22 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Januari 1930. toch maar een klein hoekje is en voor een groote zaak veel te klein, veel te breed uitgemeten en de waarde van het tegenwoordig bezit zoo klein mogelijk voorgesteld. Ik hoop niet dat de Raad in die fuik zal loopen, maar ik hoop dat de Raad zoo zal beslissen, dat het veel beter en een meer commerciëele oplossing is, dat men óf door verkoop öf door een belangrijke verbetering van de panden de financiëele strop gaat delgen. Ik geloof dat dit zeer goed mogelijk is. De Voorzitter: Is er een voorstel tot verkoop van U te verwachten Van Burgemeester en Wethouders niet. De heer Westra: Dat hangt af van de beslissing om trent het voorste] van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter: Dat zal men dan toch niet doen, als de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft aangenomen. De heer Westra: Natuurlijk, ik ben niet zoo naïef om te ineenen dat, als de Raad eerst besluit om de Peper straat te verbreeden, hij dan daarna nog zal besluiten om die panden te verkoopen. Maar als de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders verwerpt, dan zou ik, waar Burgemeester en Wethouders hebben verklaard dat zij met een voorstel tot verkoop van de panden niet zullen komen, zeer zeker in overweging ne men of het niet gewenscht is om zelf met een dergelijk voorstel te komen. De heer Vromen: Ik zou wel een voorstel willen doen, juist om een middenweg te vinden. De heer Westra stelt de kwestie eenigszins onjuist door, als de Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders verwerpt, te willen komen met een voostel tot verkoop De Voorzitter: Dan wil de heer Westra dat voorstel overwegen. De heer Vromen: Juist, om dan dat voorstel te over wegen. Het lijkt mij veel juister om het volgende voor stel in te dienen ,,De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders, hun voorstel alsnog terug te nemen en te overwegen tie financiëele gevolgen van een eventueelen verkoop der panden." Dan krijgt het bezwaar dat ik had, n.l. dat Burgemeester en Wethouders blijkbaar dien financiëelen kant heele- maal niet hebben overwogen, dien zij, zooals wij uit den mond van den Voorzitter hebben gehoord, niet hebben willen overwegen, een oplossing. De Voorzitter: Doet IJ dat voorstel De heer Vromen: Ja, mijnheer de Voorzitter. De heer Westerhuis: Ik wilde zeggen, dat ik zal stem men vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders en wel op grond van de volgende overwegingen. In de eerste plaats zou ik nooit de panden, die de gemeente daar in bezit heeft, willen verkoopen. Ik zie daar geen voordeel in. Indien men ze verkocht en particulieren ze zouden overnemen en ze misschien iets verbeteren en de zaak verder onderhouden, dan zou er toch een tijd perk kunnen komen, dat de gemeente wèl behoefte heeft om die straat te verbreeden en dan zou men weer voor precies hetzelfde feit komen te staan als voor ruim 10 jaar, dan zou de gemeente ze weer voor grof geld moe ten terugkoopen en dan hadden we dus twee maal den strop. In de tweede plaats wil ik er niet aan meewerken de panden te verbeteren. Zooals gezegd zal een deel van de rente van het daarvoor noodige kapitaal misschien wel uit de huur terug komen, maar ik ben het met den heer Dijkstra eens, het geld zelf komt niet terug, dat kapitaal is weg. Ten slotte blijft er dus geen ander plan over, dan het voorstel, dat door Burgemeester en Wethouders is ge daan. Afgezien nu van den financiëelen kant want ten opzichte van de financiëele gevolgen kunnen wij niet anders doen dan gissen kan men toch met zekerheid aannemen, dat daar in de toekomst een oplossing komt van dien aard, dat men in het centrum der stad een zeer belangrijke winkelstraat krijgt, die het aanzien van de stad in het centrum belangrijk zal verbeteren. Op grond daarvan acht ik het mijn plicht te stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De Voorzitter: lk zou over het voorstel-Vromen toch nog wel iets willen zeggen. Men spreekt hier steeds van liquidatie van de strop, maar Burgemeester en Wet houders hebben deze opinie dat, zooals ik zoopas al bij interruptie heb opgemerkt, van Burgemeester en Wet houders niet een voorstel tot verkoop van de panden is te wachten, óók niet om de reden, zoopas door den heer Westerhuis aangevoerd, maar óók niet, omdat Burge meester en Wethouders van meening zijn, dat er een verbreeding, niet voor het snelverkeer, maar voor het locale verkeer in de binnenstad, moet plaats hebben. Daarom is het bij Burgemeester en Wethouders van hun kant niet