40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag II Maart 1930. Aan deze sommatie is geen gevolg gegeven, zoodat een rechtsvordering tot ontruiming der woning en be taling van de achterstallige huurschuld tegen den nala- tigen huurder zal moeten worden ingesteld. Onder overlegging van het advies van den rechtsge leerden raadsman der gemeente geven wij U derhalve in overweging te besluiten tegen J. Bijlsma, Wissesstraat no. 22 boven, een rechtsvordering in te stellen, zoo noodig ook in hooger beroep en cassatie, tot ontruiming en betaling van de achterstallige huur der woning Wis sesstraat 22 boven. Met algemcene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub 8 en 9. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot h t treffen van een dading met „The Motor Union Insurance Company Ltd." Dit voorstel luidt als volgt Op 1 Juli 1929 werd op de brug over het Vliet, die de Bleeklaan met de Bote van Bolswertstraat verbindt, een automobiel van de Naamlooze Vennootschap E. Os- termann en Co.'s Handel Maatschappij door een tractor van de Gemeentereiniging aangereden. De aanrijding werd veroorzaakt doordat een derde vrachtautomobiel, den tractor eveneens tegemoet rijdende, plotseling linksaf sloeg, waardoor de weg voor den tractor werd versperd; de chauffeur van den gemeentelijken wagen hield daarop links en kwam zoodoende in botsing met het andere motorrijtuig, dat daardoor werd beschadigd. Een uitvoerige uiteenzetting van het geval gelieve U in het advies d.d. 20 December 1929 van den rechtsge leerden raadsman der gemeente, mr. C. H. Beekhuis Jr., aan te treffen. De gemeente is door „The Motor Union Insurance Company Ltd.", waarbij de aangereden automobiel was verzekerd, aangesproken tot betaling van 393.67 met renten en kosten, het bedrag dat aan bovengenoemde N. V. als schade werd uitbetaald. De bedoelde tractor der gemeente is bij „Helvetia", Zwitsersche Maatschappij van Verzekering tegen Ongelukken en Wettelijke Aansprakelijkheid, verzekerd o. m. tot een bedrag van 7500.voor de schade aan eigendommen van derden toegebracht (materieele schade). Deze maatschappij maakt echter bezwaar het geheele bedrag der schade, aan het aangereden rijtuig toegebracht, te vergoeden, omdat haars inziens niet tijdig in allen deele zou zijn voldaan aan de voorwaar den, in de polis opgenomen. Hoewel naar het oordeel van den rechtskundigen raadsman der gemeente met kans op succes verhaal op de „Helvetia" zou kunnen worden gezocht, staat daar, gelijk hij doet opmerken, tegenover, dat deze van haar kant verhaal zou kunnen zoeken op de gemeente voor de gepleegde verzuimen. Na onderhandeling is nu de „Helvetia" bereid bevonden 150.te vergoeden, indien een nader voorstel der tegenpartij wordt aangenomen, te weten betaling uit sluitend van de hoofdsom, dus zonder renten en kosten. De Motor Insurance Company" blijkt thans bereid te zijn finale kwijting te verleenen tegen betaling van de hoofdsom ad 393.67, zonder renten en kosten, welk aanbod wij, in overeenstemming met het nadere advies van mr. Beekhuis, in de gegeven omstandigheden aan nemelijk achten. Wij hebben daarom mr. Beekhuis ge machtigd dit voorstel aan te nemen, zulks natuurlijk behoudens Uwe beslissing en de goedkeuring van Gede puteerde Staten, en geven U in overweging te besluiten tot het treffen van een dading met „The Motor Union Insurance Company Ltd.", waarbij deze ter beëindiging van het aanhangige geding hare vordering tegen de gemeente in zake de bovengenoemde aanrijding intrekt tegen betaling door de gemeente van een bedrag, groot 393.67, en waarbij wordt bepaald, dat iedere partij hare eigen proceskosten betaalt. De beraadslagingen worden geopend. De heer Peletier: Ik heb niet het woord gevraagd omdat ik hier tegen ben, maar ik zou hierbij een enkele opmerking willen maken. De schade toch, welke de ge meente op het oogenbiik voor haar rekening moet nemen, komt naar mijn meening voort uit het niet juist behandelen van dit geval door den chef van de betrokken afdeeling. Dat is te lezen uit den Raadsbrief en ook uit de correspondentie van den rechtskundigen adviseur van de gemeente. Ik zou nu willen vragen welke maat regelen het college heeft genomen of welke maatregelen zullen worden genomen, om dergelijke verzuimen in de naaste toekomst te voorkomen. De heer O. F. de Vries (wethouder): Ik wil daar dit wel op antwoorden. Deze zaak is meer dan eens in het college besproken en ook zeer ernstig met den directeur der Gemeentereiniging behandeld. Maar het is altijd gemakkelijker om achteraf, als men het geheele verloop van de zaak en net deskundig advies van den jurist dei- gemeente