*-* - yT7 y winkelpuien en betere etalageruimten werden aange bracht; dan zouden de menschen waarschijnlijk wel iets meer willen betalen en genegen zijn iets in de kosten bij te dragen, maar als men een nieuw dak aanbrengt of de W. C. gaat repareeren, zal de betrokken huurder niet genegen zijn, daarvoor zooveel meer huur te beta len; hij zal eenvoudig zeggen: daar behoef ik niet voor te betalen, want daar heb ik niets meer dan een beetje genot van en het eenige genot, dat ik daarvan heb, is, dat ik bij regen geen lekkerij meer heb en dan niet zooveel teilen meer op zolder behoef te zetten. Dat is eigenlijk het standpunt, waarvan Burgemeester en Wethouders zijn uitgegaan, n.l.: er moet iets gebeu ren. Dat is het axioma, dat bij Burgemeester en Wet houders vast stond en bij mijn weten was er niet één lid van het college, dat er anders over dacht. Ik kom zoo tot den heer Westra, die in het begin van zijn betoog zijn verwondering heeft uitgesproken over de eenstem migheid in het college, 't Is waar, de heer Fransen heeft dit voorstel niet letterlijk gezien want toen was hij reeds ziek precies zooals het hier ligt en zooals het in de vergadering van Burgemeester en Wethouders wél aan de andere heeren is voorgelezen, maar ik kan toch wél zeggen, dat het voorstel, dat er iets moest gebeuren met de Peperstraat, hetzij verbreeding of reparatie van de huizen en het voorstel tot verbreeding als zoodanig in de vergadering van Burgemeester en Wethouders met aigetneene stemmen is aangenomen. Dat ook de heer Fransen daarin meeging, blijkt ook wel uit het advies van de commissie voor Openbare Werken, dat ook mede door den heer Fransen is onderteekend. Al mag dus de heer Fransen de uitwerking van het principieele besluit niet hebben meegemaakt, hij is toch met Burgemeester en Wethouders meegegaan, toen door hen werd voorgesteld aan den Raad een voorstel tot verbreeding van de Peperstraat, die reeds zoo lang is uitgesteld, te doen. Nu komt men hier met allerlei bezwaren tegen die verbreeding. Deze bezwaren zijn tot een drietal punten terug te brengen; er zijn bezwaren genoemd uit een oogpunt van verkeer, uit een oogpunt van aesthetica en uit een financieel oogpunt. Ik zou graag die drie be zwaren iets nader onder de oogen willen zien en ik kom dan vanzelf tot de opmerkingen, die door de verschil lende sprekers zijn gemaakt. Wat de kwestie van het verkeer betreft, herinner ik mij nog een lezing of een voordracht te hebben mee gemaakt van den heer Henri Polak naar aanleiding van de kwestie over de demping der grachten. Deze zei toen o. a., dat hij hier in Leeuwarden de moeite had genomen om ergens op den hoek van een drukken weg een kopje koffie te drinken, dat hij daar een uurtje had zitten uit kijken, maar dat het daar den meesten tijd zoo stil was, dat je haast wel kon schieten door de straat. Ik herinner mij ook, dat ik mij toen als Burgemeester eerst eenigszins verontwaardigd heb gevoeld, dat men van ons goede Leeuwarden zooiets durfde zeggen, maar, de heer Polak mag dan misschien een beetje ongelijk hebben gehad, men moet naar den anderen kant ook niet overdrijven en over het verkeer in Leeuwarden niet spreken, alsof wij hier ten slotte in een wereldstad zouden zijn. Wat is de bedoeling van het verkeer door de Peper straat Enkele sprekers hebben gesproken over groote verkeerswegen van Oost naar West en in dat verband genoemd de Nieuwestad en de Peperstraat, maar ik geloof nog steeds dat, nog meer dan op het oogenblik al het geval is, men zal trachten het doorgaand verkeer buiten het centrum van de stad om te laten gaan. Met dat doorgaande verkeer bedoel ik niet alleen het verkeer van Groningen naar Harlingen, maar ten opzichte van de kern van de stad beschouw ik het ook als doorgaand verkeer, wanneer b.v. een vrachtrijder eerst een pakje moet brengen naar de Groene Weide en daarna naar de Alma Tademastraat. Wat