174 Verslag van de handelingen van den die is geweest en waarbij men zoo lang gesoebat heeft bij het college of men nu asjeblieft dien grond mocht koopen, waarbij de wethouder van Openbare Werken en ook ik persoonlijk eenige malen ter plaatse zijn ge weest om te zien, op welke manier er een schikking zou zijn te treffen en waarbij men dan zonder eenig nader overleg ten slotte zegt: nu heb ik je niet meer noodig, zeggen Burgemeester en Wethouders daar moet nu toch maar een eind aan komen. Burgemeester en Wethouders meenen den grond voor een niet te hoogen prijs te hebben verkocht en hun mo tiveering van dit voorstel is dat, zoo lang de grond in één hand is, daar iets goeds kan komen, terwijl, wanneer de grond in allerlei handen is, daar zeker niets goeds komt. Dat argument houden Burgemeester en Wethou ders nog over en daarvoor laten zij den verbouw door de N. V. Benninga desnoods loopen. De N. V. zal daar nu mogelijk een pakhuis gaan bouwen of het complex aan een ander verkoopen. Dat is juist het motief van Burgemeester en Wethouders geweest. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 15. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op een adres van de Vereeniging van sigarenwinkeliers „Friesland", alhier, in zake den verkoop van tabaks fabrikaten door middel van automaten. Dit praeadvies is opgenomen in de notulen der ver gadering van 1 October 1929. De beraadslagingen worden geopend. De heer Peletier: Toen ik de vorige vergadering het voorstel deed, om deze zaak aan te houden, heb ik dat gedaan met een tweeledig doel. In de eerste plaats heb ik daardoor de sigarenwinkeliers in de gelegenheid willen stellen om zich zoo noodig te verweren tegen het praeadvies van Burgemeester en Wethouders en inder daad is gebelken dat zij deze gelegenheid hebben benut. In de tweede plaats heb ik dat voorstel gedaan, omdat ik zelf tijd wenschte te hebben om, zooals ik toen reeds heb medegedeeld, deze zaak nader te bezien. Ik wil thans eerst even spreken over het nieuw inge komen adres van de sigarenwinkeliers en dan moet ik direct zeggen dat de argumenten, welke daarin verwerkt zijn, mij niet heel sterk toeschijnen. In hoofdzaak gaan die argumenten hierover, dat de sigarenwinkeliers geza menlijk zijn overeengekomen, dat de automaten een uiting zijn van onderlinge concurrentie en ook wordt een beroep gedaan op de concurrentie door andere in richtingen, die zich door middel van automaten met den sigaren- en sigarettenverkoop zullen gaan belasten en zij komen dan tot de slotsom, dat zij dan liever ageeren tegen het in werking stellen van automaten. Dit lijkt mij nu niet erg sterk, omdat juist door de exploitatie van sigaren- en sigarettenautomaten de sigarenwinkeliers in staat zullen zijn om aan onbillijke concurrentie, die men heeft van café's, restaurants, enz., het hoofd te kunnen bieden. Ik zei, dat dit argument niet erg sterk was en ik ben ik heb deze mogelijkheid in de vorige vergadering reeds bij veronderstelling uitgesproken bij mijn studie over deze zaak tot de slotsom gekomen, dat ik mij per soonlijk niet verder zal mogen en willen verzetten tegen het praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Ik wil natuurlijk even mededeelen, hoe ik daartoe ge komen ben. In de eerste plaats heb ik nog eens nage lezen het adres van de sigarenwinkeliers en aan den voet van dat adres is meegedeeld, dat in eep aantal plaatsen een verbod tot het in werking stellen en ex- ploiteeren van automaten bestaat. Het is mij echter ge- van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1929. bleken dat die mededeeling niet juist is; voor zoover ik heb kunnen nagaan bestaat alleen in Amsterdam een absoluut