voor zich heeft, de fouten en verzuimen aan te wijzen, dan wanneer de zaak aan het rollen is. Bur gemeester en Wethouders hebben de zaak zoo ook besproken. Als zij positief verzuimen of fouten hadden kunnen aanwijzen, zou de zaak met den directeur anders zijn behandeld dan op het oogenbiik, maar om nu precies te zeggen, waar de directeur een ernstig verzuim heeft gepleegd of een fout heeft gemaakt in deze zaak, is heel moeilijk. Uit de briefwisseling, die er van weers kanten over de heele kwestie is geweest en die ook bij de stukken heeft gelegen, is dat heel moeilijk op te maken, trouwens, de briefwisseling en de verklaringen spreken elkaar absoluut tegen. Ik kan dus alleen zeggen dat deze zaak zeker zeer ernstig met den directeur is besproken en dat zoowel de directeur als het college uit deze zaak een leering hebben getrokken en ik denk, dat zooiets in het vervolg niet weer zal voorkomen. De beraadslagingen worden gesloten. Alet algemcene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van vergunning aan K. Tamminga tot demping van de sloot voor zijn perceel aan den Stienserweg. Dit voorstel luidt als volgt Van K. Tamminga te Huizum ontvingen wij een ver zoek om vergunning tot het dempen van de sloot aan den Stienserweg voor het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie E no. 3037. Op deze dem ping kunnen van toepassing zijn de voorwaarden, vast gesteld bij Uw besluit van 14 November 1922 no. 484R/312. Wij geven U in overweging aan K. Tamminga te Hui zum vergunning te verleenen tot het dempen van de sloot voor het te bebouwen terrein aan den Stienserweg, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie E no. 3037, op de voorwaarden, gesteld bij Raadsbesluit van 14 November 1922 no. 484R/312 en met bepaling, dat de voortuin 7 M. diep worde. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst 1929. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen aan de besturen van bijzondere scholen van voorschot op de vergoeding, bedoeld bij art. 101 der Lager Onderwijswet 1920, over het dienstjaar 1930. Dit voorstel luidt als volgt Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Maart 1930. 41 Ingevolge artikel 103, 3e lid, der Lager Onderwijswet 1920 verleent de Gemeenteraad ieder jaar aan de be sturen van bijzondere lagere scholen, die zulks verzoe ken, een voorschot op de gemeentelijke vergoeding ex artikel 101 dier wet, tot ten hoogste tachtig ten honderd van hetgeen terzelfder zake voor de overeenkomstige openbare lagere scholen in die gemeente is uitgegeven over het laatste dienstjaar, waarover de rekening is ge sloten. Bedoelde vergoeding wordt berekend over het gemiddeld getal leerlingen, dat op 16 Maart, 16 Juni, 16 September en 16 December van het onmiddellijk voorafgaande kalenderjaar als werkelijk schoolgaande bekend stond en bedraagt in gemeenten, die een of meer overeenkomstige openbare scholen in stand houden, per leerling het gemiddelde bedrag per leerling van de kos ten over hetzelfde dienstjaar der overeenkomstige open bare lagere scholen in de gemeente en wordt bepaald na aftrek van de verschuldigde schoolgelden. Voor de berekening van het voorschot voor 1930 voor de school der Vereeniging voor Christelijk Schoolon derwijs aan de Willem Sprengerstraat moet evenwel het 7e lid van artikel 28 der wet worden toegepast. Deze school is namelijk in April 1929 opgericht, zoodat voor 1930 gebruik moet worden gemaakt van het aantal leer lingen op 31 AAei, 16 Juni, 16 September en 16 Decem ber 1929. Alle schoolbesturen, welke een aanvrage om voor schot hebben ingediend, hebben de inning der school gelden aan de gemeente overgedragen, zoodat deze onmiddellijk in de gemeentekas vloeien en bij de vast stelling van het voorschot op de mogelijk toe te kennen instandhoudingsvergoeding over 1930 buiten beschou wing blijven (artikel 101, 7e lid, Lager Onderwijswet). Het verzoek om voorschot moet zijn ingericht over eenkomstig het bij Koninklijk besluit van 4 September 1923 (Staatsblad no. 432) vastgestelde formulier J, waarbij het schoolbestuur zich tevens heeft verbonden tot terugbetaling van hetgeen eventueel bij voorschot te veel mocht worden genoten. Voor de nakoming van die verbintenis moeten twee door Burgemeester en Wethou ders goedgekeurde borgen zijn gesteld, van welke voor waarde evenwel vrijstelling kan worden verleend, indien het betrokken schoolbestuur heeft aangetoond te zijn aangesloten bij een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie van besturen, als zoodanig door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen erkend en die ten genoegen van dezen Minister zich heeft