38 Versiag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Maart 1930.
smalle strook grond, loopende langs de Zuidoostzijde
van het bovengenoemde perceel Sectie E no. 3595.
Daartegenover draagt de gemeente aan hem in eigen
dom over een tweetal strooken grond, gelegen ten Zuid
oosten en ten Oosten van het perceel Sectie E no. 3595.
Hierdoor zal Jelsma eene behoorlijke verkaveling van
zijn bouwterrein ter plaatse kunnen verkrijgen.
Met den belanghebbende is, behoudens Uwe beslis
sing en de goedkeuring van Gedeputeerde Staten, over
eengekomen, dat bovenstaande ruiling met gesloten
beurzen zal geschieden; de kosten van den straataanleg
op den grond, noodig voor de doortrekking van de
Leeuwrikstraat, zullen voorts voor rekening van de ge
meente komen. Dit laatste is ook het geval met de door
trekking van de Transvaalstraat. Wij zijn van meening,
dat zonder bezwaar tot ruiling op dezen voet kan wor
den overgegaan en wijzen er nog op, dat ook de ver
krijging van de bovenvermelde smalle strook grond aan
de Zuidoostzijde van perceel Sectie E no. 3595 voor de
gemeente van belang is, aangezien haar bouwterrein
hierdoor een beteren vorm verkrijgt en voor den na te
noemen afstand aan de Nederlandsch Hervormde School-
vereeniging beter geschikt wordt. Op de bijbehoorende
situatieteekening zijn de in deze ruiling begrepen per
ceelsgedeelten nader aangegeven. De kosten, op de acte
van ruiling vallende, komen voor rekening van beide
partijen, ieder voor de helft.
Wij maken van deze gelegenheid gebruik er aan te
herinneren, dat bij Uw besluit van 20 Augustus 1929
uit de gemeentekas gelden beschikbaar werden gesteld
voor het Bestuur der Nederlandsch Hervormde School-
vereeniging, alhier, ten behoeve van de stichting van
een school voor gewoon lager onderwijs. In ons daartoe
betrekkelijk voorstel, d.d. 15 Augustus 1929, deelden wij
o. a. mede, dat het Schoolbestuur voornemens was die
school te bouwen op een terrein, gelegen tusschen den
Harüngerstraatweg en den Stienserweg. Na gepleegd
overleg met het Bestuur, waarbij tevens de Inspecteur
van het Lager Onderwijs tegenwoordig was, is ons even
wel gebleken, dat het Bestuur voornoemd zich er mede
kan vereenigen, indien voor de school een gedeelte van
de hierboven bedoelde terreinen aan den Zuidkant van
de door te trekken Leeuwrikstraat wordt aangewezen.
Op grond van het bovenstaande geven wij U, onder
overlegging van de stukken, in overweging te besluiten:
I. tot ruiling met IJ. Jelsma, te 's Gravenhage, zonder
bijbetaling van de eene of de andere zijde, van twee aan
de gemeente toebehoorende perceelen grond, groot on
derscheidenlijk 91,3 en 53,1 M2., deel uitmakende van
het kadastrale perceel, gemeente Leeuwarden, Sectie E
no. 3595 en gelegen onderscheidenlijk aan de Zuidoost
en Oostzijde van dat perceel, gelijk op de bijbehoorende
situatieteekening met kruisarceering is aangeduid,
tegen twee aan IJ. Jelsma, voornoemd, toebehoorende
perceelen grond, groot onderscheidenlijk 90,4 en 260
AM'., deel uitmakende respectievelijk van de kadastrale
perceelen, gemeente Leeuwarden, Sectie E nos. 3639 en
3624, gelegen onderscheidenlijk tegen het Westelijk
einde van het Oostelijk gedeelte der Leeuwrikstraat en
ten Zuidwesten van het Noordwestelijk einde der Trans
vaalstraat, gelijk op de bijbehoorende situatieteekening
niet enkele arceering is aangeduid,
