44 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Maart 1930.
tische Hulp en van de Infirmerie en hij is van oordeel
dat een nieuw gebouw niet zooveel meer kost. Maar wat
zal er dan gebeuren? Men moet niet vergeten, dat dan
het heele oude gebouw tegen den grond moet. En bo
vendien staat daar ook nog het gebouw, waarin de bad
inrichting is gehuisvest.
Ik geloof dan ook dat het beter is, mee te gaan in den
gang van zaken, die voor ons ligt. Wij hebben al zoo
lang gewacht op een huisvesting van den Geneeskun
digen Dienst en van verschillende andere onderdeden
van de gemeentediensten. Ik meen dat het beter is, dat
de Raad nu dadelijk een beslissing neemt en ik hoop
van harte dat het voorstel van den heer Molenaar niet
wordt aanvaard.
Zoo aanstonds wil ik nog wel het woord over de
verordening zelf.
De Voorzitter: Er is intusschen een voorstel ingeko
men van den heer M. Molenaar, dat luidt als volgt
„Ondergeteekende stelt voor een onderzoek in te
stellen naar de kosten van een nieuw gebouw in de
plaats van het bestaande voormalig militair hospi
taal."
De heer Vromen: Ik zou den Raad in ernstige over
weging willen geven, het voorstel van den heer Mole
naar niet aan te nemen. De reorganisatie van den Ge
neeskundigen Dienst wacht al jaren en voor ieder, die
met den toestand bekend is, is het een absoluut vast
staand feit, dat iedere week, die de Geneeskundige
Dienst onnoodig langer in de Catharinabuurt is gehuis
vest, inderdaad uit den booze is. Dat is een zaak, waar
haast bij is.
Ten slotte kan men over de aesthetische kwestie den
ken, zooals men wil, maar dit eenvoudige, uit baksteen
opgetrokken gebouw, dit eenvoudige symmetrische ge
bouw te midden van mooi geboomte is natuurlijk in den
desolaten toestand, waarin het thans verkeert, aller
minst aesthetisch, maar wanneer het in een goeden toe
stand wordt gebracht, is het niet onaesthetisch, dat heb
ik er niet aan kunnen zien.
Verder wil ik wijzen op de zeer groote financiëele
gevolgen, die het voorstel-Molenaar waarschijnlijk zou
hebben, al neem ik op gezag van den voorsteller aan,
dat het zou meevallen en dat dit voorstel niet een uitstel
van weken maar van maanden zou meebrengen, daarvan
ben ik absoluut overtuigd. Dat is dan ook het voor
naamste argument, waarom ik daar tegen zal stemmen.
De heer B. Molenaar lk kan mij in hoofdzaak wel
aansluiten bij de woorden van den heer Vromen; ook ik
vrees dat het voorstel van den heer M. Molenaar op
nieuw een belangrijke stagnatie zal geven voor twee
belangrijke zaken, ten opzichte waarvan dezerzijds her
haalde malen op uitvoering is aangedrongen. Wij zelf
hebben hier in den Raad indertijd reeds een voorstel
aanvaard om Gemeentewerken over te brengen naar het
Militair Hospitaal,w aarbij toen is gezegd, dat dit be
drag daarvoor moest worden besteed.
Wat de verbouwing zelf aangaat, het is mijn meening,
zooals ik lezer dagen bij het doorloopen van het gebouw
heb geconstateerd, dat het een uitstekend, hecht gebouw
is. Het verkeert momenteel wel in een wat desolaten
toestand, maar ik ben er vast van overtuigd dat, als het
straks is geverfd en opgeknapt, enz., wij ons hier in
Leeuwarden niet behoeven te schamen, dat een dergelijk
pand in die omgeving staat.
Bovendien ben ik blij, dat nu eindelijk het tijdstip is
genaderd, waarop een eind zal komen aan dien toestand,
want wil men spreken van een slechten toestand, dan
is die er inderdaad bij den dienst van Gemeentewerken,
zoodat ik toejuich elke stap, die wordt gedaan, om daar
aan zoo spoedig mogelijk een einde te maken. Verder
zou het voorstel-Molenaar ook zijn tegen het belang van
de reorganisatie van den Geneeskundigen Dienst en om
al deze redenen kan ik daarin niet meegaan, maar zal ik
mij tegen het voorstel van mijn naamgenoot verklaren.
