
van het „Princessehof" in oogenschouw te nemen.
Met algemeene stemmen wo'rdt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
14. Voorloopige vaststelling van de gemeentereke
ning, dienst 1927 (bijlage no. 11 van 1929), met de
verantwoording van Burgemeester en Wethouders.
De gemeente-rekening, dienst 1927, wordt met alge
meene stemmen onveranderd voorloopig vastgesteld,
terwijl eveneens wordt besloten overeenkomstig onder
deel b van het rapport der Commissie van onderzoek.
De wethouders onthouden zich van medewerking.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de uit
voering van werken voor verbetering en uitbreiding
van de gemeentelijke gasfabriek.
Dit voorstel luidt als volgt
Zooals wij U in ons voorstel van 2 Mei j.l. mede
deelden, heeft de Directeur van de Gemeentelijke Gas
fabriek bij zijn schrijven van 22 Maart 1929 ons eene
opgave verstrekt van de werken, welke in de eerste
plaats voortvloeien uit Uw besluit van 31 Januari 1929
betreffende de geleidelijke verbetering en uitbreiding
van de gasfabriek. In Uwe vergadering van 7 Mei j.l.
werd inmiddels besloten over te gaan tot de uitvoering
van een tweetal van deze werken, n.l. de uitbreiding van
de installatie voor droge zuivering aan de watergas
fabriek en de aanvulling van den fundeeringsput van
den gashouder bij de kazerne. Omtrent de overige door
den Directeur genoemde werkzaamheden dient thans
eene beslissing te worden genomen.
Zooals blijkt uit de overgelegde begrootingen, die,
voor zoover de bouwwerken betreft, door den Directeur
der Gemeentewerken zijn opgemaakt of nagegaan, zullen
deze verbeteringen in totaal een bedrag van rond
64.870.vorderen, verdeeld als volgt
1. het maken van een brug over de Stadsgracht
tusschen het terrein van de koolgas- en de water
gasfabriek 11.550.
2. het plaatsen van een tank voor berging
van gasolie5.900.
T ransporteeren
17.450.-
Transport 17.450.
3. het aanschaffen van een Lancashire-
ketel, de verplaatsing van den be-
staanden ketel, de bouw van een
schoorsteen en van een ketelhuis 25.216.
4. het vervangen van de plaatijzeren
wanden van de watergasfabriek door
halfsteensmuren, het vergrooten van
de machinekamer en het aanbrengen
van schaft-, bad- en waschlokalen 10.500.
5. diverse werken (smalspoor, wagentjes,
lift cokestransport, schuimbiuschinstal-
latie, spuikanaal, ketels en filter
grachtwater)11.700.
Totaal 64.866.
Met de door den Directeur ingezonden plannen kun
nen wij ons geheel vereenigen, terwijl ook de Commissie
voor de Gemeentelijke Lichtbedrijven daarmede, blijkens
haar overgelegd advies, accoord gaat.
De kosten van deze verbeteringen zouden wij wen-
schen te putten uit het uitbreidingsfonds van de gas
fabriek. Ingevolge de verordening op het beheer van
de Gemeentelijke Gasfabriek (gemeenteblad 1925 no.
34) strekt dit fonds zoowel voor uitbreiding als voor
vernieuwing van het bedrijf, zoodat het naar onze mee
ning voor de hand ligt, dat de verbeteringen, welke zijn
of worden aangebracht, ten laste van het fonds komen;
het beliep op 31 December 1928 195.491.45.
Op grond van het vorenstaande geven wij U mitsdien
in overweging voor de hiervoren genoemde werken ten
behoeve van de gasfabriek een bedrag van 64.870.
beschikbaar te stellen, met bepaling, dat de kosten van
de uitbreiding van de gasfabriek, voor zooveel mogelijk,
zullen worden bestreden uit het uitbreidingsfonds.
16. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders
op het verzoek van het bestuur der Leeuwarder School-
vereeniging om gelden beschikbaar te stellen voor het
vervangen en uitbreiden van schoolborden in zes lokalen
van de meisjesschool aan het Raadhuisplein.
Dit praeadvies luidt als volgt
Het Bestuur der Leeuwarder Schoolvereeniging ver
zoekt bij het hiernevens gevoegd schrijven d.d. 16 Juli
j.l. Uwen Raad, overeenkomstig artikel 72 der Lager
Onderwijswet 1920 gelden uit de gemeentekas beschik
baar te stellen voor het vervangen en uitbreiden van
de schoolborden in zes lokalen van de meisjesschool
aan het Raadhuisplein.