opgekomen om te onderzoeken, wat de panden waard waren. Ik geef toe dat, als men de panden zou verkoopen, zooals ze daar staan en men dus afgescheiden van alles alleen naar de financiën zou kijken, deze op lossing vermoedelijk de goedkoopste zou zijn. Of men dan terug zou krijgen de 385.000.die de panden tot nog toe hebben gekost, is een andere vraag, maar men kreeg er in elk geval een deel van terug en de zaak was uit. Vraagt men nu wat de financieele gevolgen zouden zijn, wanneer men de huizen zou verkoopen, dan zouden wij daarvoor taxateurs moeten hebben, die de panden konden taxeeren en dan zou het er bij verkoop ook nog van afhangen, of er een paar liefhebbers voor ieder pand zouden zijn, die als maar tegen elkaar zouden opbieden. Ik wil echter toegeven, dat in dat geval vermoedelijk de financieele strop het kleinst zou zijn. Burgemeester en Wethouders echter aanvaarden de grootere financieele lasten van afbraak, omdat daar tegenover staat het veel grootere belang van de ver betering van straten. Burgemeester en Wethouders weten dat, als zij deze panden verkoopen, verbreeding van de Peperstraat in de toekomst ook is uitgesloten, tenzij men den weg op zou gaan, dien de heer Wester huis ook reeds heeft aangeduid, n.l. dat men over 10 jaar de panden weer zou terugkoopen en de straat dan zou gaan verbreeden. Dat lijkt mij toch niet erg ver standig. Burgemeester en Wethouders staan op het standpunt, dat de verbreeding van de Peperstraat er moet komen; zij hebben niet gezegd, dat die er bepaald in 1930 moet komen, om Burgemeester en Wethouders mag het ook gebeuren in 1931, maar er was nu een aan- leidende oorzaak, n.l. dat men anders goed geld naar kwaad geld zou moeten gooien. Dat willen Burgemeester en Wethouders niet en daarom hebben zij nu principieel de zaak aan de orde willen stellen. Anders waren zij misschien nog niet met dit voorstel gekomen, zoo staan de zaken nog niet, maar die verbreeding moet er toch komen en als dat nu niet gebeurt, moet er iets anders gebeuren. Burgemeester en Wethouders voelen er dus niets voor hun voorstel terug te nemen en zij voelen er ook niets voor om de financieele gevolgen van even tueelen verkoop te overwegen. De heer M. Molenaar: U hebt terecht gezegd dat ver koop van den grond geen haast heeft en dat Burge meester en Wethouders kunnen wachten tot er een be hoorlijk bod voor wordt gedaan, maar als dit voorstel, zooals ik verwacht, wordt aangenomen, wat is dan de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Januari 1930. 23 bedoeling Dat men dan zoo spoedig mogelijk overgaat tot het amoveeren van de panden en dat dan althans de straat wordt verbreed, ook zonder dat de grond nog is verkocht De Voorzitter Wij zouden ons dan eenige groote- stadsallures kunnen permitteeren, door de doorbraak er maar vast te maken en den grond, die beschikbaar blijft voor verkoop, maar voorloopig zoo te laten liggen. AI blijft die daar ook een jaar zoo liggen, dat is niet zoo erg. Als men in Den Haag komt, ziet men daar ook een doorbraak aan het Spui, waar een groot perceel bouw terrein naast ligt, maar Den Haag zegt: er komt zoo meteen wel iemand voor den grond. Zoo zijn Burge meester en Wethouders hier ook van plan geen haast te maken en zeker zullen zij hun eischen stellen. Het voorstel van den heer Vromen luidt dus De heer Vromen: Dit voorstel terug te zenden naar Burgemeester en Wethouders, opdat Burgemeester en Wethouders de financiëele gevolgen van verkoop kunnen overwegen. De Voorzitter: Dus eigenlijk is het een voorstel tot aanhouding. Dan zal ik dat het eerst in stemming brengen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Vromen wordt met 21 tegen 4 stemmen verworpen. Voor stemmen: de heer Peletier, mevrouw Van Dijk Smit en de heeren Westra en Vromen. Tegen stemmen: de heeren H. de Boer, Hofstra, Dijk stra, Feitsma, Ritmeester, Feddema, mevrouw Buisman- Blok Wijbrandi, de heeren J. de Boer, Muller, M. Mo lenaar, O. F. de Vries, Van der Veen, Westerhuis, B. Molenaar, IJ. de Vries, Lautenbach, Tiemersma, Visser, Botke, Hooiring en Tamminga. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 22 tegen 3 stemmen aangenomen. Voor stemmen: de heeren Hofstra, Dijkstra, Feitsma, Ritmeester, Feddema, mevrouw BuismanBlok Wij brandi, de heeren J. de Boer, Muller, M. Molenaar, O. F. de Vries, Van der Veen, Westerhuis, B. Molenaar, Vro men, IJ. de Vries, Lautenbach, Tiemersma, Visser, Botke, Hooiring, Tamminga en H. de Boer. Tegen stemmen: mevrouw Van Dijk—Smit en de heeren Westra en Peletier. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 10