2 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Januari 1930.
derhoud was bij de gemeente de rest in onderhoud is
bij de gemeente, maar de groote moeilijkheid is, als men
daar recht van pad heeft, of men dit wel over een groo-
tere breedte mag verharden dan men recht van pad
heeft. Burgemeester en Wethouders zullen die zaak nog
nader onder de oogen zien.
De heer Dijkstra: Dat vraag ik ook niet, behalve dan
voor het eerste deel. Dat was vroeger heelemaal be
straat, toen woonde op de plaats nog de eigenaar en
die zorgde er wel voor, omdat hij er belang bij had, dat
dit gedeelte netjes in orde was. Ik weet dat nog best
uit mijn jongensjaren. Nu is echter het onderhoud opge
dragen aan de huurders en of die menschen het niet zoo
goed kunnen betalen of dat ze er geen belang bij hebben,
ik weet het niet, maar een feit is, dat dat gedeelte er
ellendig heen ligt. En wat het andere deel betreft, daar
ligt een paadje van een paar steenen breed, een 40 a 50
cM. Dat is ook wel voldoende, maar er zijn ook ge
deelten, waarvan het onderhoud wèl is opgedragen aan
de gemeente, waar dat paadje zelfs niet aanwezig is.
Als men dan eens weer 100 M. krijgt waar wel pad is
en dan weer een gedeelte waar het niet is, heeft men
er heelemaal niets aan. Daarom heb ik hierover nog
even het woord gevraagd.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het schrijven van Burgemeester en Wethouders wordt
voor kennisgeving aangenomen.
g. dat A. Visser en P. Vos, dienaren van politie 4e
klasse, belast met het toezicht in den Prinsentuin, hun
verzoek tot verhooging van hun uurloon, regeling hun
ner rechtspositie, enz. hebben ingetrokken;
h. dat Burgemeester en Wethouders bij openbare
aanbesteding hebben gegund het bezorgen van de noo-
dige wagenvrachten ten dienste der Gemeentewerken
aan U. Hoekstra, alhier, en het werkloon voor het leg
gen en onderhouden van bestratingen aan J. Pol te
Huizurn en W. Pol, alhier, in beide gevallen gedurende
het jaar 1930 en voor de ingeschreven eenheidsprijzen.
De mededeelingen sub g en h worden voor kennis
geving aangenomen.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verleenen van eervol ontslag aan mej. S. Colthof
als hoofdonderwijzeres van de gemeentebewaarschool
no. 4.
Met algeineene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
3. Benoeming van een curator van het Gymnasium,
wegens periodieke aftreding van Dr. R. Vorenkamp.
De aanbeveling van curatoren luidt als volgt
1. Dr. R. Vorenkamp;
2. Ds. W. Pothoven;
3. Dr. O. Norel.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Westra: De voordracht of aanbeveling, die
ons hier van het curatorium is voorgelegd, heeft mij
lichtelijk verbaasd en doet mij de vraag stellen, of het
hier misschien betreft het voorzien in een vaste vacature,
welke curatoren wenschen te zien ingenomen door een
Hervormd predikant. Mocht dat niet het geval zijn, wat
ik veronderstel, dan zou ik willen zeggen, dat er wel
vrij zeker niemand in den Raad zal zijn, die aan een
achtenswaardig en bekwaam man als Dr. Vorenkamp
niet zijn stem zal willen geven en dat, waar curatoren
dat toch ook konden veronderstellen, het van meer de
ferentie tegenover den Raad had getuigd, als curatoren
de aanbeveling, welke zij ons hebben voorgelegd, niet
zoo eenzijdig hadden samengesteld als deze.
De Voorzitter: Ik kan daarop dit antwoorden, dat naar
de meening van curatoren deze vacature zeer zeker niet
behoeft te worden ingenomen door een Nederlandsch
Hervormd predikant, maar dat deze op de aanbeveling
is gezet om de reden, die de heer Westra zelf naar
voren brengt en dat curatoren zich niet bewust zijn,
daarmee niet een goede aanbeveling te hebben inge
diend. Ik zou zeggen, zou de heer Westra dan niet in
het openbaar willen uitspreken welke voordracht hij dan
had gewenscht, niet door het noemen van namen, maar
om de beginselkwestie, want daar gaat het blijkbaar
om.
De heer Westra: Ik vind deze voordracht verbazend
eenzijdig; het is een voordracht van louter Nederlandsch
Hervormde predikanten, net alsof er in Leeuwarden niet
anders hiervoor menschen zijn te vinden dan Hervormde
predikanten. Dat spreekt uit de voordracht en dat is mijn
bezwaar.