Uit een ingesteld onderzoek is ons gebleken, dat door
de aanschaffing van de nieuwe borden de normale
eischen, welke aan het geven van lager onderwijs ge
steld mogen worden, niet worden overschreden. Voorts
blijkt uit het adres genoegzaam, dat is voldaan aan de
bepalingen der boven aangehaalde wet, zoodat de ge
meente krachtens het aangehaalde art. 72 de benoodigde
gelden beschikbaar behoort te stellen.
Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten
het Bestuur der Leeuwarder Schoolvereeniging uit de
gemeentekas gelden te verstrekken voor het vervangen
en uitbreiden van schoolborden in zes lokalen van de
meisjesschool aan het Raadhuisplein.
17. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders
op het adres van de Nederlandsch Hervormde School
vereeniging, alhier, om gelden te verstrekken voor de
stichting van een bijzondere lagere school op een terrein
tusschen den Harlingerstraatweg en den Stienserweg.
Dit praeadvies luidt als volgt
Uwe Vergadering stelde om praeadvies in onze
handen het verzoek met bijlagen van het Bestuur der
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Augustus 1929.
143
Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging, alhier, om
de voor de stichting van een lagere school benoodigde
gelden uit de gemeentekas beschikbaar te stellen.
Deze gelden kunnen aangevraagd worden ingevolge
artikel 72 e. v. der Lager Onderwijswet 1920. Artikel
73 dier wet schrijft o. a. voor, dat bij de aanvrage tot
het ontvangen van die gelden worden overgelegd
a. eene verklaring, waaruit blijkt, dat een school
voor gewoon lager onderwijs, als hier het geval is, in
eene gemeente met 25000 en meer, doch minder dan
50000 ingezetenen door ten minste 60 leerlingen zal
worden bezocht;
b. eene verklaring, waarbij de vereeniging zich ver
bindt om, voordat met den bouw wordt aangevangen,
als waarborgsom een bedrag, gelijkstaande met vijftien
ten honderd van de stichtingskosten, in de gemeentekas
te storten;
c. eene opgave van het getal leerlingen voor wie het
gebouw ruimte moet bieden, het maximum getal leer
lingen dat per klasse zal worden toegelaten, het getal
klassen, zoomede of de school bestemd zal zijn voor
het geven van gewoon of voor uitgebreid lager onder
wijs;
d. eene verklaring, waaruit blijkt, dat het bestuur
der vereeniging voor de nieuw te stichten school is aan
gesloten bij eene groep bijzondere scholen, welke een
commissie van beroep, als bedoeld in artikel 89, 7e lid,
dier wet, hebben ingesteld.
Verder bepaalt artikel 74 nog, dat de stichtingskosten
omvatten
a. de kosten ter verkrijging van den grond door de
gemeente, of, wanneer grond wordt gebruikt, die eigen
dom der gemeente of van de vereeniging is, voordat tot
den bouw werd besloten, de geschatte waarde daarvan;
b. de kosten van eerste inrichting met inbegrip van
de schoolmeubelen.
Ten slotte zij nog gewezen op het eerste lid van 11
van artikel LXIV der wet van 16 Februari 1923 (Staats
blad no. 38) tot wijziging der Lager Onderwijswet 1920
(slot- en overgangsbepalingen), welke paragraaf laat
stelijk is gewijzigd bij de wet van 29 December 1928
(Staatsblad no. 506), dat als volgt luidt
„Tot 1 Januari 1930 zullen bij de medewerking tot
de stichting eener nieuwe school onder de leerlingen,
waarop de verklaring, bedoeld in het eerste lid van
artikel 73 onder a, betrekking heeft, niet worden mede-
gerekend leerlingen, die de door hen bezochte gelijk
soortige bijzondere school zouden verlaten, doch voor
wie op de school gelegenheid tot plaatsing in de voor
hen bestemde klasse zoude blijven, tenzij aanzienlijke
toeneming van de bevolking in eenig deel der gemeente
tot de stichting aanleiding geeft."
Wij meenen met dit overzicht van de wetsbepalingen,
waarmede bij dit verzoek rekening moet worden gehou
den, te kunnen volstaan.
Uit de stukken blijkt, dat het Schoolbestuur voor
nemens is de school te bouwen op een terrein, gelegen
tusschen den Harlingerstraatweg en den Stienserweg.
Wij merken hierbij op, dat wij krachtens het 6e lid van
artikel 77 tegen de keuze van het terrein, indien daartoe,
om welke reden dan ook, aanleiding mocht bestaan, nog
bezwaar kunnen maken.
