62 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 April 1930.
voor het station door een 4y2 M. breeden rijweg en dan
komen we op dezen vluchtheuvel, welke een breedte of
een diepte heeft van 8 M. en waardoor voor den rijweg
tusschen het groote middenroset, dat als versiering in
het centrum van het Stationsplein zal worden geplaatst
en dezen vluchtheuvel slechts 9 M. overblijft, welke
breedte nog eenigszins wordt verkleind, doordat midden
door dien rijweg de tramrails loopen. Mijn vraag is nu
deze: waar die rijweg zal opvangen het verkeer van de
Sophialaan, naar den Stationsweg en van den Zuider
singel, terwijl daar bovendien zal plaats hebben een
kruising van de voertuigen, die naar het station voor
rijden en deze rijweg dus twee stroomen zal krijgen te
verwerken, zou het daar niet wenschelijk zijn bij dezen
rijweg, die nu slechts 9 M. breed wordt wat op zich
zelf een flinke breedte is, maar in dit geval toch niet
voldoende of den geprojecteerden vluchtheuvel geheel
weg te laten, óf dezen in elk geval veel smaller te maken,
waardoor er voor den rijweg tusschen het middenroset
en den vluchtheuvel een belangrijk grootere breedte dan
9 M. zal overblijven
De heer M. Molenaar: In het algemeen kan ik mij met
de wijze, waarop het college voornemens is dit plan uit
te voeren, wel vereenigen; alleen zou ik een enkele op
merking willen maken. Bij het lezen van dezen Raads-
brief bleek mij, dat aanvankelijk het voornemen bestond,
deze verbetering niet verder uit te strekken dan tot het
punt, waar de Stationsweg in Zuidoostelijke richting
afbuigt. Het verheugde mij bij het verder lezen, dat men
van dit aanvankelijk plan is teruggekomen en dat njen
de verbetering thans wil voortzetten tot de Zuidzijde
van den inrit van het café „Spoorzicht". Dit verheugt
mij daarom, omdat dit gedeelte juist verbazend smal is
en met hobbelige keien is bestraat, maar het bevreemdt
mij dat men dat deel nu wel zal verbeteren, maar niet
zal aanleggen op de breedte, waarop het andere deel
van den Stationsweg wordt aangelegd. De Stationsweg
zal toch worden aangelegd voornamelijk op een breedte
van 9 M.; bij het Oranjehotel en verder naar de Baljee
straat toe wordt de breedte 9 M., maar het gedeelte, dat
ik nu bedoel en dat er aan is toegevoegd, n.l. voorbij
de steenhouwerij van De Vries langs het plantsoen, is
men voornemens om slechts op een breedte van 7 M.
aan te leggen. Ik vind dat niet goed, waar wij daar alle
ruimte kunnen krijgen, die wij wenschen. Men behoeft
maar 2 M. van het plantsoen af te nemen, dan kan de
straat over de geheele lengte 9 M. breed worden ge
maakt. Ik begrijp niet, hoe men er toe gekomen is om
dat deel, dat nu als het ware een vernauwing of een
trechter wordt, op 7 M. breedte te willen aanleggen,
terwijl het verkeer daar toch even druk is als op het
andere deel; alles toch, wat van het Station komt in de
richting van de Beursbrug, moet ook dat deel passeeren
en het verkeer gaat ook daar in beide richtingen. Bo
vendien is er dichter bij de brug weer veel meer ruimte.
Ik zou dan ook graag van Burgemeester en Wethouders
vernemen, wat de bedoeling is; is er een speciale reden
om dit gedeelte maar 7 M. breed te maken? Anders zou
ik het voorstel willen doen om ook voor dit gedeelte
op een breedte van 9 M. aan te houden.
Overigens kan ik mij, wat het wegdek aangaat, waar
over de heer Vromen heeft gesproken, met het idee, om
dit in asfalt uit te voeren, wel vereenigen. De heer Vro
men zegt, dat het een beetje vreemd aandoet, wanneer
men slechts hier en daar met asfalt bestraat, maar de
bedoeling is zeker wei deze, dat men successievelijk
verder gaat asfalteeren, zoodat langzamerhand alle
straten met asfalt worden bestraat.
De Voorzitter: Ik zou eerst den heer Vromen willen
antwoorden ten opzichte van de kwestie van asfaltbe-
strating. De heer Vromen vraagt ten eerste waarom
niet klinkerbestrating en hij vraagt tevens: heeft men
genoeg ervaring omtrent dit soort asfalt, dat men het
daarmee aandurft
Men kan natuurlijk omtrent de wijze van bestrating,
met klinkers of met asfalt, een eigen meening hebben;
ik bedoel dit, dat er zeer zeker menschen zullen worden
gevonden, die uit aesthetisch oogpunt misschien aan
klinkerbestrating de voorkeur geven. Burgemeester en
Wethouders hebben echter gemeend, hier een gesloten
wegdek te moeten aanbevelen en een gesloten wegdek
is ten slotte niet door klinkers te krijgen. Hierbij komt,
dat men hier een verbetering aanbrengt in de buurt van
de veemarkt, waarbij zich in de eerste plaats de vraag
voordeed, welk wegdek men zou nemen. Burgemeester
en Wethouders meenden nu, dat het meest practische
was, hier een gesloten wegdek te nemen en indien men
het over dat principe eens is, dan is asfalt de aange
wezen bedekking, omdat bitumen- en andere wegen in
dergelijke bebouwde kommen niet kunnen worden toe
gepast. In een van de plaatsen hier in de buurt heeft
men die ook, maar de practijk wijst uit, dat dit toch niet
een goede verharding is en zoo komt men ten slotte
bij asfalt terecht.