De heer Feitsmalk acht het, waar hier toch een
belangrijke som heengaat met deze verbouwing, toch
wel de overweging waard om een onderzoek, als be
doeld door den heer Molenaar, in te stellen. Het betreft
hier niet alleen het uiterlijk aanzicht van het gebouw,
maar ik stel mij voor dat, als men daar een nieuw ge
bouw zet, men dat ook heelemaal meer doelmatig kan
inrichten. Men zit nu toch altijd met een oud gebouw
met de daarin aangebrachte muren en dergelijke dingen
en als men nu toch al zoo lang op een oplossing heeft
gewacht, dan is het toch niet zoo erg, dat daar nog
enkele maanden over verloopen; wanneer dat inderdaad
in het belang van de zaak kan wezen, kan er toch geen
bezwaar tegen zijn om een onderzoek in te stellen. Ik
wil dan ook wel stemmen voor het voorstel van den
heer Molenaar.
De heer Dijkstra: Ik kan mij wel in het kort aansluiten
bij mijn partijgenooten, die het voorstel-Molenaar heb
ben bestreden. Ik vind het voorstel-Molenaar niet zoo
onschuldig als hij het doet voorkomen. Als de zaak zoo
was, dat men nu 60.000.moet besteden en dat men
voor 10.000.of 20.000.meer een nieuw gebouw
zou kunnen krijgen, dan was het heel wat anders, maar,
hoewel ik geen bouwkundige ben, ik denk dat er wel
100 bij zal komen
De heer Peletier: En de rest 300
De heer Dijkstra: lk voel daar niets voor. Er komt bij,
dat de heer Molenaar zegt dat het een leelijk gebouw is.
Ja, misschien is dat zoo, als men er achter gaat staan
en als men kijkt naar de allerarmzaligste hekken, die er
in den tegenwoordigen tijd omheen staan, maar als men
er voor gaat staan, is het gebouw niet leelijk en daar
komt bij dat het een hecht gebouw is. Ook om de andere
redenen, die hier zijn ontvouwd, sluit ik mij bij de tegen
standers van het voorstel-Molenaar aan en ik heb liever
dat men vandaag de verschillende diensten naar dit ge
bouw overbrengt dan morgen.
De Voorzitter: lk heb twee uitdrukkingen uit de rede
van den heer Molenaar aangeteekend, die vrijwel precies
gelijkluidend zijn; hij heeft twee maal hetzelfde gezegd,
n.l. „als wij iets meer besteden" en „misschien kunnen
wij voor iets meer wel een nieuw gebouw krijgen".
Nu is het een feit dat dit gebouw de heer Molenaar
heeft dat juist voorgesteld voor inrichting voor den
dienst van Gemeentewerken en voor den Geneeskundi
gen Dienst en verder voor inventaris, enz. 61.000.
zal moeten kosten. Dat is volkomen juist. Dat het ge
bouw van Practische Hulp ongeveer 90.000.kost, is
verder ook juist, maar dat verschil is dan ook al
30.000.en dan zegt men toch zoo langzamerhand
dat dit niet iets meer is dan 60.000.maar dat is de
helft meer. Bovendien ben ik er echter van overtuigd,
dat wij er met 90.000.absoluut niet zullen zijn. Als
men rekent dat de kosten van een school met 6 of 7 lo
kalen met een gymnastieklokaal zijn te stellen op
100.000.a 120.000.en men weet zooals van
bevriende zijde tijdens de discussies even is uitgerekend
-- dat de inhoud van het Atilitair Hospitaal ongeveer
twee maal de inhoud is van school 16, dan wil ik, hoe
wel de deskundigen gewoonlijk naar den kubieken in
houd rekenen, nog direct niet zeggen, dat de kosten van
een zoodanig gebouw twee maal zoo hoog zouden zijn
als die van een school, maar dan blijkt toch wel, dat
men daarvoor met 100.000.- a 120.000.lang niet
klaar komt. Ik kom dan dus met mijn berekening niet
op iets meer, maar op heel veel meer.