De Voorzitterlk zou toch in alle geval dit willen
zeggen, dat, al is niet bij de wet bepaald dat de aan
gewezen plaats toekomt aan een geestelijke welke
religie deze heeft, laat ik er nu maar buiten het toch
zeer zeker het beste zal zijn, dat het college van cura
toren personen zoekt, die de verschillende richtingen,
waarvan het gymnasium de voorbereiding kan zijn, daar
vertegenwoordigen. Nu is Dr. Vorenkamp de eenige
godsdienstleeraar, die in het curatorium aanwezig is en
dan is het toch logisch, als men van dat principe uit
gaat, dat men komt met een aanbeveling, waar ten eerste
op voorkomt een bekwaam en kundig man zooals de
heer Westra zelf zegt die op de eerste plaats wordt
voorgedragen, maar dat men in de tweede plaats daar
naast zet namen van menschen, die ongeveer met hem
gelijk staan. Ik begrijp niet, dat daartegen zooveel be
zwaar is, tenzij de heer Westra er leeraren van andere
richtingen bij wilde hebben. Was dat misschien zijn be
doeling
De heer Westra: Als het per se een predikant moet
zijn, zou ik daaraan zeer zeker de voorkeur geven, want
dit is een zeer eenzijdige voordracht. De bedoeling daar
van is toch, dat tegen den Raad wordt gezegd cura
toren meenen dat voor deze plaats in aanmerking komen
deze personen. En als men dan alleen een keus geeft uit
Hervormde predikanten, is die keus toch zeer beperkt.
Nu weet ik wel, dat de Raad buiten de aanbeveling kan
gaan, maar dat is toch niet de bedoeling, de Raad be
noemt natuurlijk no. 1. En waar dat toch verwacht kon
worden, had men toch gevoegelijk een aantal menschen
kunnen noemen, waarbij niet zoo precies eenzijdig als
bij deze aanbeveling van Hervormde predikanten één
beroep en één richting werd vertegenwoordigd. Mis
schien dat deze predikanten in die kerk ook nog wel
verschillende richtingen vertegenwoordigen, maar de
aanbeveling had toch wel iets minder eenzijdig kunnen
zijn.
De Voorzitter: Omdat ik ook in het college van cura
toren zitting heb, zou ik den heer Westra willen vragen:
was het dan Uw bedoeling dat mede een lid van de
Rechterlijke macht was voorgedragen of een dergelijke?
De heer Westra: Bijvoorbeeld, ja. Dat zou ik ook zeer
op prijs hebben gesteld.
De Voorzitter: Dat komt toch naar voren, als men een
verdeeling naar de beroepen maakt, wanneer b.v. iemand
als Mr. Stoop aftreedt.
De heer Westra: Dus, de bedoeling is dan toch zeker
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Januari 1930.
3
wel geweest om te zeggen, dat dit een vaste plaats
moest wezen voor een predikant of geestelijke. In dat
geval zou ik het op prijs hebben gesteld, wanneer b.v.
een geestelijke van de Gereformeerde Kerk of van een
andere kerk, b.v. van de Katholieke Kerk ook een plaats
op deze voordracht had gekregen, maar alleen in dat
geval.
De Voorzitter: Het gaat dus niet speciaal over een
Katholiek geestelijke, maar ook over andere.
De heer Westra: Neen, ook over andere.
De beraadslagingen worden gesloten.
Benoemd wordt Dr. R. Vorenkamp met 24 stemmen;
Ds. W. Pothoven, Dr. O. Norel en mevrouw D. van der
ZwaagTerpstra verkrijgen ieder 1 stem.
4. Benoeming van een onderwijzeres aan gemeente
school no. 8a, vacature mej. B. M. Post.
De voordracht van Burgemeester en Wethouders luidt
als volgt
1. Mevrouw D. van der ZwaagTerpstra, onder
wijzeres aan de school voor buitengewoon lager
onderwijs, alhier;
2. Mej. E. Dijkstra, reserve-onderwijzeres aan de
scholen voor openbaar lager onderwijs, alhier;
3. Mej. J. G. van der Noordaa, onderwijzeres te S ij -
brandaburen.
Benoemd wordt mevrouw D. van der Zwaag-Terpstra
voornoemd, met 25 stemmen; op mej. E. Dijkstra is 1
stem uitgebracht, terwijl 1 biljet blanco is ingeleverd.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
aankoop van een bleekje aan de Oostzijde van Olde-
galileën van W. van der Meulen.
Dit voorstel luidt als volgt
De gemeente is wederom in de gelegenheid den eigen
dom te verkrijgen van een der bleekjes aan Oldegalileën,
waarvan sprake is in ons voorstel van 25 October 1928
in zake den stratenaanleg ten Oosten van Oldegalileën.
Het betreft thans het aan W. van der Meulen, alhier,
toebehoorende kadastrale perceel Sectie F no. 2054,
groot 29 Centiare, hetwelk de eigenaar tegen den prijs
van 10.per Centiare in eigendom aan de gemeente
wil afstaan. Genoemde prijs is ook betaald voor de reeds
eerder aangekochte bleekjes ter plaatse.
