50 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Maart 1930.
komen, maar dan mag men toch aannemen, dat er over
het uitgebrachte rapport overeenstemming was bij de
geneeskundige organisaties Als er iets aan de voor
stellen ontbrak ik sluit mij hier weer volkomen aan
bij wat de heer De Vries zegt was het beter geweest,
dat men dit ter kennis van Burgemeester en Wethouders
had gebracht. Dat wilde dit georganiseerd overleg
De heer O. F. de Vries (wethouder) Terwijl de
kwestie wèl in het vroegere rapport staat.
De heer H. de Boer (wethouder): Daar kom ik wel
op terug, dan moeten we er maar wat langer over praten,
ook al zal de vergadering dan langer duren.
Punt 2 uit het rapport van de doktorenvereeniging
was: „dat de voorgestelde salariëering van de genees
kundige ambtenaren niet in overeenstemming is met den
gevraagden arbeid". Dat rapport kwam, nadat de andere
voorstellen, die ik graag aanstonds nog nader wil be
spreken en waaruit ik enkele dingen wensch naar voren
te halen, reeds waren ingekomen. Als „Medicorum Vin
culum" dan meende, dat er verandering moest worden
gebracht in de voorstellen, dan had daar toch minstens
bij moeten staan, hoe men meende, dat de salarissen
moesten wezen, want daarvoor hebben wij gevraagd om
advies.
Nu kom ik aan wat hieraan voorafging. Hier is het
rapport, dat wij hebben gekregen en dat is onderteekend
door de heeren Nierstrasz en Uffelie. In dat rapport
worden de salarissen genoemd, waarover 't hier gaat.
Het slot van het rapport luidt
„Ingevolge Uw verzoek zijn om advies gevraagd de
Armenkamer, de Gezondheidscommissie, „Medicorum
Vinculum", de Commissaris van Politie, de schoolarts
en de stadsarts, mej. Maas."
Daaruit moeten wij toch afleiden, dat al die verschil
lende personen en organisaties om advies waren ge
vraagd en zij komen dus zelf met deze voorstellen. Het
gaat hier dan op het oogenblik ook niet meer om de
knikkers, maar om het recht van 't spel.
Nu heeft de heer Vromen hier heel schamper ja,
dat woord handhaaf ik gesproken over het Georga
niseerd Overleg. Zeer zeker, de behandeling van deze
kwestie in het Georganiseerd Overleg ik ben dat vol
komen met den heer Molenaar eens was min of meer
formeel en waarom was zij dat? Omdat over deze kwes
tie het oordeel van de verschillende belanghebbende
organisaties reeds was gevraagd. De zaak moest echter
toch nog in het Georganiseerd Overleg worden behan
deld, want wat staat in artikel 1 van de verordening
„Teneinde een geregeld overleg te doen plaats vin
den tusschen het bestuur der gemeente en de plaat
selijke afdeelingen enz. over alle zaken, welke
in den ruimsten zin des woords op de arbeids- en
dienstvoorwaarden van het personeel der gemeente
betrekking hebben, wordt een commissie ingesteld."
En in artikel 3
,,F.en besluit, rakende de in art. 1 bedoelde zaken
wordt, spoedeischende gevallen uitgezonderd, door
Burgemeester en Wethouders of den Raad niet geno
men dan nadat het onderwerp van het besluit in de
Commissie een punt van behandeling heeft uitge
maakt."
Het moest dus een punt van behandeling uitmaken in
het gewone Georganiseerd Overleg.
De heer Vromen: Dat wordt ook niet ontkend.
De heer H. de Boer (wethouder)Die vergadering
heeft dus plaats gevonden en het was om de hier ge
noemde reden dat deze kwestie deze keer in het Geor
ganiseerd Overleg een klein beetje haastiger is behan
deld, dan misschien anders zou zijn geschied. Maar de
eerste opmerking in het Georganiseerd Overleg was
en dat getuigt vóór het Georganiseerd Overleg dat
het moeilijk ging om over deze materie te oordeelen,
waarom men graag wilde weten, of de betrokkenen zelf
hierover ook waren gehoord. Op grond daarvan hebben
wij toen gezegd hoe de voorstellen tot stand waren ge
komen, waarna door de leden van het Georganiseerd
Overleg royaal erkend is, dat zij niet de meest aange
wezenen waren om hierover te oordeelen en zij hebben
gezegd: als de betrokkenen zelf er mee accoord gaan,
vertrouwen wij ons wel en kunnen wij ons wel bij dat
advies aansluiten.
