32 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Februari 1930.
gesproken, dat de Raad het in principe eens is met de
verordening, zooals Burgemeester en Wethouders die
den Raad thans aanbieden. Burgemeester en Wethouders
ineenen ook, dat het recht en de billijkheid eischt, indien
iemand door een besluit van het openbaar gezag wordt
getroffen, zoodat hij door het vaststellen van een be
paalde rooilijn niet kan herbouwen want daar zal het
practisch op neer komen op de oude plaats, waar
sinds de stichting een gebouw is geplaatst, waardoor
hij in dat geval soms ernstige schade kan lijden, dat in
dergelijke omstandigheden schadevergoeding behoort te
kunnen worden gegeven. Ik stel mij echter ook voor, dat
er wel gevallen zijn te bedenken en misschien wel in
de practijk kunnen worden aangewezen waarbij zelfs
van schade ten slotte niet is te spreken en ook zal het
zelfs mogelijk zijn, dat door het bepalen van een rooilijn
en het daardoor in beter aanzien brengen van een ge-
heele straat, men wel een paar meter terug zal moeten
bouwen, maar dat een ieder zegt dat een pand er op is
vooruitgegaan in plaats van ernstige schade of zelfs
maar schade te hebben geleden.
De heer Ij. de Vries wil nu in plaats van „ernstige
schade" alleen „schade" lezen en hij meent dus, dat uit
deze verordening blijkt, dat alleen ernstige schade ver
goed zal kunnen worden. Ik meen echter, dat hij dan
de verordening niet volkomen juist heeft gelezen; slechts
als de eigenaar van oordeel is, dus het persoonlijk oor
deel van den eigenaar is, dat hij ernstige schade lijdt,
kan hij een verzoek doen, zoodat dus m. a. w. hiermee
wordt uitgesproken dat het vergoeden van een futiele
schade als waarover de heer Tamminga sprak, eigenlijk
niet de bedoeling van deze verordening is. Ik vrees echter
wel, dat de eigenaren heel gauw zullen meenen dat de
schade ernstig is en dat zij dus vrij gauw het verzoek
zullen doen; natuurlijk zal elk, die schade lijdt dat
zit in den aard van de menschen deze heel gauw
ernstig vinden. Bij deze kwestie komt dus alleen het
.objectieve oordeel van den eigenaar te pas en verder zal
de Raad, als hij meent dat er schade geleden is, de
kwestie van ernstig of niet ernstig buiten bespreking
laten, maar zal naar mate van den meer of minder ern-
stigen aard van de schade deze worden omgezet in het
aantal contanten, die de eigenaar vergoed krijgt. Dat is
eigenlijk de groote kwestie. Ik wil wel zeggen, dat ik er
persoonlijk niet zooveel om geef of er staat „schade" of
„ernstige schade", maar Burgemeester en Wethouders
hadden natuurlijk wèl het idee, dat men niet bij elke
minieme kwestie zal denken: ik heb schade geleden en
dat men daarbij niet de heele machine in beweging zal
brengen. De bedoeling van de verordening is wèl, dat
de eigenaar zelf er van overtuigd moet zijn, dat zijn ge
leden schade ernstig is en daarom zou ik er voor zijn het
woord „ernstige" te laten staan. Ik ben er echter van
overtuigd dat dit op den loop van de procedure en op
het aantal verzoeken weinig invloed zal hebben, omdat
ieder heel gauw meent, dat zijn schade ernstig is en
daarom is er ook geen bezwaar tegen om het woord
„ernstige" te laten staan.
Het tweede punt, dat de heer IJ. de Vries heeft ge
noemd, is, dat speciaal iemand, die buitenslands woont,
binnen één maand niet in staat kan zijn om zijnentwege
een taxateur op te geven. Burgemeester en Wethouders
hebben er geen bezwaar tegen om daar twee maanden
van te maken, maar omdat de termijnen, die hier en daar
in de verordening zijn genoemd, toch nog al lang zijn
en de geheele procedure nog al lang kan duren, meenden
Burgemeester en Wethouders dezen termijn niet te lang
te moeten nemen. Evenwel, iemand, die zelf wil voort
maken, wacht toch ook geen twee maanden met het op
geven van een taxateur, maar doet dit al de eerste week
en in zooverre is er dus geen bezwaar tegen dezen ter
mijn op twee maanden te stellen.