onder bepaling, dat de straataanleg op het eerstge
noemde van Jelsma overgenomen perceel door de ge
meente en op hare kosten zal geschieden en dat de op
de acte van ruiling vallende kosten voor rekening komen
van beide partijen, ieder voor de helft;
II. behoudens de goedkeuring van Gedeputeerde
Staten op de onder I bedoelde ruiling aan de Neder
landsch Hervormde Schoolvereeniging, alhier, voor het
bouwen van een school met speelplein voor gewoon
lager onderwijs in eigendom af te staan een terrein aan
den Zuidkant van de door te trekken Leeuwrikstraat,
deel uitmakende van de kadastrale perceelen, gemeente
Leeuwarden, Sectie E nos. 3595 en 3624, op de hierbij
overgelegde situatieteekening nader aangegeven, ter
oppervlakte van ongeveer 1600 M-'., zulks tegen een
nadere, ingevolge de artikelen 85 j°. 80, derde lid, der
Lager Onderwijswet 1920 door eene commissie van drie
deskundigen te schatten waarde.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ. de Vries: Ik zou hierbij een kleine opmer
king willen maken, die misschien niet van invloed zal
zijn op de handeling, maar welke ik toch meen verplicht
te zijn te moeten maken.
Wat het eerste deel betreft, de ruiling van grond met
Jelsma, daartegen hebben wij natuurlijk heelemaal geen
bezwaar, maar het tweede deel, het afstaan van dit ter
rein voor het bouwen van een school, ontmoet bij ons
wel bezwaar. Dat bezwaar betreft niet de gelden, die
zijn toegestaan voor het bouwen van die school, maar
de plaats, waar die school zal komen te staan, vinden
wij eigenlijk veel te dicht bij een op bijna gelijken of op
gelijken grondslag staande school in die omgeving. Dat
is echter een argument dat toch nog te overkomen zou
zijn, als het bestuur van de vereeniging en het college
daartoe wenschen te besluiten, maar ons grootste be
zwaar is, dat deze school komt te staan aan een op den
duur zeer belangrijken verkeersweg. Wij beschouwen
dezen weg in de toekomst als een van de belangrijkste
verkeerswegen; alles, wat van Harlingen komt en naar
het Oosten der stad moet, alles wat van Stiens komt en
alles wat naar Groningen moet, zal daar passeeren.
Met het oog op een rustigen gang van zaken in de
school en met het oog op al dat leven hebben wij daar
bezwaar tegen, maar ook zullen de kinderen in den
vrijen tijd moeten spelen op een zeer gevaarlijke plaats.
Ik vind het betrekkelijk jammer dat, waar de eerste
school van de Nederlandsch Hervormde Schoolvereeni
ging aan de Druifstreek op een zoo buitengewoon
drukke plaats staat, dat, als de kinderen in het vrije
kwartier daar aan het spelen zijn, men zijn hart vast
houdt, deze tweede school nu wéér op zoo'n druk ver
keerspunt komt.
Wij zouden dan ook graag aan het college in over
weging willen geven, of het niet mogelijk is aan deze
door het schoolbestuur te bouwen school een andere
plaats aan te wijzen. Dat zou zijn in het belang van de
kinderen en van een rustigen gang van het onderwijs,
want deze plaats is in verband met het gevaar voor on
gelukken zeer ongeschikt.
De heer H. de Boer (wethouder) Ik waardeer in
hooge mate, dat er pogingen worden gedaan, om de
school te plaatsen daar, waar zij het meest gunstig ge
legen zal zijn, maar het meest natuurlijke is daarbij,
dunkt mij, dat het betrokken schoolbestuur in de eerste
plaats op die belangen let. Nu kan ik alleen mededeelen.
