30 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Februari 1930. begroot op 2 van het loon, terwijl de Raden van Arbeid ten minste 2.3 c/c van het loon zullen vragen. Met verwijzing naar de ter inzage gelegde stukken geven wij U op grond van het bovenstaande in over weging te besluiten de gemeente Leeuwarden ten be hoeve van de ziekteverzekering ingevolge de Ziektewet te doen toetreden tot de „Algemeene Bedrijfsvereeniging voor Ziekengeldverzekering", gevestigd te Amsterdam, en ons College te machtigen te dezer zake het noodige te verrichten. öe beraadslagingen worden geopend. De heer Botke: De Raadsbrief, die betrekking heeft op dit punt van de agenda, is in onze fractie uitvoerig besproken en daar bleken de meeningen betreffende het voorstel niet onverdeeld gunstig. De opmerking werd gemaakt, dat het twijfelachtig is, dat de bedrijfsveree niging in de toekomst zal kunnen volstaan met een om slag van 2 van het loon en of aansluiting bij een bedrijfsvereeniging op den duur wel goedkooper zal zijn dan aansluiting bij den Raad van Arbeid. Dat was, oor deelde men, lang niet zeker. Maar daar valt m. i. niets van te zeggen, omdat men daaromtrent nog geen onder vinding heeft opgedaan. Ik voor mij en meerdere van mijn fractiegenooten kunnen in het voorstel van Burgemeester en Wethouders meegaan en wij zullen dus daar voor stemmen, maar wij willen ons de vrijheid voorbehouden om later, als dit in verband met de uitkomsten van een en ander noodig mocht blijken, op deze zaak terug te komen. De heer Van der Veen: Ik zou kunnen beginnen met dezelfde redeneering als de heer Botke, maar ik meen er speciaal op te moeten wijzen dat in een van de des betreffende stukken, die in de portefeuille lagen, stond, dat men pas als de zaak een jaar had gewerkt, zou kun nen bepalen, hoe hoog de omslagpremie, die de ge meente zal moeten betalen, zal moeten zijn. Het is dus nog zeer de vraag, of die premie niet hooger zal worden dan hetgeen door den Raad van Arbeid als verplichting wordt gesteld. Daarbij komt nog dat stond niet in de stukken, althans ik heb het niet gezien, maar dat heb ik gehoord dat, als de gemeente zich aansluit bij de bedrijfsvereeniging, zij dat moet doen voor den tijd van 3 of van 5 jaren, in ieder geval voor een aantal jaren, zoodat de gemeente dan dus niet zoo vrij staat als wan neer zij zich aansluit bij den Raad van Arbeid, waarbij het haar te allen tijde vrije staat om een eind te maken aan de overeenkomst. Waar dat blijkbaar het geval is, heb ik dan ook bezwaar om voor dit voorstel te stem men. De Voorzitter Burgemeester en Wethouders willen den heer Botke wel nazeggen, dat ook zij zich de vol ledige vrijheid voorbehouden om, als blijkt dat deze re geling nadeeliger is voor de gemeente dan een andere, hierop terug te komen. Dat staat natuurlijk ieder vrij, dus ook Burgemeester en Wethouders en ook den Raad en ik zou zelfs zeggen dat Burgemeester en Wethouders in een dergelijk geval verplicht zouden zijn om er op terug te komen. Burgemeester en Wethouders hebben echter dit voorstel gedaan, omdat zij meenen, dat het in meer dan één opzicht aanbeveling verdient, zich bij een onderlinge risico-vereeniging aan te sluiten. De Raad heeft zich in principe daaromtrent al uitgesproken bij de Ongevallenverzekering wij zijn ook aangesloten bij de onderlinge Risico-Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten. Onze gemeente is vanaf 1907 lid van deze vereeniging en ik moet zeggen, tot onze groote voldoe ning. De zaken worden door „Centraal Beheer" te Am sterdam beheerd, het punt, waar alle onderlinge risico- vereenigingen van de gemeenten, van steenhouwers, van machinefabrikanten, enz. samenkomen. De