De heer Feitsma zegt: het oude gebouw heeft muren,
maar die heeft het nieuwe gebouw ook. De heer Feitsma
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Maart 1930. 45
bedoelt echter blijkbaar, dat men die in het nieuwe ge
bouw kan zetten, waar men wil, maar het mooie van
dit bestaande gebouw is juist dat, als men een nieuw
gebouw moest maken, men die muren misschien op on
geveer dezelfde plaats zou zetten, want de indeeling van
het gebouw voor den technischen dienst is goed, daar
is niets tegen te zeggen. Als men dezen dienst er met
veel moeite in had moeten wringen, als de indeeling van
het gebouw verkeerd was en men verschillende muren
zou moeten weghakken, zou het nog anders zijn, maar
zoo is het niet. Ook de indeeling voor den Geneeskun
digen Dienst is goed en over het algemeen zijn de be
trokken deskundigen daar goed mee tevreden. Zij heb
ben gevraagd: wij willen graag lokalen hebben van on
geveer die afmetingen en dat kan zonder groote vertim-
meringen gebeuren.
Het gaat hier dus m. i. zuiver om den uitwendigen
kant van het gebouw. Nu geef ik toe, dat de mogelijk
heid bestaat, dat men daar een gevel maakt in moderner
stijl dan die van de Infirmerie, een gevel dus, die een
mooieren en beteren indruk maakt
De heer Vromen: Misschien
De Voorzitter: Het hangt er ook van af hoe de bouw
zal zijn en wat de bouwkundige, die zijn gaven er aan
geeft, er van maakt.
Er kunnen thans voor een bedrag van 61.000.
wat op zichzelf toch al een heel bedrag is twee
diensten worden overgebracht in een zeer hecht gebouw
we zijn het toch allen er over eens, dat het een hecht
gebouw is en dan worden die diensten, wat de ver
trekken betreft, zoo gegroepeerd, dat het naar ieders zin
is. Dan is men voor 61.000.klaar en dan blijft men
zitten met den gevel van de Infirmerie, die, zooals ik
reeds uit de vergadering heb opgemerkt, blijkbaar zeer
verschillend wordt beoordeeld de heer M. Molenaar
vindt dien gevel vreeselijk leelijk en de heer Muller vindt
hem zoo historisch mooi. dat hij meent, dat die daar niet
gemist kan worden.
Ik zou nu willen zeggen waarom zouden wij een
onderzoek instellen naar iets, waarvan wij eigenlijk met
elkaar wel de volle overtuiging hebben, al is het niet
op zooveel duizenden te zeggen, dat het stukken en
stukken duurder zal worden dan 61.000.terwijl
daar dan alleen tegenover zou staan een andere gevel
dan de bestaande, lk geef toe, dat op het oogenblik de
toestand niet erg fraai is, maar wanneer het gebouw
eenmaal is bewoond en het is opgeknapt en ook de om
geving is wat opgeknapt, dan zal zeer zeker de toestand
beter zijn, dan die op het oogenblik is. Ik zou den Raad
dan ook willen adviseeren het voorstel van den heer
Molenaar niet aan te nemen.
Het voorstel-M. Molenaar wordt niet ondersteund en
komt derhalve niet in behandeling.
Aan de orde is thans weder het voorstel van Burge
meester en Wethouders.
De heer Westerhuis: Ik heb met buitengewoon veel
genoegen dit voorstel ontvangen; wij hebben daar al
zoo lang op gewacht, zooals zoopas al is gezegd, dat
de spanning wel heel groot moest worden en zoo is het
ook bij ons geweest. Ik heb dus, zooals ik zeg, dit voor
stel met heel veel genoegen ontvangen, maar desalniet
temin zijn er bij mij toch enkele bezwaren gerezen, die
ik meen in deze vergadering te moeten brengen.
In bijlage 7 staat aan het eind van het eerste lid
„Ter voldoening hieraan is, onder dagteekening van
1 November 1928, een nader rapport aan ons uitge
bracht, hetwelk wij hierbij overleggen en dat, blijkens
de bijgevoegde verklaringen, de instemming heeft van
de Gezondheidscommissie, de vereeniging „Medico-
rum Vinculum"," enz.