Ik geloof dat de heer Tamminga meende, dat nog
enkele termijnen moesten worden verlengd. Is dat de
bedoeling
De heer Tamminga Neen, ik bedoelde denzelfden
termijn van één maand, waarover de heer Ij. de Vries
sprak.
De Voorzitter: Dus dat betrof dezelfde kwestie. Wel
nu, Burgemeester en Wethouders willen dat voorstel wel
overnemen; ik heb daaromtrent hier nog geen voorstel
gekregen, maar ik wil het wel als een voorstel beschou
wen en Burgemeester en Wethouders maken dan zelf
van den termijn, genoemd in artikel 6, een termijn van
twee maanden.
Wat de woorden „ernstige schade" betreft, herhaal ik.
dat Burgemeester en Wethouders daarin geen ernstig
nadeel zien. Wij meenen dat het woord „ernstige" voor
de menschen nog een kleine rem kan zijn, maar heel
groot zal die rem waarschijnlijk niet zijn, omdat wij die
zelf niet kunnen aanhalen, maar de betrokken personen
dat zelf moeten doen. Wij vreezen, dat zij dat niet erg
zullen doen, maar het is toch mogelijk, dat het enkelen
in gevallen van niet ernstige schade tegenhoudt om een
verzoek te doen. Burgemeester en Wethouders zijn er
dus niet voor, maar zij hebben er ook geen bezwaar
tegen, om er alleen „schade" van te maken, maar de
bedoeling is toch, dat de schade eenigszins ernstig moet
zijn. Wij staan niet op het standpunt, dat voor den een
een schade van 1000.— niets beteekent en voor den
ander een schade van 50.wel, ik geloof dat wij bij
het lezen van deze verordening dat ter zijde moeten
stellen en dat het niet juist is, dat hierbij aan te halen.
Mevrouw Buisman heeft gesproken over de kwestie
van verandering van de Nieuwestad en zij heeft gevraagd
of op grond van deze verordening ook daar eventueel
geleden schade zal kunnen worden vergoed. Wij kunnen
op het oogenblik niet anders zeggen, dan dat wij bij de
verandering, die tot nog toe is aangebracht en ook,
wanneer t.z.t. de trottoirs zullen zijn aangebracht, niet
kunnen zien, dat daardoor ernstige nadeelen voor de
eigenaren van de panden zijn of zullen ontstaan. Tot nu
toe hebben zich 2 perceelen aan den gewijzigden toe
stand aangepast, maar ik weet niet, wat voor nadeel die
menschen daarvan hebben ondervonden. Hoe het echter
ook zij, deze verordening slaat daar niet op, omdat een
verlaging van de straat niet is de vaststelling van een
rooilijn, of van een bouwverbod, of van een uit
breidingsplan. Deze drie begrippen passen daar niet op.
dus als men daar vergoeding wilde geven voor even-
tueele schade, zou men daarvoor een geheel nieuwe
verordening moeten maken. Maar Burgemeester en Wet
houders meenen en dat is niet alleen het geval in
deze gemeente maar ook in andere plaatsen dat men
zich van niveauverschillen en -verlagingen niet zooveel
behoeft aan te trekken ten opzichte van de daarbij
betrokkenen. We hebben hier hetzelfde gehad met
den aanleg van de Bleeklaan, waar een paar panden,
nog al wat ernstiger dan aan de Nieuwestad, onder het
nieuwe niveau kwamen te liggen; als men in Den Haag
op de Heerengracht komt, dan ziet men, dat het ge
meentebestuur van 's Gravenhage zich daar ook niet
veel van de niveauverandering ten opzichte van de pan
den heeft aangetrokken; de rioleering ligt daar op het
trottoir aan den kant van de huizen, omdat de straat
naar den kant van de huizen afloopt. En in Amsterdam
is het niet anders.
Er zijn wel meer punten, waarbij men zich tot de ge
meente zou kunnen wenden om schadevergoeding, de
gemeente kan ten slotte overal wel voor worden aan
gesproken, maar het geval is dan doorgaans niet zoo
ernstig als wanneer de gemeente door panden, die in
dertijd, zooals ze daar staan, zijn gekocht, een lijn
trekt, waardoor het terrein absoluut niet meer is te be
bouwen. De voorbeelden, dat dit gebeurt, zijn geleverd
door de gemeenten Hellendoorn en Eindhoven, waar de
gemeente een lijn trok door een pand, dat op een heel
mooi en druk punt was gelegen, waardoor zoo'n pand
waardeloos werd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 Februari 1930. 33
Hoe het ook zij, de kwestie aan de Nieuwestad kan
men geen rooilijnkwestie noemen, hoe men ze precies
zou moeten noemen, weet ik niet, ik heb er geen naam
voor, maar zij valt niet onder deze verordening en zou
de Raad daaromtrent iets willen bepalen, dan zou hij
daarvoor dus een speciale verordening moeten maken.