dat ik voor mij heb een verzoek, waarin het bestuur van
de Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging schrijft
dat het de eer heeft aan het college beleefd te verzoeken
een van de twee volgende bouwterreinen ter beschikking
te willen stellen, waaronder het bouwterrein van Jelsma
aan de Transvaalstraat en Lijsterstraat. Dit is dus eigen
lijk een verzoek van het schoolbestuur zelf. Ik heb met
dat bestuur twee besprekingen gehad, het heeft volko
men genoegen genomen met deze plaats voor de school
en het was er zeer mee ingenomen, dat het aan het
college van Burgemeester en Wethouder is gelukt, dit
voorste] onder punt 6 thans op de agenda te krijgen,
waardoor het speelterrein nog een beetje wordt uitge
breid. Ik kan dus niet anders antwoorden, dan dat in
volkomen overleg met en eigenlijk op voorstel zelf van
het schoolbestuur, althans volkomen in overeenstem
ming met dat bestuur, deze plaats gekozen is.
De heer IJ. de Vries: Eensdeels had ik dat antwoord
wel verwacht, maar niettegenstaande dat, was het in
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Maart 1930. 39
eerste instantie de bedoeling van het bestuur, om die
school te bouwen tusschen den Harlinger- en den Stien-
serstraatweg, dus \'2 K.M. of 1 K.M. meer naar het Zuid
westen. Ataar omdat er moeilijk terrein was te vinden,
heeft men met deze plaats genoegen genomen.
Ik heb dadelijk al gezegd, dat misschien onze opmer
king niet van invloed zal zijn op het te nemen besluit,
maar wij meenen toch verplicht te zijn, te wijzen op de
leemte, dat deze school komt te staan aan een drukken
verkeersweg, zoodat de rustige gang van het onderwijs
daarmee misschien zal worden geschaad en het aantal
ongelukken met de kinderen daar vrij groot zal kunnen
worden. Al is dus het college van Burgemeester en Wet
houders met het schoolbestuur overeengekomen om daar
deze school te bouwen, wij meenen toch verplicht te zijn
er op te wijzen, dat de school naar onze meening niet
op een geschikte plaats komt te staan. Als zij er een
maal staat, is zij er waarschijnlijk over 100 jaar nog en
zal zij dan nóg in gebruik zijn. Het is nu nog te voor
komen om de school daar te plaatsen, maar zoodra de
Raad dit besluit neemt, niet meer en wanneer er hier
nu niet op gewezen werd, zouden er misschien ook geen
pogingen meer worden gedaan om een andere plaats te
zoeken. Onze bedoeling is dus om toch nog een andere
plaats te zoeken in het belang van de kinderen en van
het onderwijs.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van een perceel weiland aan de Tijnje aan
E. van der Woude.
Dit voorstel luidt als volgt
Van E. van der Woude ontvingen wij het verzoek
wederom voor vijf jaar in huur te mogen ontvangen het
perceel weiland, kadastraal bekend gemeente Leeuwar
den Sectie G no. 5763, gelegen aan de Tijnje.
Met den deskundige voor de gemeentelijke landerijen,
in wiens handen wij dit verzoekschrift stelden, zijn wij
van meening, dat er tegen inwilliging van het verzoek
geen bezwaren bestaan, maar dat er redenen aanwezig
zijn om den huurprijs met 5.per 36% te verhoogen;
deze wordt daardoor 55.per 36% are en zal dan
in totaal 425.bedragen. Met deze huursom, evenals
met de andere hem gestelde voorwaarden, kan adressant
zich vereenigen.
Wij geven U in overweging te besluiten
aan E. van der Woude, alhier, voor den tijd van vijf
jaren, ingaande 5 Maart 1930 en eindigende 5 Maart
1935, te verhuren het perceel weiland aan de Tijnje,
kadastraal bekend gemeente Leeuwarden Sectie G no.
5763, groot 2.82.51 H.A., tegen den prijs van 425.
per jaar en verder onder de overeengekomen voor
waarden.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Tamminga: Het heeft mijn aandacht getrok
ken dat Burgemeester en Wethouders met den deskun
dige voor de gemeentelijke landerijen redenen aanwezig
achten om den huurprijs met f 5.per 36% are te ver
hoogen. Deze verhooging wordt niet verder gemotiveerd
en zij trok mijn aandacht, omdat de algemeene toestand
van den landbouw ongunstiger is dan 5 jaar geleden.