heeft toch de winkelier aan dat doorgaand verkeer; daarmee kan men hoogstens bereiken dat het de menschen van de straat af toetert of dat men onder de modder komt. Dat verkeer heeft de winkelier veel liever niet, hij heeft veel liever rustige menschen voor zijn etalages en een verkeer dat andere menschen niet hindert; hij heeft veel liever dat b.v. een boer van buiten nu de boeren zich meer en meer een auto gaan aanschaffen met zijn auto bij hem voor de deur kan komen en deze daar even kan laten staan, 0111 zijn boodschappen te doen. Ik beschouw dan ook de verbreeding van de Peperstraat niet anders dan als een verbetering van het locale verkeer, niet voor het doorgaand verkeer, noch voor het internationaal, noch voor het nationaal, noch voor het provinciaal verkeer, maar alleen als een verbetering ten opzichte van het verkeer in de kern van de stad. En ik beschouw, als ook t. z. t. de straat tot den Ossckop wordt verbreed, dit ook niet anders dan als een verruiming van het plaatselijk verkeer, welke verruiming toch absoluut geboden is. Indien men werkelijk een grooten verkeersweg wil gaan maken, moet men toch niet aankomen met een voorstel om een rijweg te maken van 7.20 Al. breed, dan moet men toch minstens voorstellen een rijweg van 12 M. te maken. Een weg van 7.20 M. is geen rijweg voor een sterk doorgaand verkeer, daarvoor heeft men minstens 12 M. breedte noodig. De Peperstraat moet een straat zijn of worden, waarin de menschen met hun auto tot voor de deur van den winkel kunnen komen, waar ook de bakker en de kruidenier met zijn auto tot voor de deur kan rijden, waar ook een vrachtauto bepaalde waren kan brengen en waar behalve bakker, kruidenier en slager met hun auto's die toekomst is niet zoo heel ver meer verwijderd ook de melkboer met z'n auto voor de deur kan komen De heer Vromen: En de Reiniging. De Voorzitter: Ook de Reiniging moet daar kunnen komen en er zal dan ook nog wat passage moeten over blijven voor de menschen, die willen passeeren. Ik geloof dat ieder, niet alleen uit Leeuwarden maar ook uit andere plaatsen, dat aangenaam zal vinden. Het doorgaand verkeer echter moet eenigszins langs den buitenkant van de kern van de stad worden om gelegd, en daar zijn wij al druk mee bezig. Langs Rui- terskwartier, Nieuweweg, Keizersgracht, enz. gaat dat verkeer al buiten de kern om, zoo kan men ook eveneens de Bleeklaan beschouwen en ook de Spanjaardslaan is als een dergelijke weg te beschouwen. Maar ik ben overtuigd dat het eigenlijke stadsverkeer, dat zooals mevrouw Buisman ook al heeft gezegd wél dwars door de kern heengaat, om langs den kortsten weg het punt te bereiken, waar men moet zijn, wel degelijk met deze verbetering zal worden gediend. Voor een groote verkeersweg is een dergelijke straat met een rijweg breedte van 7.20 M. niet berekend. Die breedte is nog niet definitief beoordeeld en ook de soort van bestrating is nog niet definitief vastgelegd, maar Burgemeester en Wethouders komen daar nog op terug en dan zal mis schien een breedte van 7.20 M. worden voorgesteld, zoodat dan de trottoirs iets breeder worden gemaakt en de rijweg iets smaller, omdat men het in een dergelijke straat in hoofdzaak van het loopend verkeer en niet van het rijverkeer moet hebben. Wat de kwestie van de aesthetica betreft, de een vindt het misschien prachtig dat er een groot gat komt in de huizen langs den Wirdumerdijk en de ander niet. Ik kan wel zeggen dat wij met den heer Gratama over deze kwestie hebben gesproken en dat deze als zijn méening heeft te kennen gegeven dat er, nadat de tegen woordige huizen zijn afgebroken, met de bebouwing van de 675 M2. daarvoor vrijkomenden grond een uitstekende aesthetische oplossing zal zijn te vinden. En daar komt bij en dit wil ik hier namens Burgemeester en Wet houders wel mededeelen dat Burgemeester en Wet houders wel degelijk van oordeel en ook van plan zijn. om eventueel, als het zoover komt, niet anders voor Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Januari 1930. 