Wij geven U derhalve in overweging te besluiten
tot aankoop van W. van der Meulen, alhier, van het
kadastrale perceel gemeente Leeuwarden, Sectie F no.
2054, bleek, groot 29 Centiare, tegen den prijs van
10.per Centiare, onder bepaling dat de kosten van
overdracht voor rekening van de gemeente komen.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overneming van de stoepen voor en naast de perceelen
Noordvliet nos. 323 en 329 en van een strookje grond
aldaar.
Dit voorstel luidt als volgt
Van de weduwe J. Steenaartgeb. Brantsma en
P. Hartkamp, beiden alhier, ontvingen wij het verzoek
om op de gebruikelijke voorwaarden van hen in eigen
dom over te nemen de stoepen, gelegen voor en naast
hunne perceelen onderscheidenlijk Noordvliet nos. 323
en 329. Tusschen de stoep ten Oosten van het perceel
no. 323 en de openbare straat ligt echter een strook
grond ter grootte van 40 Centiare, uitmakende het
kadastrale perceel, gemeente Leeuwarden, Sectie G no.
6998, hetwelk in eigendom toebehoort aan Dirk Span,
alhier. Overneming van de stoep ter plaatse zal derhalve
eerst nut hebben indien de bedoelde strook grond, welke
op de overgelegde situatieteekening in gele kleur is aan
geduid, eveneens gemeenteeigendom wordt. Blijkens de
hiernevens gaande verklaring is de eigenaar tot afstand
bereid. Waar het ons gewenscht voorkomt tot over
neming van de stoepen en de strook grond over te gaan,
ten einde aldaar eene verbreeding van den rijweg tot
stand te brengen, geven wij U in overweging te be
sluiten
I. in eigendom over te nemen
A. van Dirk Span, alhier, het kadastrale perceel,
gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 6998, erf, groot
40 Centiare;
B. van Sijtsche Brantsma, weduwe van Jacobus
Steenaart, alhier, en cons., den grond van de stoep, be-
hoorende bij het perceel Noordvliet no. 323, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 6370;
C. van Pieter Jans Hartkamp, alhier, den grond van
de stoep, behoorende bij en strekkende langs den krui
denierswinkel in het perceel Noordvliet no. 329, kadas
traal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie G no. 6999,
zulks onder de volgende voorwaarden
1. de koopprijs bedraagt voor elk strookje grond
1
2. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor
rekening der gemeente Leeuwarden;
3. bij trottoir- en straataanleg door de gemeente
blijft het uitkomende materiaal, voor zoover het toebe
hoort aan de verkoopers, hun eigendom en wordt het
door de gemeente kosteloos naar een door hen aan te
wijzen plaats binnen de gemeente vervoerd;
4. wanneer tengevolge van den trottoiraanleg werk
zaamheden aan de gevels van bovenvermelde gebouwen
noodig zijn, geschieden deze door en voor rekening der
gemeente;
en overigens op de gebruikelijke en andere, door Bur
gemeester en Wethouders noodig geachte, voorwaarden;
II. de onder I A, B en C bedoelde strooken grond
te bestemmen voor den publieken dienst.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van grond aan den Greunsweg aan de N. V.
Glas-, Steen- en Verfhandel voorheen L. Johs. van
der Meulen.
Dit voorstel luidt als volgt
Van de Naamlooze Vennootschap G. S. V. voorheen
L.. Johs. van der Meulen, alhier, bereikte ons het verzoek
haar in huur af te staan een terreintje aan den Greuns
weg voor de oprichting van een lakstokerij. Overeen
stemming is, blijkens nevensgaand schrijven, verkregen
omtrent de voorwaarden voor die verhuring; de plaats
voor de stichting is met het oog op brandgevaar voor
de aan dien weg staande houten woningen 50 Meter
Oostelijker genomen, dan oorspronkelijk door de adres
sante werd aangevraagd.
Tegen de gewenschte verhuring bestaat bij ons Col
lege geen bezwaar; wij merken hierbij voor zooveel
noodig nog op, dat behalve voor den bouw ook inge
volge de Hinderwet vergunning behoort te worden ge
vraagd en verkregen. Voorts is in de voorwaarden be
paald, dat de gemeente te allen tijde het recht heeft de
huur te doen eindigen met inachtneming van een opzeg
termijn van 3 maanden en zonder tot eenige schadeloos
stelling verplicht te zijn.
Wij geven U, onder overlegging van de stukken, in
overweging te besluiten
aan de Naamlooze Vennootschap G. S. V. voorheen
L. Johs. van der Meulen, alhier, voor den tijd van 20
jaren, gerekend te zijn ingegaan 1 Januari 1930 en ein
digende alzoo 31 December 1949, te verhuren een plek