Zoo is precies de gang van zaken in het Georgani
seerd Overleg geweest en wij moesten daar de voor
stellen verdedigen op grond van de adviezen juist van
de verschillende betrokken organisaties, die er het best
ever kunnen oordeelen, maar die nu eenmaal niet in het
Georganiseerd Overleg zitting hebben.
De heer Vromen: En U had dien brief! Juist de eenige
medische organisatie, die er zich over heeft uitgespro
ken, zegt daarin dat het niet goed is.
De heer H. de Boer (wethouder): Daar staat alleen
in den brief „dat de voorgestelde salariëering van de
geneeskundige ambtenaren niet in overeenstemming is
met den gevraagden arbeid". Daar staan echter geen
getallen in en daarmee had men dan toch juist moeten
beginnen. Er zijn wel enkele andere vragen in de com
missie gesteld, maar de bespreking over de salarissen
had alleen raison kunnen hebben, indien „Medicorum
Vinculum" zou hebben gezegd wat men dan wèl wilde.
Ik neem het haar niet kwalijk dat zij dat niet heeft ge
daan, maar ik vind het wel eigenaardig, dat de zaak
hier nu wordt voorgesteld, alsof deze voorstellen in het
Georganiseerd Overleg niet volkomen loyaal en volgens
de regelen zouden zijn behandeld.
Omdat hier verder o. a. een nieuw vraagstuk in debat
is gebracht, ml. met betrekking tot de kwestie 2 of 3
vroedvrouwen en nog enkele andere punten, zou ik wil
len voorstellen, die punten naar het college van Burge
meester en Wethouders terug te zenden, opdat ook die
voorstellen nog eens onder de oogen kunnen worden
gezien en daarover nog eens kan worden gesproken.
Want als daarover thans in den Raad zonder meer
zal moeten worden gestemd, is daarover al heel
moeilijk te oordeelen. ik vind het dus beter dat die
punten nog even teruggaan naar Burgemeester en Wet
houders en daar opnieuw onder de oogen worden gezien.
Ten slotte wil ik opmerken, dat ik mij deze uitweiding
hierover heb veroorloofd, omdat ik wilde aantoonen, dat
het niet gelegen heeft aan Burgemeester en Wethouders,
omdat in positieven zin het college van Burgemeester en
Wethouders geen andere dan de thans aangebodene
voorstellen hebben bereikt.
De Voorzitter: De heer H. de Boer stelt dus voor om
het voorstel van de heeren Westerhuis en Vromen in
handen van Burgemeester en Wethouders te stellen
De heer H. de Boer (wethouder) Enkele deelen, alles,
dat weet ik niet.
De Voorzitter: Ik zie alleen de noodzakelijkheid daar
van in, als de Raad zich op het standpunt stelt, dat het
Georganiseerd Overleg over dat voorstel moet worden
gehoord. Als men zegt dat het voorstel om die reden in
handen van Burgemeester en Wethouders moet worden
gesteld, laat ik dat aan den Raad over, maar een andere
reden kan ik op het oogenblik niet vinden.
Zooals ook de heer De Boer al zegt, zijn hier thans
meer punten naar voren gebracht; ik wil die punten wel
even opnoemen. Als ik ze van de verschillende sprekers
goed heb genoteerd, dan betreffen ze de volgende
kwesties
dat niet uit de verordening mag voortvloeien dat de
arts in algemeenen dienst tevens stadsarts moet zijn;
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Maart 1930. 51
de kwestie van 2 of 3 vroedvrouwen, en
de kwestie van herbenoeming om de 3 jaar van de
stadsartsen.
Dat zijn echter alle punten, die thans niet aan de orde
zijn, maar die t. z. t. aan de orde zullen komen, als de
verordeningen behandeld worden. Ik geloof ook dat dit
de bedoeling is en dat die punten daarom naar voren
zijn gebracht. Daarom behoeft men het voorstel dus niet
in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen.