borg gesteld voor de nakoming der verbintenissen der aan gesloten schoolbesturen. Aan deze voorwaarden is door alle schoolbesturen voldaan. Behalve een voorschot op de vergoeding ex art. 101, le lid, der Lager Onderwijswet 1920, moet de gemeente, evenals vorige jaren, ook een voorschot verleenen op de vergoeding voor vakonderwijzers, welke vergoeding ingevolge art. 101, 9e lid, aan de besturen der bijzondere scholen wordt uitgekeerd. De gemeente-rekening over 1926 is het laatst door Gedeputeerde Staten goedgekeurd, zoodat voor de vast stelling van het voorschot voor 1930 de cijfers moeten worden genomen over 1926. Het gemiddelde kosten- bedrag van een leerling eener openbare school voor gewoon lager onderwijs beiiep over 1926 18.85 en van een leerling der openbare school voor uitgebreid lager onderwijs 23.56. Het bedrag, dat de gemeente in 1926 heeft uitgegeven voor de door haar aangestelde vakonderwijzers, bedroeg voor een school voor gewoon lager onderwijs per lesuur 1.90 en voor de school voor uitgebreid lager onderwijs per lesuur 1.97, terwijl het maximum aantal lesuren vakonderwijs, dat over genoemd jaar aan een schoolbestuur kon worden vergoed, beliep voor een school voor gewoon lager onderwijs 422 en voor een school voor uitgebreid lager onderwijs 2728. Aan een schoolvereeniging kan dus voor 1930 een maximum voorschot worden verleend voor een school voor gewoon lager onderwijs van 80 van 18.85 is 15.08 per leerling voor het gewoon onderwijs plus 422 X 80 X 1-90 641.44 voor het vakonder wijs en voor een school voor uitgebreid lager onderwijs van 80 van 23.56 is 18.85 per leerling voor het gewoon onderwijs plus 2728 X 80 X 1-97 4299.33 voor het vakonderwijs. Voorschot op de gemeentelijke vergoeding ex art. 101 der Lager Onderwijswet 1920 is aangevraagd door I. het bestuur der Roomsch-Kathoiieke Schoolveree niging te Leeuwarden a. voor de school voor gewoon lager onderwijs Speelmansstraat no. 1 voor 142-% leerlingen, tot een bedrag van 2500. b. voor de school voor gewoon lager onderwijs Tweebaksmarkt no. 44 voor 106(4 leerlingen, tot een bedrag van 1800. c. voor de school voor uitgebreid lager onderwijs Tweebaksmarkt no. 44 voor 60(4 leerlingen, tot een bedrag van 2400. d. voor de school voor gewoon lager onderwijs Baljeebuurt no. 52 voor 214(4 leerlingen, tot een bedrag van 3800. II. het bestuur van het Sint Lucia Gesticht te Rot terdam a. voor de school voor gewoon lager onderwijs Groote Kerkstraat no. 89 voor 216% leerlingen, tot een bedrag van 3177.73; b. voor de school voor gewoon lager onderwijs Groote Kerkstraat no. 81 voor 273 leerlingen, tot een bedrag van 4409.96; c. voor de school voor uitgebreid lager onderwijs Groote Kerkstraat no. 81 voor 50 leerlingen, tot een bedrag van 1336. III. het bestuur der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs te Leeuwarden a. voor de school voor gewoon lager onderwijs Pieter Feddesstraat no. 2 voor 312(4 leerlingen, tot een bedrag van 6600. b. voor de school voor gewoon lager onderwijs Leeuwrikstraat no. 10 voor 231(4 leerlingen, tot een bedrag van 5160. c. voor de school voor gewoon lager onderwijs Alargaretha de Heerstraat no. 1 voor 232(4 leerlingen, tot een bedrag van 5125.—; d. voor de school voor uitgebreid lager onderwijs Margaretha de Heerstraat no. 1 voor 103% leerlingen, tot een bedrag van 3635. c. voor de school voor gewoon lager onderwijs Fonteinstraat no. 16 voor 245 leerlingen, tot een bedrag van 5410. voor de school voor gewoon lager onderwijs Willem Sprengerstraat voor 158% leerlingen, tot een bedrag van 2436. IV. het bestuur der Vereeniging tot stichting en instandhouding van een of meer kweekscholen ter op leiding van onderwijzers en onderwijzeressen aan Chris telijke scholen te Leeuwarden a. voor de school voor gewoon lager onderwijs Margaretha de Heerstraat no. 2 voor 247 leerlingen, tot een bedrag van 5000.— b. voor de school voor uitgebreid lager onderwijs Margaretha de Heerstraat no. 2 voor 48 leerlingen, tot een bedrag van 3000. V. het bestuur der bijzondere lagere school van het Nieuwe Stadsweeshuis te Leeuwarden voor de school voor gewoon lager onderwijs Jacobijner Kerkhof no. 1 voor 41% leerlingen, tot een bedrag van 750. VI. het bestuur van de Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging te Leeuwarden voor de school voor gewoon lager onderwijs Druifstreek no. 72 voor 308% leerlingen, tot een bedrag van 5000. VIL het bestuur der Leeuwarder Schoolvereeniging te Leeuwarden o. voor de school voor gewoon lager onderwijs Raadhuisplein no. 25 voor 178 leerlingen, tot een bedrag van 5000.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 4