De heer Tamminga: Ik ben eigenlijk door Uw betoog
met betrekking tot de woorden „ernstige schade" niet
overtuigd. Als ik goed geluisterd heb, dan hebt U ge
zegd, dat de woorden „ernstige schade" niet van be-
teekenis zijn voor de verdere toepassing van de veror
dening en U hebt ook gezegd dat Burgemeester en Wet
houders van het woord „ernstige" een niet heel krach
tig remmenden invloed verwachten met betrekking tot
de verzoeken, die zullen inkomen. Ik geloof dat laatste
ook wel, maar dan is het mij niet duidelijk, waarom het
noodig is te spreken van „ernstige schade". Ik zie daarin
wel degelijk een moeilijkheid; het belemmert juist het
aanhangig maken van de procedure. Er staat in art. 2
.Wanneer een eigenaar van oordeel is, dat hij door
de toepassing van een rooilijn, een bouwverbod of
een uitbreidingsplan ernstige schade lijdt, kan hij zich
tot den Gemeenteraad wenden met het verzoek die
schade vast te stellen."
Nu moet de Gemeenteraad daarop volgens het volgende
lid een beslissing nemen en me dunkt dat de Raad, als
hij van oordeel is, dat er niet van een ernstige schade
kan worden gesproken, het verzoek niet ontvankelijk zal
moeten verklaren. Dat is mijn bezwaar, want dan zal er
van een behoorlijke taxatie der schade zelfs geen sprake
zijn. Nu weet ik wel dat er tot op zekere hoogte beroep
mogelijk is, maar ik kan het toch niet anders zien, dan
dat het tweede lid van art. 2 wordt beheerscht door het
eerste, wat natuurlijk ook van beteekenis is bij de be
slissing in beroep; eerst wordt de vraag gedaan: is er
ernstige schade? en de Gemeenteraad kan dagzeggen:
neen. En als dat niet het geval is, weet ik niet, wat met
het woord „ernstige" bedoeld wordt.
Mevrouw Buisman: Ik zal geen voorstel doen om deze
verordening ook van toepassing te verklaren bij niveau-
verhooging of -verlaging van de straat, omdat ik ver
moed, dat wij toch al vrij veel moeilijkheden zullen
krijgen bij de toepassing van deze verordening.
De Voorzitter: Het is Burgemeester en Wethouders
eigenlijk om het even of er „ernstige schade" zal staan
of alleen „schade", wij meenen, dat de zaak er niet
door verandert. Wanneer iemand meent, dat hij schade
heeft, meent hij ook al heel gauw, dat hij ernstige schade
lijdt en doet hij dus een verzoek, maar de Gemeenteraad
zegt ook, als hij meent dat er geen schade wordt gele
den, dat het verzoek niet ontvankelijk is. De bedoeling
is echter wel dat men b.v. niet voor een tientje de heele
procedure aan den gang zet, dat moet het publiek weten.
Doet een van de leden nog een voorstel
De heer IJ. de Vries doet het voorstel om in artikel 2
het woord „ernstige" te schrappen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement-IJ. de Vries op artikel 2 wordt met
19 tegen 6 stemmen verworpen.
Voor stemmen de heeren Feddema, Lautenbach,
Tamminga, Dijkstra, Hofstra en IJ. de Vries.
Tegen stemmen de heeren Westra, B. Molenaar,
Vromen, M. Molenaar, Botke, Visser, Van der Veen,
Feitsma, Ritmeester, J. de Boer, Hooiring, Tiemersma,
Peletier, H. de Boer, mevr. BuismanBlok Wijbrandi,
de heeren Westerhuis, Muller, O. F. de Vries en mevr.
Van DijkSmit.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
zooals dat door hen, bij monde van den Voorzitter, onder
artikel 6 is gewijzigd.
12. Voorstel van de Commissie voor de Strafver
ordeningen tot vaststelling van een verordening ter vol
doening aan art. 178 der Gemeentewet (bijlage no. 4).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel der Commissie voor de Strafveror
deningen.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergadering
door den Voorzitter gesloten.