Bovendien willen Burgemeester en Wethouders nog
eens wijzen op het verwijt dat eigenlijk is gemaakt en
dat hierop neerkomt, dat Burgemeester en Wethouders
deze salarissen hebben voorgesteld en dat zij niet heb
ben geluisterd naar wat „Medicorum Vinculum" heeft
gezegd. Nu wil ik wel zeggen, dat ik het over het alge
meen zeer apprecieer dat een medicus een sober advies
geeft, maar de medici hebben die soberheid hier wel
wat heel ver doorgevoerd, door niets anders te noemen
dan deze twee punten. Wat het eerste punt betreft,
daaruit valt niets anders te lezen, dan dat de genees-
heeren volkomen accoord gaan met deze reorganisatie
van den Geneeskundigen Dienst. Als men toch zegt dat
men deze een verbetering vindt, dan zal men alleen na
een ruime toelichting als van den heer Vromen begrij
pen, dat daaruit moet worden gelezen: wij vinden het
wel een verbetering, maar we vinden het niet genoeg.
Ja, als men het wéét dat, als „Medicorum Vinculum"
iets dergelijks schrijft, dit dan zoo moet worden opge
vat. dat men bedoelt dat het eigenlijk niet voldoende
is, dan is dat er uit te lezen, maar dan was het toch
beter geweest, de redactie eenigszins anders te kiezen.
Het tweede punt luidt „dat de voorgestelde salari
ëering van de geneeskundige ambtenaren niet in over
eenstemming is met den gevraagden arbeid". Ik wil wel
aannemen dat daarmee natuurlijk wordt bedoeld, dat
die salariëering te min is, maar ik wil er dan toch uit
drukkelijk op wijzen, dat het voorstel van de betrokken
menschen zelf door Burgemeester en Wethouders is
overgenomen. En als dan de vereeniging van de belang
hebbenden zegt dat de voorgestelde salariëering niet in
overeenstemming is met den gevraagden arbeid, echter
zonder verder eenige motiveering, zonder tegenvoorstel
en zonder cijfers te noemen, dan zeggen Burgemeester
en Wethouders: het is misschien wel mogelijk, dat „Me
dicorum Vinculum" dat vindt, maar de heeren stellen
dit zelf voor en Burgemeester en Wethouders nemen dat
over. O. i. kan dan ook aan Burgemeester en Wethou
ders niet het minste verwijt worden gemaakt, dat zij den
brief van „Medicorum Vinculum" niet meer onder de
loupe hebben genomen, al blijkt dan achteraf ook, dat
men hier gaat zeggen Burgemeester en Wethouders
hadden dat moeten doen, want er zit iets meer in.
Daarom geloof ik dat er eigenlijk voor Burgemeester
en Wethouders nu geen reden is om met nadere voor
stellen te komen. Ik kan den heer Visser wel toezeggen,
dat het natuurlijk de bedoeling is om het voorstel van
de heeren Westerhuis en Vromen gesplitst in stemming
te brengen; daarmee is dan tegemoet gekomen aan den
wensch van den heer Visser, maar er is eigenlijk op het
oogenblik geen reden, tenzij men meent dat op formeele
gronden het voorstel via het Georganiseerd Overleg
moet loopen, om dit voorstel in handen te stellen van
Burgemeester en Wethouders. Wat zullen Burgemeester
en Wethouders toch op het oogenblik anders kunnen
doen. dan den volgenden keer te komen met hetzelfde
voorstel, dat hier thans ter tafel ligt
Een punt, dat speciaal door den heer Vromen is ge
zegd, is, dat de gemeente er zelfs niet aan heeft te
denken om voor lokalen, afgestaan voor de tuberculose
bestrijding en aan het Groene Kruis, huur te gaan vra
gen. Ge mocht blij zijn, dat die menschen dat voor je
opknappen, zegt de heer Vromen. Maar ik geloof al zoo
eens onder de roos te hebben gehoord, dat men wel be
reid is, om eenige huur te betalen en verder staat de zaak
zoo, dat het hier iets betreft, niet zuiver uitgaande van
het Groene Kruis, maar meer uitgaande van het Rijk.
