20 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Januari 1930.
oogenblik hebben te kiezen of te deelen. Daar komt het
op neer.
Dat de kwestie van de Peperstraat een heele slechte
zaak is voor de gemeente, weten wij allen wel; daar
kunnen wij wel lang en breed over spreken, maar dat
moeten wij onzen voorgangers, die over die zaak iets te
zeggen hebben gehad, vertellen, daar behoeven wij ons
niets van aan te trekken. Als wij het nu maar niet slech
ter maken met de verbreeding en dan geloof ik toch dat
dit mogelijk is en dat wij het er niet slechter mee zullen
maken.
De heer J. de Boer heeft ook over dit voorstel ge
sproken en deze vond, dat dit zou worden een nieuwe
verkeersweg van de Keizersgracht naar de Nieuwestad.
Ik ben dat, zooals reeds gebleken is, niet met den heer
De Boer eens, ik zie dezen weg veel liever ten bate van
het groote publiek. Men moet toch ook bedenken, dat
het groote verkeer niet meer alleen bestaat uit luxe
auto's en men moet zich niet meer voorstellen, dat daar
naast alleen rijke menschcn nog in een auto zitten, maar
het autoverkeer voor zakelijke belangen neemt zoo ge
weldig toe, dat dit langzamerhand het verkeer met wer
kelijke luxe-auto's overvleugelt. Als een zakenman met
z'n Chevrolet een aanrijding heeft met een vrachtauto,
staat er wel in de krant: botsing tusschen een vracht
auto en een luxe-auto, maar de ,,luxe" is in dat geval
heel ver te zoeken; het betreft dan slechts zaken-auto's
waar personen in zitten. Het verkeer met zaken-auto's,
waarin uitsluitend goederen worden vervoerd, neemt
hand over hand toe en ook deze auto's hebben meestal
met de binnenstad absoluut niets te maken. Ik geloof
dan ook, dat de bewoners van Nieuwestad, Wirdumer-
dijk en Voorstreek veel liever hebben, dat deze auto's
langs de kern van de stad heen gaan, dan dat zij de
menschen, die daar Ioopen, onder den modder spatten.
Verder kan ik den heer De Boer wel de verzekering
geven, dat Burgemeester en Wethouders hun eerste en
eenige zorg aan de bebouwing zullen geven en dat zij
zullen eischen dat een speciaal bevoegde kracht daar
aan zijn medewerking zal verleenen. En mocht dat niet
een bevoegde kracht zijn, maar het wordt tóch mooi,
dan heeft deze daarmee wel getoond, dat hij een be
voegde kracht is.
De heer Vromen vindt deze zaak moeilijk. Ja, Burge
meester en Wethouders vonden dat ook, ik kan het niet
anders zeggen, maar Burgemeester en Wethouders
meenen dat de Raad nu een beslissing moet nemen en
daaom komen zij met deze voorstellen. De heer Vromen
is bang voor de aesthetische gevolgen, wanneer het
pand van den vroegeren boekhandel van Eekhoff wordt
afgebroken. Ik geloof echter niet, dat hij daaromtrent
bevreesd behoeft te zijn; de heer Gratama heeft toch
ook niet gezegd: doe het asjeblieft niet, maar hij heeft
verzekerd, dat daar met de bebouwing een zeer goede
oplossing zal kunnen worden gevonden.
De heer Vromen heeft gezegd: ons ontbreekt een be
rekening. Ja, het eenige wat ik zou weten dat den Raad
ontbreekt, is, zooals ik straks reeds heb gezegd, de prijs
van den toekomstigen bouwgrond. Burgemeester en
Wethouders hebben dat expres zoo gedaan, zij hebben
gevraagd: wat moeten wij er in zetten; laat ieder voor
zich er maar een prijs in zetten al naar hij optimist is
of pessimist. Burgemeester en Wethouders hebben daar
voor ook geen cijfer kunnen noemen en de berekening,
die de heer Vromen wil, is eigenlijk deze, dat men uit
de cijfers, die hier staan, alles kan zien.
De raming van een bedrag van 40.000.voor de
verbreeding hebben Burgemeester en Wethouders er
daarvoor expres ingezet. Ik wil daarmee niet zeggen dat,
als Burgemeester en Wethouders straks met de defini
tieve plannen komen, dat bedrag niet misschien nog met
iets moet worden aangevuld en dat het niet 41.000.
of 39.500.kan worden
De heer Vromen: 60.000.