19 stellen bij den Raad in te dienen, dan nadat zij de ver zekering hebben, dat op den overblijvenden grond een pand zal verrijzen liefst één pand dat aan alle j mogelijke aesthetische eischen voldoet. Burgemeester en Wethouders zouden zich eigenlijk zoo willen uit drukken: wij ontvangen liever een tikje minder voor den grond, mits dan ook een plan wordt overgelegd, dat naar aller oordeel aan de eischen voldoet, dan dat wij het uiterste uit den grond halen, maar ten slotte als liet gebouw er is, moeten zeggen: had het er maar nooit gestaan. Uit aesthetisch oogpunt is de zaak dus ook op te lossen. Nu de financieele kwestie. Er is gesproken over die dure Peperstraat, waar nu nog weer een 40.000. bij zal komen. Ik wil hierbij dit op den voorgrond stellen: den strop van de Peperstraat hebben wij, die is er en dien raken wij nooit weer kwijt, 't zij dat we de huizen verkoopen of de straat verbreeden. Dien strop hebben wij nu niet gekregen, maar toen we de huizen hebben aangekocht en de prijzen daarvan terugliepen. Dat er dus een paar ton in die huizen blijft zitten, daarvan ben ik overtuigd. Burgemeester en Wethouders staan nu op dit standpunt: Financieel ontvangen wij er op het oogenblik jaarlijks uit 14.000.maar wij leggen er per jaar nog 7000.op toe. Indien wij nu met den strop, dien wij eenmaal hebben en dien wij tóch nooit kwijt raken niemand zal toch een weg weten om het kapitaal, dat wij er in hebben gestoken, er weer uit te halen met hetzelfde geld, dat wij er op het oogenblik bij moeten leggen, kunnen bereiken: ten eerste, dat wij deze oude krotten wordende huizen niet meer behoeven te onderhouden, ten tweede, dat wij krijgen een ver- breede Peperstraat en ten derde, dat wij daar zullen krijgen een mooi, hoog opgetrokken gebouw, aanslui tende bij de omgeving en met een donkere dakbedekking, dus een flink, aesthetisch gebouw en wij dan toch on geveer hetzelfde bedrag als nu zullen moeten blijven toebetalen, dan zal niemand toch meer bezwaren kunnen hebben tegen het door Burgemeester en Wethouders bij den Raad aanhangig gemaakte voorstel. Dan zal nie mand er tegen zijn, om dat plan door te voeren, indien men het er werkelijk mee eens is, dat het bedrag het zelfde zal blijven als de strop, die er op het oogenblik al is en dan krijgen wij mooie winkels aan een breede straat, die ook het verkeer niet het internationale verkeer maar het plaatselijk verkeer ten goede zal komen. Waarom zou men het dan niet doen Nu is aan Burgemeester en Wethouders het verwijt gericht: wij vinden het niet mooi, dat gij ons geen be rekening hebt voorgelegd. Naar onze meening hebben wij echter de volledige berekeningen aan den Raad overgelegd, wij hebben alleen niet de cijfers onder elkaar gezet en ze niet bij elkaar opgeteld of van elkaar afge trokken; wij meenden dat ieder Raadslid dat zelf wel kon doen. Er is slechts één factor, die ontbreekt en dat is het cijfer van den grond. Nu wordt er gevraagd, daar over een besloten vergadering te houden, opdat Burge meester en Wethouders daaromtrent gegevens zullen kunnen verstrekken, maar ik zou zeggen: och, laten wij dat maar niet doen, want Burgemeester en Wethouders weten dien prijs óók niet. Die zal geheel van de om standigheden afhangen, maar Burgemeester en Wet houders kunnen zich ook niet helder voorstellen, wat bij verkoop deze grond zal opbrengen, al meenen zij dat er een behoorlijke prijs voor moet komen en tevens dat daar een behoorlijke bebouwing moet komen, dat staat vast. Lukt dat niet direct, dan laten Burgemeester en Wethouders liever kalm den grond een jaar liggen, tot er iemand komt, die den grond wel wil koopen. Burge meester en Wethouders zijn zeker niet van plan, den grond a tout prix te verkoopen en het zullen ook niet alleen de groote