Het Rijk is daar in elk geval zeer mee annex en besteedt
daaraan een zeer flink bedrag, zoodat het hier eigenlijk
geen particuliere zorg betreft, maar Rijkszorg, die er
hier in Friesland en Leeuwarden van is gemaakt. Zouden
wij dus niet eenige huur mogen vragen voor het gebruik
van lokalen voor Rijkszorg, voor iets, dat het Rijk tot
zich heeft getrokken en dat het door het Groene Kruis
laat doen? Daarvoor mag toch wel eenige huur dat
behoeft niet overdreven te zijn worden gevraagd en
ik ben er van overtuigd, dat men dat ook zal geven, dat
ei ook op gerekend is, dat men het zal kunnen betalen
en dat dit wel degelijk door de heeren onder de oogen
is gezien en waarom zou dan ten slotte de gemeente
voor die lokalen niet eenige huur mogen vragen? De
heer Vromen zegt, dat de gemeente daarmee van deze
zorg wordt ontlast, maar het is maar, in hoeverre men
zich op het standpunt stelt, dat het hier een gemeente-
zorg geldt. Ik beschouw de tuberculosebestrijding meer
als een Rijkszorg dan als een geineentezorg en dat blijkt
cok wel uit hetgeen daarvoor door het Rijk wordt uit
getrokken.
Wat betreft de kwestie van het aantal vroedvrouwen,
is het, zooals de heer Vromen heeft toegelicht, wel de
gelijk de bedoeling van de voorstellers om met 2 te vol
staan. Ik zal daar op het oogenblik niet verder op in
gaan; het betreft eigenlijk een wijziging van de veror
dening op den Geneeskundigen Dienst en daarom lijkt
het mij veel beter, om een zuivere stemming te krijgen,
het voorstel, om het cijfer 600 te veranderen in 900 en
het cijfer 40 in 60, tegelijk te behandelen bij het voorstel
om het aantal vroedvrouwen in de verordening terug te
brengen van 3 op 2. Dat lijkt mij veel zuiverder, want
anders krijgen wij nu ook de kwestie te behandelen van
het aantal vroedvrouwen. Men heeft het reeds 1'/2 jaar
met 2 vroedvrouwen gedaan, zegt de heer Vromen. Dat
was echter in 1924 liet argument van Burgemeester en
Wethouders, dat men het toen ook reeds 1 '/2 jaar met
2 had gedaap, maar toen wilde de Raad er niet aan en
nu wordt dat argument, dat ik toen heb gebruikt,
door de andere zijde gebezigd om dit er door te
krijgen. Ik zal daar nu niet meer over spreken,
maar als Burgemeester en Wethouders t. z. t. een wij
ziging voorstellen om het aantal vroedvrouwen van 3
terug te brengen op 2, vermoed ik dat, waar er blijkbaar
sinds 1924 een kentering is gekomen in de meening van
de meerderheid van den Raad, deze de meening van
Burgemeester en Wethouders, waarin sindsdien géén
kentering is gekomen, wèl zal dekken, zoo goed als die
meeningen elkaar vroeger niet dekten. Het voorstel om
het cijfer 600 te wijzigen in 900 en 40 in 60, kan dus
het beste worden behandeld, wanneer wordt beslist of
er 2 of 3 vroedvrouwen zullen moeten zijn.
Na wat door de wethouders De Vries en De Boer is
opgemerkt, geloof ik verder niets meer te behoeven te
zeggen. Ik wil alleen nog dit opmerken, dat de geheele
zaak van den Geneeskundigen Dienst in overleg met de
beide doktoren is geschied, de geheele indeeling van
den Geneeskundigen Dienst is geschied in overleg en
na bespreking met de rapporteurs, die daarmee volko
men accoord zijn gegaan.
Wat betreft de kwestie van de donkere kamer, waar
over de heer Vromen sprak, geloof ik, dat die wel dege
lijk is geprojecteerd
De heer Vromen: Niet in het gedeelte voor de tuber
culosebestrijding.
De Voorzitter: Ik meen toch wel dat die er ook moet
zijn voor de tuberculosebestrijding. In elk geval, de
vereeniging „Het Groene Kruis" heeft het plan gehad
en zij rapporteert schriftelijk dat zij er mee accoord kan
gaan; het schijnt hier dus weer precies hetzelfde te zijn
als met den brief van „Medicorum Vinculum", waarin
wordt gemeld dat men de voorgestelde reorganisatie een
verbetering vindt, maar waarvan nu achteraf blijkt dat
dit niet juist is.