aangeslotenen bij de verschillende vereenigingen dragen met elkaar de gevolgen van de ongevallen, die in de verschillende be drijven naar voren komen en of er dus hier een ongeval voorkomt behalve een vrij groot het komt er niet op aan; wat de ongevallen in machinefabrieken of steen- houwersbedrijven betreft, dat kan den gemeenten niet schelen, want wij hebben alleen te doen met het onge- vallencijfer van de gemeentebedrijven, dus met de on gevallen, die bij de gemeentebedrijven, ook in andere gemeenten, voorkomen bij ongeveer dezelfde bedrijven als gasfabrieken, waterleidingbedrijven, bediening van bruggen, enz. De Raad heeft dus, toen de gemeente zich daarbij heeft aangesloten, reeds in principe aanvaard, zich aan te sluiten bij een onderlinge verzekering, samengesteld door dezelfde soort van bedrijven en nu meenen Burge meester en Wethouders ten opzichte van de ziektever zekering hetzelfde te moeten voorstellen. Wij zijn door „Centraal Beheer" te Amsterdam altijd zeer goed be handeld, men is daar altijd zeer coulant geweest, niet alleen door aan de gemeenten tegenover de Rijksorga nen, die zich op een zuiver wettelijk standpunt stelden, een zoodanigen steun te verleenen, dat de gemeenten bij degenen, die er over te beslissen hadden, werkelijk niet aan het kortste eind trokken, maar ook, door de gemeenten over het geheele gebied raadgevingen te ver strekken, wat nog elk jaar wordt gedaan. De gemeenten ontvangen elk jaar een overzicht van de ongevallen, welke zich in dergelijke bedrijven in andere plaatsen hebben voorgedaan, met een volledige omschrijving, hoe de ongevallen zijn gebeurd, zoodat men daaruit ook kan nagaan of voor een soortgelijk ongeval in het eigen be drijf ook kans bestaat. Dit is iets, wat men onverplicht maar alleen ter wille van de goede zaak doet. De be diening was dus altijd zeer coulant. Welk voordeel heeft nu de aansluiting bij de onder linge Risico-Vereeniging aan de gemeente gegeven Er is hier zoopas gezegd: wij kunnen op het oogen- blik niet over de ziektepremie oordeelen en ook indertijd is er in het begin gezegd: dat zal een duur zaakje wor den, als wij ons aansluiten bij een onderlinge Risico- Vereeniging; wij weten niet waar we aan toe zijn. Ook toen gebruikte men het argument van den heer Van dei- Veen, dat men na een jaar pas zou weten, hoe hoog de omslagpremie zou zijn, maar ik zou zeggen wat kan dat schelen, als die premie maar is beneden die van den Raad van Arbeid. Wij staan op het oogenblik voor pre cies hetzelfde geval als in 1907 en als elk ander jaar daarna met de ongevallenpremie, omdat men ook daarbij pas aan het eind van het jaar precies kan zeggen, welke omslag moet worden toegepast. Men heft jaarlijks wel een zeker bedrag, maar aan het eind van het jaar heeft er een verrekening plaats. En wat is nu uit de verre kening met „Centraal Beheer" gebleken? Dat wij vanaf 1907 tot 1928 nog geen 85 hebben betaald van de Rijksbankpremie, m. a. w. dat wij, als wij ons bij de Rijksbank hadden aangesloten, 1.zouden hebben moeten betalen, waar wij op het oogenblik nog geen 85 cent hebben betaald. Ik geef direct toe, dat er op den staat van omslagen van 1907 tot 1928 over een bepaald jaar een bedrag voorkomt, dat 121 was van de Rijksbankpremie dat was een jaar, waarin in ver schillende gemeenten ernstige ongevallen waren geweest - maar daar staat tegenover, dat er ook een jaar is geweest, n.l. in 1919, dat door de gemeente maar 46 dus nog minder dan de helft, van de Rijksbankpremie is betaald. Ik kan ook wel mededeelen, dat het eerste jaar het beste, dus in 1907, de omslag was 92 van de Rijksbankpremie en nu kan men wel zeggen het scheelt dus niet zooveel of men zich bij de Rijksbank of bij de Onderlinge Risico-Vereeniging had aangesloten, het geeft maar een verschil van 8 maar ik wil dan toch er op wijzen dat van 1907 tot 1928 de omslag slechts 84.99 dus nog geen 85 van de Rijksbank premie heeft bedragen. Zoo zal het vermoedelijk ook hier gaan. Ik vermoed, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Februari 1930. 