Ik weet wel dat de huurder met deze verhooging genoe
gen heeft genomen en ik zal mij daartegen ook niet ver
zetten, maar ik zou het op prijs stellen, wanneer voor
taan de gemeentelijke deskundige zijn adviezen wat uit
voeriger motiveerde. Dan zullen wij beter in de gelegen
heid zijn dergelijke zaken te beoordeelen.
De Voorzitter: Ik kan daarop antwoorden, dat er al
een zeer bijzonder geval moet zijn dat zal ieder wel
begrijpen als Burgemeester en Wethouders er op het
oogenblik toe komen om de huur van bouwland te ver
hoogen. De heer Tamminga heeft gelijk, dat die huur
op het oogenblik in het algemeen eerder verlaagd zal
worden dan verhoogd en dat blijkt ook wel uit het vol
gende voorstel, waarbij Burgemeester en Wethouders
wel degelijk voorstellen, de huur te verlagen. Ik meende
echter dat in het advies van den deskundige stond, wat
in dezen de kwestie is, n.l. dat den vorigen keer de lnmr
zoo is gesteld, omdat er baggerspecie over het land
moest worden geëgaliseerd. Hier geldt dus niet een zoo
zuivere vergelijking als in andere gevallen; de huur is
thans iets verhoogd, omdat de huurder nu geen onkosten
heeft, ik meende dat dit in het advies stond
De heer Botke: Het land is beter geworden, zegt hij.
De Voorzitter: Ja, het is beter geworden, maar
den vorigen keer moest hij de specie egaliseeren en nu
is het normaal land geworden, wat het den vorigen keer
niet was. Als wij echter het volgende voorstel zien, dan
blijkt dat Burgemeester en Wethouders wel degelijk
weten, dat de huurprijs eerder verlaagd moet worden
dan verhoogd.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van een perceel bouwland aan het Schapen
dijkje aan K. Hoogland.
Dit voorstel luidt als volgt
De huurder van het bouwland aan het Schapendijkje,
gedeelte van het kadastrale perceel gemeente Leeuwar
den Sectie D no. 1674 (vroeger no. 119) heeft ons ver
zocht, dit land weder te mogen inhuren en wel tegen den
prijs van 100.per jaar. De tegenwoordige huursom
bedraagt 180.per jaar. Met den deskundige voor
de gemeentelijke landerijen zijn wij van meening, dat er
aanleiding bestaat om den huurprijs te bepalen op
125.per jaar, hetgeen dus een verlaging van 55.
's jaars beteekent voor dit bouwland, dat ongeveer
1.11.80 H.A. groot is. De belanghebbende heeft ver
klaard met dit bedrag genoegen te nemen alsook met de
andere hem gestelde voorwaarden, die slechts in enkele
opzichten iets afwijken van de bestaande. De huurtijd
dient o. i. op 5 jaren te worden gesteld.
Wij geven U mitsdien in overweging te besluiten
aan K. Hoogland, alhier, voor den tijd van vijf jaren,
ingegaan 1 Januari 1930 en eindigende 1 Januari 1935,
te verhuren het bouwland, groot ongeveer 1.11.80 H.A.,
deel van het kadastrale perceel gemeente Leeuwarden
Sectie D no. 1674, gelegen nabij de Noorderbegraaf
plaats aan het Schapendijkje, tegen den prijs van 125.-
per jaar en verder op de overeengekomen voorwaarden.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het instellen van een rechtsvordering tegen J. Bijlsma,
tot ontruiming van de gemeentewoning Wissesstraat 22
boven, met betaling der achterstallige huurpenningen,
Dit voorstel luidt als volgt
J. Bijlsma, huurder van de gemeentewoning Wisses
straat no. 22 boven, is in gebreke gebleven de achter
stallige huurpenningen te voldoen, waarom hem de huur
bij deurwaardersexploit van 31 Januari 1930 is opge
zegd.