verbod. Ik heb de verordening van Amsterdam voor mij liggen, maar ik zal qr niet toe overgaan het artikel voor te lezen; men zal van mij wel willen aan nemen, dat er een absoluut verbod in die verordening is ingelascht. Verder is er in Amersfoort een verbod tot exploitatie van sigaren- en sigarettenautomaten voor des avonds na 9 uur, dat is het sluitingsuur van de winkels, terwijl in Utrecht bij den gemeenteraad nog aanhangig is een voorstel om de exploitatie van sigaren- en sigarettenautomaten te doen samenvallen met de ver ordening op de winkelsluiting. Ook op dit punt zijn dus de sigarenwinkeliers niet erg krachtig en gelukkig met hun argumentatie geweest. Voorts heb ik het praeadvies van Burgemeester en Wethouders nog eens nagegaan in zake het inlasschen van de kwestie over de automaten in het betrekkelijk voor-wetsontwerp van den Minister van de wet op de winkelsluiting en omdat ik wist dat in het aanvankelijk voor-ontwerp van die wet wel degelijk te keer werd gegaan tegen de exploitatie van dergelijke automaten, heb ik eens nagegaan, hoe dat uit het voor-ontwerp is j gekomen. Nu blijkt mij, dat de Minister dat er uit heeft gelicht op aanstichting van den Middenstandsraad. Het is wel bekend, dat de Middenstandsraad een college is, j dat den Minister dient van advies bij het maken van wetten en het doen van voorstellen, welke in het alge meen den middenstand raken. De Middenstandsraad nu heeft, blijkens haar verslag over 1928, den Minister ge adviseerd, de kwestie van de automaten geheel vrij te laten. Ik lees daaromtrent in het verslag bij de beoor deeling van art. 8 van het voor-ontwerp van de wet op de winkelsluiting „Blijkens de Memorie van Toelichting is het de bedoeling, dat in de uren, waarop de winkels gesloten moeten zijn, ook geen verkoop in automaten zal toe gestaan zijn. De Raad is van medning, dat deze ver koop toegelaten zou kunnen worden. Een dienovereen komstige regeling in Zweden en Denemarken beant woordt aldaar, naar de Raad vernam, aan de wen- schen zoowel van de winkeliers als van het publiek. Eenige arbeid op Zondag of in de late avonduren wordt dusdoende noch van den winkelier, noch van zijn personeel gevergd, terwijl het publiek, dat wenscht te koopen, gebaat wordt." Wanneer een college als de Middenstandsraad, welk college gevormd wordt door 4 vertegenwoordigers uit elk der 3 groote Middenstandsbonden, een dergelijk advies geeft, wil ik mij niet langer verzetten tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders hier, om geen beletselen in den weg te leggen aan de exploitatie van dergelijke automaten. Wanneer ik dan ten slotte nog even in groote trekken het praeadvies van Burgemeester en Wethouders bekijk, dan struikel ik nog over één ding en dat is wel het argu ment, dat in het praeadvies is genoemd ten aanzien van de naleving der verordening op de afgifte van tabaks artikelen aan kinderen beneden de 14 jaar. Maar wan neer ik dan zie, dat Burgemeester en Wethouders in hun praeadvies de meening neerleggen, dat, naar het hun voorkomt, de naleving van die verordening er niet op zal worden verslechterd en als ik naga, dat de Burgemees ter, als hoofd van de Politie, toch in de eerste plaats bevoegd is, om daarover te oordeelén en dat de wet houders, die het praeadvies ook hebben onderteekend. reeds volgens hun namen „houders der wet" zijn, dan wil ik mijzelf gerust stellen, dat wij ten aanzien van de afgifte van tabaksartikelen aan minderjarigen niet een stap achterwaarts zullen doen, indien hier, zooals in heel veel andere gemeenten, de exploitatie van dergelijke automaten wordt toegelaten. Ten slotte nog een opmerking. Zooeven heb ik al voorgelezen, dat door het advies van den Middenstands raad aan den Minister is gebleken, dat in andere landen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 October 1929. 