zaken in Leeuwarden zijn, waaronder Burgemeester en Wethouders de koopers verwachten; ik wil dit wel in openbare vergadering zeggen, dat wij wel hebben gemerkt, dat er wel meer groote zaken in ons land zijn, die wel eens een begeerig oog hebben geslagen op grond in Leeuwarden. Ik zeg heelemaal niet, dat zij hun oog op dezen grond zullen laten vallen, maar als men hier voor een pand in die omgeving met den grond een prijs biedt, die hier op neer komt, dat, als die koop was doorgegaan en die is niet om den prijs overgegaan maar om een andere reden men dan voor dien grond zou hebben betaald een prijs van 1000.— per M2., dan mag ik zonder overdrijving toch wel zeggen, dat ik een prijs van 60.— voor dezen grond, wel wat aan den heel lagen kant vind De heer Peletier: Aan den voorzichtigen kant De Voorzitter: Ik zou op het oogenblik nog direct geen 0 achter dien prijs willen zetten, maar ik zou toch meer geneigd zijn otn daar een 0 achter te zetten dan hem zoo te laten. Burgemeester en Wethouders willen absoluut geen voorspelling doen, omdat zij dat niet kunnen doen, de tijd zal het wel leeren, maar met een eenigszins behoorlijken prijs in zijn hoofd kan ieder voor zich toch wel een berekening opzetten. De grond zal toch heusch wel een paar honderd gulden per M2. op brengen, zoo'n prijs vind ik in 't geheel niet te hoog, na wat er de laatste jaren is gemaakt. Als er nu b.v. een paar honderd gulden per M2. voor den grond wordt gemaakt, dan blijft er een verlies van 14.000.per jaar; een ieder kan die berekening maken, de cijfers staan hier. En gesteld, dat men dat bedrag niet voor den grond zou maken en dat dus het verlies iets hooger zou oploopen dan 14.000.het verlies, dat men hééft, daar komt men toch nooit af heeft men dan toch ook niet iets over voor de verbetering van het plaatselijk, zuiver lokaal verkeer in de kern van de stad Wat het bezwaar van den heer Westra betreft, dit zal toch wel een beetje meevallen. Als daar een behoorlijke ruimte wordt gekregen, zullen botsingen wel niet zoo veel voorkomen, die kunnen de wereld wel uit worden geholpen. Dergelijke argumenten, dat daar van vier zijden een kruising van wegen zal komen men moet nu ook al oppassen, dat men niet met de fiets oprijdt tegen een handwagen, die plotseling uit de Peperstraat komt mogen toch niet dienen als motief om de Peperstraat niet te verbreeden. De aesthetische bezwaren van den heer Westra kan ik ook heel kort beantwoorden ik geloof dat deze ondervangen worden, wanneer ik zeg dat Burgemeester en Wethouders den grond niet anders zullen afstaan, dan wanneer zij overtuigd zijn dat daarop een aesthe tische bebouwing zal komen. De motieven van den heer Westra, dat hij dit als een grooten verkeersweg beschouwt, heb ik al beantwoord, door te zeggen, dat de verbreede Peperstraat moet worden beschouwd als een beteren verkeersweg door de kern van de stad. Een ander feit is dat de heer Westra zich heeft ver wonderd over de eenstemmigheid inzake deze kwestie. Ik heb mij daarover echter nooit verwonderd, want ik heb altijd gemeend, dat daaromtrent hier al eenstemmig heid was. De heer Peletier heeft over een paar speciale zaken gesproken, hij heeft het gehad over urgentie van deze zaak en hij heeft gezegd, dat het een slechte zaak is voor de gemeente. Wat de urgentie betreft, dat is een kwestie hoe men het opvat. Zeker, wij redden ons ook nog wel, als de huizen in de Peperstraat niet worden afgebroken, dus in zooverre geloof ik ook wel, dat de toestand nog wel zoo kan blijven, dan zal alleen misschien morgen weer een fietsrijder tegen een handkar, die uit de Peperstraat komt, oprijden en dan zal de slechte verbinding tusschen Voorstreek en Nieuwestad niet voor auto's maar voor fietsrijders, enz. nog wat blijven bestaan, maar de urgentie van de zaak moeten wij zoo zien, dat wij op het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 8