De stukken wijzen verder genoegzaam aan, dat vol
daan is aan vorenaangehaald artikel 73. De overgelegde
lijsten met handteekeningen van ouders van leerlingen,
die de school zullen bezoeken, geven geen aanleiding
tot opmerkingen, zoodat het getal leerlingen, hetwelk
de op te richten school gaat bezoeken, inderdaad meer
dan zestig zal bedragen. Uit een door het betrokken
Schoolbestuur bij de stukken gevoegd overzicht blijkt,
dat van de kinderen, die de nieuw te stichten school
zullen bezoeken, er 61 thans leerling zijn van de onder
genoemd Bestuur staande school aan de Druifstreek.
Aan laatstgenoemde school bestaat voor deze leerlingen
echter geen gelegenheid tot plaatsing en wel in verband
met de bij de stichting der school door het Bestuur af
gelegde verklaring dat per klasse ten hoogste 36 leer
lingen zullen worden toegelaten. Derhalve behoeft met
11 van artikel LXIV der bovenvermelde wijzigingswet
verder geen rekening te worden gehouden, zoodat de
gemeente de benoodigde gelden beschikbaar behoort te
stellen.
Wij geven U mitsdien, onder overlegging van de
stukken, in overweging voor het Bestuur der Neder
landsch Hervormde Schoolvereeniging, alhier, uit de
gemeentekas gelden beschikbaar te stellen ten behoeve
van de stichting van een school voor gewoon lager
onderwijs.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders
sub 1517.
18. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders
op het adres van J. W. Sterkenburg en J. A. de Vries
om eene tegemoetkoming in de kosten van de verbouwing
hunner winkelpanden Nieuwestad 140 en 142, met
voorstel in zake de verbetering van de Nieuwestad.
Uit praeadvies luidt als volgt
In Uwe vergadering van 9 Juli j.l. werd om praeadvies
in onze handen gesteld een verzoek van J. W. Sterken
burg en J. A. de Vries om tegelijk met de verbouwing
van de perceelen Nieuwestad nos. 140 en 142 de straat
voor die perceelen te verlagen en hun tegemoet te komen
in de kosten van verbouwing van genoemde panden.
Adressanten motiveeren het laatste gedeelte van hun
verzoek met de bewering, dat de verbouwing van hunne
perceelen een noodzakelijk gevolg is van de voorge
nomen verbetering van de Nieuwestad.
Ten aanzien van dergelijke verzoeken heeft Uwe Ver
gadering zich steeds op het standpunt gesteld, dat de
gemeente niet aansprakelijk is te achten, wanneer bij
het uitvoeren van werken in het publiek belang omwo
nende particulieren eens eenige schade mochten onder
vinden (zie o. m. Handelingen 1925, blz. 257 en 1926,
blz. 182). Het verzoek om een bijdrage in de kosten
van verbouwing zal derhalve ook in dit geval afgewezen
moeten worden, nog afgezien van de vraag of deze ver
bouwing inderdaad slechts een gevolg is van de toe
komstige verbetering van de Nieuwestad, waaromtrent
twijfel gerechtigd is.
Tegen inwilliging van het verzoek van adressanten
om de straat vóór hunne perceelen tegelijk met de ver
bouwing te verlagen, evenals dit bij de naastlegers heeft
plaats gehad, bestaat bij ons geen bezwaar.
In dit verband brengen wij het volgende onder Uwe
aandacht. Bij de vaststelling van de begrooting, dienst
1929, besloot Uwe Vergadering tot het vaststellen van
eene bijzondere werkwijze, ten einde te komen tot ge
leidelijke verbetering van verschillende straten. Omtrent
de volgorde, waarin de tot dit plan behoorende werken
ter hand zullen worden genomen, wordt telkens bij de
behandeling van de gemeentebegrooting beslist. Van
de Vereeniging ,,de Nieuwestad" is thans het verzoek
ingekomen met de verbetering van de Nieuwestad zoo
spoedig mogelijk een aanvang te maken, alsmede om
het urinoir op het Waagsplein te verwijderen of te ver
plaatsen. Dit laatste punt ware ter afdoening in handen
van ons College te stellen. De beslissing omtrent den
verderen inhoud van het adres dient, naar onze meening,
te worden aangehouden tot de behandeling van de
gemeentebegrooting, dienst 1930; alsdan zal kunnen
worden bepaald aan welke, in het schema van verbe
tering opgenomen, werken Uw Raad den voorrang
wenscht te geven. Met het oog op de verbouwingen aan
de Nieuwestad komt het ons echter wel gewenscht voor,
dat thans reeds in beginsel vast komt te staan op welke
wijze de verandering van de Nieuwestad zal geschieden.