175 al een heele historie bestaat ten aanzien van de exploi tatie van automaten. Zoo zijn deze in de Noordelijke landen, Denemarken, Noorwegen en Zweden, absoluut j vrij en staan zij niet in verband met de winkelsluitings verordeningen. Alleen is daar deze restrictie gemaakt, dat door den betrokken winkelier uit de automaat niets j anders mag worden verkocht, dan wat tot zijn bedrijf behoort, m. a. w. een koekebakker mag dus geen sigaren- en sigarettenautomaat exploiteeren. Dit ligt ook wel in de reden, maar dat is toch een maatregel, die daar noodig schijnt te zijn. In Duitschland bestaat een verordening, waarbij is bepaald, dat de automaten tegelijk met de winkels gesloten moeten zijn, maar daar tegen verzetten zich op het oogenblik alle belangheb benden en het mag tegemoet worden gezien dat de wet daar zal worden veranderd. Ook de winkeliersvereeni- gingen zeggen: laat ze maar werken de onderlinge concurrentie zorgt er wel voor, dat ieder gelijk recht krijgt en dat de billijkheid wordt betracht. Resumeerende wil ik dus mededeelen, dat ik mijn stem zal geven aan dit voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer IJ. de Vries: Het verheugt mij, dat de heer Peletier een nadere motiveering van zijn standpunt heeft j gegeven, hoewel ik uit dien hoek natuurlijk juist iets anders had verwacht en het verheugt mij ook, dat hij aangeeft de gronden, waarop hij kan meegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Want niet tegenstaande ik de vorige vergadering bereid was, voet stoots mee1 te gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders en ik alleen bezwaar had in verband met den verkoop aan kinderen, heeft mij, na ontvangst van dit tweede stuk van den Frieschen Bond van Sigaren winkeliers, deze zinsnede getroffen, dat niet alleen kin deren beneden de jaren ook de automaten in werking zullen stellen, maar dat ook in de practijk is bewezen dat veel valsch geld en onwaardig geld daarvoor wordt gebruikt De heer Muller: Maar ze krijgen er niets uit De heer IJ. de Vries: Dat was voor mij een zeer ernstig argument. Waar er zooveel wordt gedaan om de jeugd in goede banen te leiden, dat men eigenlijk zelfs een bepaalde jeugdcultuur heeft en probeert de jeugd op te voeden, daar zou ik willen voorkomen, dat zooiets aan de straat komt te staan, omdat daardoor juist de vagebondage in de hand wordt gewerkt. Er wordt hier nu met het hoofd geschud, maar het komt mij voor dat, wie onze jeugd van 12 tot 18 jaar kent, ook weet, dat deze er zich juist op beroemt, wanneer er een streek wordt uitgehaald en dat die jeugd niet doorziet wat een kwajongensstreek en een geoorloofde streek is en wat een gemeene streek is. Dat is voor mij het groote bezwaar; voorzoover ik de jeugd ken, voel ik juist dit bezwaar, dat degene, die niet mag en het minderwaardige individu door middel van minder waardig of valsch geld zal trachten iets uit de automaten te krijgen. Dat is een ding, waarom ik moeilijk mijn stem aan dit voorstel kan geven. Het schijnt dat, wat ik hier r.aar voren breng, door den Raad niet zoozeer ge voeld wordtmen acht dat blijkbaar een zeer licht argument want men lacht er om en vindt het over het algemeen de moeite niet waard. Het komt mij echter voor, waar er door allerlei opvoeders over wordt ge klaagd, dat er door de jeugd in verschillende opzichten zooveel wordt afgeweken van de lijn, die men gaarne zou wenschen, dat men zulke dingen niet bij de straat moest zetten De heer Van der Veen: Het gaat niet met die auto maat, mijnheer De Vries De heer