Heelemaal juist is dat, naar het mij voorkomt, niet. Er
ligt bij de stukken een brief namens het bestuur van de
vereeniging „Medicorum Vinculum", waaruit blijkt, dat
die vereeniging op 25 October 1928 vergaderd heeft en
dat daar het rapport door dokter Uffelie is ter tafel ge
bracht. Dit rapport is besproken en die bespreking heeft
geleid tot een motie, die is aangenomen met algenteene
stemmen op 5 na. Die 5 stemmen waren van de belang
hebbende artsen en van mijn collega, den heer Vromen,
en mij, omdat wij ons als Raadsleden onze vrijheid
wenschten voor te behouden. Overigens is dus de motie
met algemeene stemmen aangenomen en zij luidde
,,le. dat de voorgestelde reorganisatie een verbe
tering is van den gemeentelijken Geneeskundigen
Dienst;
2e. dat de voorgestelde salariëering van de ge
neeskundige ambtenaren niet in overeenstemming is
met den gevraagden arbeid."
Dat oordeel is niet geheel, zooals hier staatuit dat
oordeel blijkt eerder dat de vereeniging niet geheel met
dit voorstel instemt, dan dat zij er geheel mee instemt.
Ik meen ook, dat er inderdaad reden is om te zeggen,
dat de salariëering van de stadsartsen en van hen, die
in de geneeskundige verzorging van de armen hebben
te voorzien, te laag is. Als wij nagaan, wat daarvoor
moet gebeuren en wij trekken een vergelijking met an
dere plaatsen, dan zien wij dat hier in Leeuwarden deze
voorstellen zijn aan den zeer lagen kant. In Groningen
zijn 3 stadsgeneeskundigen, die vol ambtenaar zijn met
een maximum salaris van 7000.Die 3 ambtenaren
kosten die gemeente dus 21.000.—. Leeuwarden heeft
ongeveer de helft van het aantal inwoners van Gronin
gen iets minder en nu wordt hier voorgesteld voor
de stadspractijk te geven 2 maal 2000.-is 4000.
Nu zou het kunnen zijn, dat het aantal armen in Gro
ningen relatief veel grooter is dan hier. Dat weet ik niet;
het is heel moeilijk na te gaan, hoeveel zieken hier van
stadswege worden behandeld. Ik heb indertijd, al lang
geleden, daaromtrent een opgave gevraagd aan de
Stads-Armenkamer; men zei mij daar, dat men mij geen
nauwkeurige gegevens kon verstrekken, maar, werd er
gezegd, het aantal beloopt ongeveer of schommelt onge
veer tusschen de 4000 en 5000. Als dat juist is, zal ieder
erkennen, dat een behandeling van 4000 menschen a
1.per persoon zeer aan den lagen kant is. Als wij
nagaan dat zeer zeker bij een ziekenfonds meer dan
3.- per ingeschreven gezinslid moet worden betaald,
kunnen wij ook op grond daarvan vaststellen dat de
voorgestelde salariëering zeer laag is.
In de tweede plaats zou ik een opmerking willen
maken omtrent een ander punt, dat op de volgende blad
zijde ter sprake wordt gebracht, n.l. waar staat
„Indien Uwe Vergadering zich vereenigt met de
denkbeelden" enz.,
dan zal een nieuwe verordening aan den Raad worden
voorgelegd.
Naar aanleiding daarvan zou ik willen zeggen, dat
het mij voorkomt, dat het in de toekomst volstrekt niet
noodzakelijk, zelfs misschien niet gewenscht is, om
vast te leggen, dat de functie van geneeskundige in
algemeenen dienst en de functie van stadsarts in één
hand komt. Het lijkt mij toe, dat dit volstrekt niet
noodig is, misschien zelfs niet gewenscht, maar in elk
geval niet noodig en daarom lijkt het mij ook niet ge
wenscht, dat er straks een verordening komt, waarbij
die twee functies in één hand worden vereenigd.
Ik zou Burgemeester en Wethouders dan ook willen
verzoeken, om dat punt onder de oogen te zien en om,
als zij t.z.t. zullen komen met een ontwerp-verordening,
daarin dan al vast rekening te willen houden met deze
gemaakte opmerking.
Ook omtrent de salariëering van de vroedvrouwen zou
ik graag een opmerking willen maken, die geheel in
overeenstemming is met die omtrent de salariëering van
de stadsartsen, maar aangezien de heer Vromen te