De Voorzittermaar met een raming van
40.000.zal er toch niet veel aan mankeeren. Daar
voor zal de zaak ongeveer in orde kunnen worden ge
maakt en Burgemeester en Wethouders meenden dat
ook te moeten zeggen, opdat de Raad een volledig over
zicht zou hebben van alle financiëele gevolgen.
De wijze van bestrating, als dit voorstel wordt aan
genomen, staat nog niet vast, waar Burgemeester en
Wethouders toch nog bij den Raad moeten komen om
definitief de zaak in kalk en cement te zetten. De be
doeling is dat de Paardepijp tot 12.5 M. wordt verbreed,
de juiste hoogte, waarop de straat zal moeten komen
te liggen, zoo, dat de aesthetica wordt gediend en tevens
het verkeersbelang, zal nog nauwkeurig worden onder
zocht. Den grond zullen Burgemeester en Wethouders
niet zoo maar beschikbaar stellen, maar eerst zal om
trent de bebouwing zeer zeker aesthetisch advies wor
den gevraagd en ook de hoogte van de brug zal nog
nader worden overwogen, want met een platte brug zou
men daar een leelijk stadsbeeld krijgen.
Burgemeester en Wethouders meenen dus het verwijt:
ons ontbreekt geheel een rekening, niet tot zich te kun
nen nemen; zij kunnen ook niet meer geven.
Ik meen hiermee het voorstel van Burgemeester en
Wethouders voldoende te hebben toegelicht. Burge
meester en Wethouders meenen bij dezen stand van
zaken, zooals die op het oogenblik is, n.l. nu wij die
huizen aan de Peperstraat hebben, dat er iets gedaan
moet worden. Wat er gedaan zou worden, als wij ze
niet haddendaarover zullen wij hier nu maar niet spre
ken; wij hebben ze nu eenmaal. De gedachte, om die
huizen te verkoopen, is hier thans voor het eerst te berde
gekomen en als iemand daarvoor voelt, laat hij daartoe
dan een voorstel hier in den Raad doen; dan kan men
zien, welke richting de Raad uit wil en of dat voorstel
sneuvelt of niet. Maar zoolang dat voorstel niet is ge
daan en niet is aangenomen, blijven Burgemeester en
Wethouders er bij, dat er iets moet worden gedaan en
dan vinden zij het zoowel voor de verbetering van het
locaal verkeer als uit aesthetisch oogpunt het beste, dat
hun voorstel wordt aangenomen.
De heer Vromen: lk zou nog wel een enkele opmer
king willen maken. In de eerste plaats meen ik dat uit
L'w heele betoog volgt de redeneering van Burgemeester
en Wethouders, dat Burgemeester en Wethouders, tot
nu toe in den Raad niets anders vernomen hebbende,
dan dat de Peperstraat moest worden verbreed, geen
reden hadden om de zaak anders te bekijken. Dat is in
de eerste plaats niet heelemaal juist; er is in de sectie
vergadering zooals in het Sectieverslag is te vinden
en bij de begrootingsdiscussies wel degelijk gezegd
en daarbij zijn wel degelijk stemmen opgegaan, dat men
voor deze verkeersverbetering in deze vergadering niet
zoo heel erg veel voelt. Dat daartegen nooit een stem
is opgegaan, zoodat Burgemeester en Wethouders niet
konden vermoeden, dat er leden zouden zijn, die hier
voor niet voelden, is dus niet heelemaal juist; zelfs in
de laatste begrootingsvergadering is dat nog gebleken.
Door deze opvatting van Burgemeester en Wethouders
komt het echter, dat het heele gezichtspunt, waaruit
Burgemeester en Wethouders deze zaak hebben beke
ken, is, óf dat de panden moeten worden afgebroken,
de Peperstraat verbreed en de bouwgrond zal moeten
worden verkocht, óf dat men de huizen zal moeten her
stellen en blijven verhuren; met de derde mogelijkheid
van liquidatie van den strop, door de huizen te verkoo
pen, is geen rekening gehouden. Ik geef toe, dat het een
heel moeilijke rekening zou wezen, maar Burgemeester
en Wethouders hadden zichzelf toch ook moeten afvra
gen, hoe de financiëele gevolgen zouden zijn, als men
de zaak verkoopt, zooals die is en hoe de financiëele
gevolgen zullen zijn, als men de Peperstraat wèl ver
breedt. lk kom tot de conclusie uit de berekening, die
de Burgemeester zelf heeft gegeven, dat de hier gegeven
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 28 Januari 1930.