IJ. de Vries: Het is misschien mogelijk dat ik mij bij deze zaak zal moeten neerleggen, maar ik doe dat niet van harte. Ik had liever, dat die smerige dingen er niet waren, want ik zie daar gevaar aan verbonden. De heer Hooiring: Ik zou ook hierover wel een enkel woord willen spreken en ik wil beginnen met den heer De Vries te verklaren, dat ik hem niet uitlach om die valsch geld-geschiedenis. Wat dat betreft, bestaan er soms heele vermakelijke histories; ik heb ook wel eens gehoord van een knoop in 't kerkezakje De heer IJ. de Vries: Of een pepermunt, dat heb je ook. Maar 't .gaat hier nu niet over kerkgangers, laat de kerk er nu maar buiten. De heer Hooiring: Ik heb daar dus niet om ge lachen. Maar om terug te komen op het praeadvies, ik kan mij voor een groot deel aansluiten bij het betoog van den heer Peletier, hoewel ik mij er wel over heb verwonderd dat hij in deze omstandigheden hier een pleidooi houdt voor de aanschaffing van automaten. Ik ga accoord met de clausule omtrent den verkoop van tabaksartikelen aan kinderen beneden 14 jaar, maar ik lees niet in het praeadvies, dat het ook in het voor nemen van Burgemeester en Wethouders ligt, dat straks, bij eventueele voorstellen van hunne zijde, ook de auto maten zullen worden gebracht onder de verordening op de winkelsluiting. Ik zou graag van den Voorzitter een duidelijk antwoord willen hebben of wij een dergelijk voorstel ook hebben te wachten en van dat antwoord zal mede afhankelijk zijn of ik mijn stem hier voor of hier tegen zal verklaren. De heer Van der Veen: Ik wil wel zeggen dat ik mét den heer De Vries ook niet dweep met de automaten, maar ze zijn er en ik geloof niet, dat het verstandig is, zich er tegen te verzetten. Ik wil over het voorstel niet spreken, maar alleen over het argument, dat de heer De Vries noemde en waarvan ik eerst ook vreesde, dat het bestond. Het betreft hier de automaat, die deze zaak aan het rollen heeft gebracht en die staat op den hoek van de Koningsstraat en daar staat op, dat verkeerd of verminkt geld terug komt. Het bezwaar van den heer De Vries is nu, dat de jeugd slechter zou worden, wan neer zij in de gelegenheid zou zijn, eens voor een koopje terecht te kunnen. Ik heb dat echter, toen ik dat op die automaat las, eens geprobeerd, maar het gaat niet; als men voor een kwartje sigaren wenscht, moet men er ook een kwartje in doen, want een geldstuk, minder dan een kwartje, valt er zoo weer uit. Ik vreesde inderdaad, net als de heer De Vries, dat het met verkeerd geld zou kunnen, maar dat gaat niet en aangezien ik mij voorstel dat de heer De Vries zijn opmerking serieus heeft bedoeld, meende ik dit in het midden te moeten brengen. De Voorzitter: Over het algemeen is het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet hevig aangevallen en ik zal mij dan ook van een verdere verdediging van dat voorstel wel kunnen onthouden. Ik ben ten slotte blij dat de heer Peletier in de vorige vergadering aanhouding heeft gevraagd, want dit is blijkbaar de manier geweest voor den heer Peletier om zijn oorspronkelijk ander standpunt gezien zijn aandrang in eenige Raads vergaderingen om deze automaat hier de wereld uit te krijgen te herzien en wel in den goeden zin. De sigarenwinkeliers, zoo heeft de heer Peletier ge zegd, hebben zich nu nog kunnen verweren; zij hebben een lang verhaal ingestuurd en ik kan niet anders zeggen, dan dat zij getracht hebben zich te verweren. Ik zou thans verder onder de loupe kunnen nemen, wat nu weer door hen naar voren is gebracht, maar wil dat niet doen, al zijn er toch enkele punten, waar ik even j over wil spreken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1929 | | pagina 6