31 dat men ook in Amsterdam nog niet waar zal kunnen maken, dat de omslagpremie 2 van het loon zal zijn, maar op grond van de groote ervaring die zij daar ge durende een reeks van jaren hebben op verzekerings- gebied, kan men wel aannemen, dat zij het cijfer niet hebben gedrukt met te zeggen: wij moeten onder den Raad van Arbeid blijven, want dan lijkt het wat mooier. Ik sta nog al eens in contact met deze bedrijfsvereeni ging, ik ken het beheer van „Centraal Beheer" en ik ben er van overtuigd, dat zij dat niet hebben gedaan, maar dat zij werkelijk op grond van statistische gegevens de overtuiging hebben, dat men met een omslag van 2 van het loon toe kan. Dat zijn de voordeelen, welke Burgemeester en Wet houders in aansluiting bij deze bedrijfsvereeniging zien: en de financieele voordeelen én de zeer coulante behan deling èn de steun tegenover de Rijksorganen, die den zuiver wettelijken weg bewandelen, en daarom zijn Burgemeester en Wethouders voor aansluiting bij deze vereeniging. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met 22 tegen 3 stemmen aangenomen. Voor stemmen: de heeren Ritmeester, Tiemersma, Peletier, Dijkstra, Hofstra, H. de Boer, mevrouw Buis manBlok Wijbrandi, de heeren IJ. de Vries, Wester huis, Muller, O. F. de Vries, mevrouw Van DijkSmit, de heeren Feddema, Westra, B. Molenaar, Vromen, M. Molenaar, Botke, Lautenbach, Visser, Tamminga en Feitsma. Tegen stemmen: de heeren J. de Boer, Hooiring en Van der Veen. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van een verordening, houdende algemeene regelen ter bescherming van de belangen van derden in verband met rooilijnen, bouw verboden en uitbreidings plannen (bijlage no. 6). De beraadslagingen worden geopend. De heer IJ. de Vries: Ik zou een kleine opmerking willen maken. De algemeene strekking van dit voorstel wordt door onze fractie toegejuicht, wij kunnen aan alle kanten daarin meegaan, maar wij hebben een paar kleine opmerkingen omtrent twee van de artikelen. In de eerste alinea van art. 2 staat, dat er vergoeding kan worden gegeven voor geleden ernstige schade, dus wanneer iemand ernstige schade lijdt. Dat woord „ern stige" zouden wij willen schrappen; als iemand beweert schade te hebben geleden en als er werkelijk schade is. zouden wij willen, ook al is die schade betrekkelijk klein, dat die schade vergoed zal worden. Verder is over het algemeen de termijn, binnen welken bezwaar kan worden gemaakt, bepaald op 2 a 3 maan den, maar in art. 6 staat „De eigenaar is verplicht binnen een maand na ontvangst van het in artikel 5 bedoelde voorstel, aan Burgemeester en Wethouders schriftelijk opgave te verstrekken van den door hem aangewezen des kundige." Het komt ons voor dat die termijn in sommige gevallen te kort kan zijn, n.l. als iemand buitenslands woont, b.v. in Indië of Amerika. Dan zal zoo iemand binnen een maand niet aan die verplichting kunnen voldoen en dus zal één van tweeën moeten gebeuren: öf de termijn van één maand zal moeten worden veranderd in twee maanden, öf er moet een bepaling als deze aan worden toegevoegd: „tenzij de eigenaar buitenslands woont." De heer Muller: Het kan ook door middel van de radio. De heer IJ. de Vries: Dan zou misschien het lak duurder worden dan de brief en dat is toch de bedoeling ook niet. Als het telegrafisch of door middel van de radio moet gebeuren, wordt dat niet gratis gedaan; dat doet men misschien wel voor Politie en Justitie, maar voor zulke dingen zal het geld kosten en heel duur worden. Wij zouden dus graag deze kleine wijzigingen in het voorstel zien aangebracht, dat het woord „ernstige" in art. 2 wordt geschrapt en dat de termijn in art. 6 wordt veranderd in twee maanden. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik heb mij bij dit punt eigenlijk afgevraagd of de eigenaren van zaken aan de Nieuwestad zich eventueel ook op deze verorde ning zullen kunnen beroepen. Als de Nieuwestad wordt verlaagd zullen ook zij schade lijden aan hunne per- ceelen, maar is dat dan wel een rooilijn, die dan wordt vastgesteld? Dat zou dan toch een rooilijn zijn in verti cale richting De Voorzitter: Dat is een hoogtelijn. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ik geef direct toe, dat het natuurlijk wat anders is, maar zij zullen toch ook schade lijden aan hunne perceelen door het vast stellen van een andere lijn. De heer Tamminga: Mevrouw Buisman roert bij deze kwestie een punt aan, waaraan ik ook heb gedacht, toen ik het voorstel las en juist de verschillende dingen, die daarmee direct of indirect verband houden, hebben mij met genoegen kennis doen nemen van deze verordening. Ik héb wel eens zoo'n beetje den indruk, dat de morali teit bij de overheidsorganen niet altijd behoorlijk op peil is men versta mij wel, ik zeg bij de overheidsorganen en niet bij de overheidspersonen maar ik zal daar nu niet verder op ingaan. Ik heb ook altijd bij de verandering van de Nieuwestad in zekere mate een onbillijkheid ge voeld tegenover sommige eigenaren, en waar het ook meermalen voorkomt, dat de belangen van particulieren worden geschaad wanneer een rooilijn wordt vastgesteld en het uitbreidingsplan toegepast, ben ik het geheel met Burgemeester en Wethouders eens, dat vooral op billijk- heidsgronden deze verordening noozakelijk is. In ver band daarmee wil ik dan ook graag ondersteunen het voorstel van den heer IJ. de Vries inzake art. 2 en met betrekking tot de woorden „ernstige schade". Die woor den zijn mij te onbepaald. Wat is ernstige schade? Dat is moeilijk uit te maken, want het hangt af van verschil lende omstandigheden; iemand, die het heel goed doen kan, zal 1000.geen ernstige schade noemen, maar iemand, die slecht gesitueerd is, 'zal 50.al een ern stige schade vinden. En vooral omdat hier nu principieel zal worden beslist datr als er inderdaad schade wordt geleden, de gemeente verplicht is, deze te vergoeden, zou ik het op prijs stellen, dat het woord „ernstige" wordt geschrapt. Ik geloof, dat daardoor moeilijkheden zullen worden voorkomen, het woord „schade" is veel meer omlijnd en of er ten slotte 3000.of 100.— schade wordt geleden, in beide gevallen wordt toch een onbillijkheid begaan. Het principiëele is voor mij in deze kwestie beslissend en daarom zou ik het op prijs stellen dat er in art. 2 wordt gelezen „schade" zonder meer. Ook de tweede gedachte van den heer IJ. dé Vries ligt eigenlijk in dezelfde lijn. Er wordt in art. 6 een termijn genoemd van één maand, maar die termijn is wel wat heel kort. Het betreft hier ook een recht van den eigenaar om zich te verweren en ik geloof daarom ook dat het wensehelijk is, dat daar in plaats van één maand wordt gelezen twee maanden. Eenig bezwaar kan daar tegen, dunkt mij, in geen enkel opzicht zijn en ik geloof, dat deze wijziging een goede behandeling van een moge lijke procedure ten goede zal komen. De Voorzitter: Ik zie wel, voor zoover ik mag afgaan op degenen die hebben gesproken en die niet hebben

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 4