21
oplossing een kapitaalverlies zal beteekenen van
293.000.Dat leert een eenvoudige rekensom. De
panden hebben ons tot nog toe gekost 388.000.er
komt nu bij _voor de verbreeding van de straat ruim
40.000.-, zoodat de totale kosten worden 428.000.-.
De prijs van den grond, die door den Voorzitter zeer
hypothetisch is geschat op 200.per M-„ zou in dat
geval bedragen 135.000.-ergo blijft er een verlies
van 293.000.
De financiëele vraag, welke zich hierbij voordoet, is
nu deze: zal de strop veel kleiner worden, wanneer de
huizen zoo worden verkocht? Die vraag hebben Burge
meester en Wethouders heelemaal niet onder het oog
gezien en dat is mijn groot bezwaar tegen dit voorstel;
ik had gewild dat men een berekening had gemaakt van
deze oplossing en van andere oplossingen.
Over de andere opmerkingen, die de Voorzitter heeft
gemaakt bij zijn verdediging van dit voorstel uit een
aesthetisch en een verkeersoogpunt, zal ik niet veel
meer zeggen. Mijn aesthetisch bezwaar was niet, dat het
vroegere huis van Eekhoff, zooals dat nu is, zal worden
afgebroken, maar dat bij uitvoering van dit voorstel alle
aandacht van het Naauw zal worden getrokken. Het is
niet mijn bezwaar dat het pand-Eekhoff zal worden af
gebroken en dat dit moet blijven, zooals het is er zal
daarvoor wel een beter pand in de plaats kunnen komen
ei, als de panden worden verkocht zal het ook wel be
langrijk verbeterd worden maar mijn aesthetisch be
zwaar is, dat het geheele stadsbeeld, dat zich daar con
centreert op den doorkijk door het Naauw, zal worden
veranderd. Dit bezwaar kan m. i. niet worden ondervan
gen. Het mag dan zijn dat de heer Gratama heeft mee
gedeeld, dat daar een zeer goede aesthetische oplossing
is te vinden, maar ik weet ook niet, hoe hem de zaak is
voorgelegd. Als het zoo is, als Burgemeester en Wet
houders hier de zaak voorstellen, dus dat zij er geen
oogenblik aan hebben gedacht om de straat niet te ver-
breeden en zij hebben tegen den heer Gratama gezegd:
de straat moet verbreed worden, dan is er in dat raam
natuurlijk wel een aesthetische oplossing voor de be
bouwing van de straat te vinden. Dan zijn er, als de
straat is verbreed, wel bepaalde eischen aan de bebou
wing te stellen, hoewel dit de waarde van den grond
waarschijnlijk niet gunstig zal beïnvloeden. Dat is echter
niet mijn hoofdargument.
Ik blijf bij mijn bezwaar, dat van de zijde van Bur
gemeester en Wethouders, ofschoon zij wel hadden
kunnen weten, dat er in den Raad stemmen zijn opge
gaan, die niet zooveel voor deze verbreeding voelden
en dat er tevens hier op gewezen is dat, als er sprake
is van verkeersverbetering, daarvoor dan wel andere
punten kunnen worden aangewezen ik heb zelf juist
bij de begrooting gewezen op de Prins Hendrikstraat
en een eventueele verbreeding van de Doelesteeg qua
verkeersbelang, waarvoor Burgemeester en Wethouders
niet zooveel voelden niet onder de oogen is gezien
om van deze oplossing af te stappen en de panden te
verkoopen. Naar mijn meening zou het college dan, wat
de financiën betreft, tot de conclusie zijn gekomen, dat
daarmee kans zou zijn op een veel kleiner strop dan van
293.000.het bedrag, dat voor deze verkeersverbe
tering, die van zoo weinig belang is, is aangegeven. Het
verschil in strop zullen wij bij de andere oplossing ook
alleen kunnen schatten, maar het lijkt mij toe, dat de
woningen meer zouden opbrengen dan thans de grond
alleen.
De heer Visser: lk zou een vraag willen stellen. De
heer Vromen komt met een bedrag van 293.000.dat
de strop grooter zal worden
De heer Vromen: Neen.
De heer Visser: Ik begrijp de becijfering van den heer
Vromen niet. Ik ga uit van deze gedachte: wij verliezen
14.000.huur per jaar, als wij dat kapitaal ramen op
2 ton, maar de gedachte, waar men dan van uitgaat, is,
dat die 14.000.— huur stabiel zal blijven en dat de
woningen dezelfde waarde zullen houden, Die gedachte
brengt men hier naar voren. Ja, maar dat is niet zeker.
De gedachtengang van den heer Peletier is deze, dat wij
tot in lengte van jaren altijd 14.000.huur zullen
kunnen ontvangen, maar ik hoor van den Voorzitter, dat
de kwaliteit van de huizen zoodanig is, dat men voor-
loopig voor verbetering 30.000.zal moeten besteden,
maar dal er straks misschien wéér kosten zullen moeten
worden gemaakt. Als werkelijk de huizen niet solide
meer zijn wel niet bouwvallig, maar toch zullen ze
het binnen enkele jaren worden dan moet men toch
bij een behoorlijke becijfering niet deze gedachte uit
spelen, alsof men daarvan tot in lengte van jaren
14.000.huur zou kunnen ontvangen. Dat is toch een
twijfelachtig element in dit proces.
Ik zou dit willen zeggen. Van die 2 ton hebben wij
renteverlies, maar daar staat tegenover datgene, wat de
verkoop van den grond opbrengt, dus het verlies aan
kapitaal wordt genivelleerd door de waarde, die de
grond bij verkoop opbrengt, lk begrijp dan ook niet
goed, wat de heer Vromen heeft gezegd, n.l. dat er een
strop blijft van 293.000.Wij verliezen de huur van
het kapitaal, maar daar staat tegenover de opbrengst
van den grond bij verkoop; de rente, die wij verliezen,
wordt dus genivelleerd door de rente van de koopsom
van den grond.
De heer Westra: lk wensch ook nog een enkele op
merking te maken. Zoowel U als enkele heeren voor
standers van dit plan hebben breed uitgemeten den prijs,
die eventueel zal worden gemaakt voor dezen grond, er
is zelfs een prijs genoemd van 600.per M2. Ik kan
mij niet aan de zijde scharen van die optimisten, maar
daarom behoeft de heer Dijkstra hier niet de vriendelijke
opmerking te maken, dat wij hier blijkbaar andere be
langen verdedigen. Wij verdedigen hier geen andere be
langen dan het algemeen belang. Het is mij echter be
kend, dat een pand van ongeveer dezelfde oppervlakte
en in elk geval ook staande op prima stand, dezer dagen
is verkocht tegen een prijs, die niet op den hier genoem
den grondprijs lijkt. Als men zich werkelijk bij de opti
misten hier zou kunnen scharen en die grond dus wer
kelijk die waarde zou doen, dan zou die grond mét op
stand toch nog een meerdere waarde vertegenwoordigen
en dan geloof ik dat wij den strop, die hier zoogenaamd
bestaat, ook wel zouden kunnen wegcijferen, omdat de
panden de waarde, die zij indertijd hadden en die be
oordeeld moet worden naar de waarde, die daarvoor
betaald is, dan nog wel zouden hebben. Als wij dus de
beschikking hebben over al die panden, zal de opbrengst
zeer zeker belangrijk grooter worden en dan zal dus
de strop heelemaal niet groot zijn wanneer wij óf de
panden verkoopen öf wel ze zoodanig verbouwen, dat
wij er weer een behoorlijke huur voor kunnen krijgen.
Want dat laatste is ook een mogelijkheid, die bestaat.
Men heeft hier maar star vastgehouden aan verbreeding
van de Peperstraat, omdat, zooals de Voorzitter zegt,
de Raad niet anders heeft beslist. Maar de Raad van
1917 was toch iets anders dan de Raad van 1930
De heer H. de Boer (wethouder)Nou
De heer Westra: Ik zal niet zeggen dat deze Raad
beter is, maar in die 13 jaar is er toch zeker iets ge
schied en hebben wij een anderen kijk op dergelijke din
gen gekregen. Als Burgemeester en Wethouders nu op
dit moment verklaren: wij hebben geen ander besluit
dan dat van 1917, dan is het maar gelukkig, dat dit be
sluit nog van 1917 dateert, want anders zou men zich
misschien ook nog beroepen op een besluit van 1719.
lk geloof, dat dit niet een motief kan zijn. Men heeft de
waarde van dit kleine beetje grond van 675 M2., dat