De heer Vromen vraagt nu: zal deze soort asfaltbe-
dekking geen strop zijn, heeft men daaromtrent vol
doende ervaring? In Leeuwarden heeft men die ervaring
natuurlijk niet, maar de heer Maas heeft in Amsterdam
een speciaal onderzoek daarnaar ingesteld en hij heeft
er met den dienst, die daar de openbare straten verzorgt,
ruim en breed over gesproken. Dit soort asfalt is in
Amsterdam gelegd en men is er daar in alle opzichten
zoo tevreden over, dat de oppervlakte met dit soort weg-
bedekking dit jaar in zeer groote mate zal worden uit
gebreid. Op die gronden meenden Burgemeester en
Wethouders dit wegdek ook in deze gemeente te kunnen
toepassen.
De heer Vromen heeft verder gesproken over den
vluchtheuvel of het bordes tegen het station aan. De
kwestie is deze, dat er oorspronkelijk ook een zeer breed
trottoir was geprojecteerd langs het station, maar het
gevolg daarvan, als dit was doorgegaan, zou geweest
zijn, dat de per voertuig aankomende reizigers nog 8 M.
door de open lucht zouden moeten gaan, voordat zij
zouden komen onder de overkapping voor den stations
ingang. Zooals den Raad bekend kan zijn, behoort een
strook van ongeveer 12 M. breedte langs het station en
over de voile breedte van het plein aan het Rijk of aan
de Nederlandsche Spoorwegen. Nu is er van die zijde
geen bezwaar tegen gemaakt, dat dit deel van het Sta
tionsplein in onderhoud en beheer door de gemeente
werd overgenomen, maar wel heeft men aanmerking ge
maakt, toen de teekening werd getoond, dat de men
schen, die op regenachtige dagen met een voertuig bij
het station kwamen, nog 8 M. door de open lucht zou
den moeten gaan, voordat zij onder de overkapping van
het station zouden zijn. Nu was het wel mogelijk ge
weest die overkapping 8 M. te verlengen, maar ten
eerste geloof ik niet, dat men er bij de Spoorwegen veel
ooren naar zou hebben gehad om dat ter wille van de
gemeente te doen en dat men daar dan wel zou hebben
gezegd: laat de gemeente dat zelf maar doen, en in de
tweede plaats geloof ik niet, dat die oplossing het aes
thetisch aanzien van het station zou hebben verbeterd.
Ofschoon het station nu juist niet zoo aestetisch aandoet,
moet men het toch ook niet leelifker maken, dan het
nu is. Wij hebben nu aan het bezwaar trachten tege
moet te komen en de Spoorwegen hebben zich daar
mee vereenigd door als het ware een rijweg te maken
door het ontworpen breede trottoir, zoodat de voer
tuigen precies tot den rand van de overkapping zullen
kunnen rijden.
De heer Vromen zou liever den rijweg tusschen het
eilandje en den rand van het bordes breeder maken,
door dit bordes smaller te maken of het geheel weg te
laten, maar hij vergeet dat het verkeer langs den over-
blijvenden 9 M. breeden rijweg maar in één richting zal
gaan. De bedoeling is, dat alles, wat aankomt, rechts
van het rondrijeiland zal moeten passeeren en dat men
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 1 April 1930.
63
links terug om het eilandje heen zal moeten rijden. In
Amsterdam op het Leidsche Boschje gebeurt dat ook
en op Het Plein in Den Haag heeft men ook dat rondrij-
systeem, maar Amsterdam is een beter voorbeeld,
waarbij men het geheel zonder agent af kan. De be
doeling is, dat ook hier langs dien 9 M. breeden rijweg
het verkeer in één richting zal gaan en ik zou zeggen
dat die 9 M. dan eerder aan den breeden dan aan den
smallen kant is. Wel is het mogelijk, zooals de heer
Vromen zegt, dat het verkeer vanaf den Zuidersingel
of van het goederen-emplacement met de voorrijdende
auto's een haakschen hoek moet maken dat is een
nadeel van deze indeeling, maar Burgemeester en Wet
houders meenden toch, dat dit de beste oplossing was.
Bovendien zijn zij van tneening dat het aanbrengen van
reizigers met voertuigen aan het station niet een over
wegende drukte geeft en ook niet het verkeer vanaf
den Zuidersingel de grootste drukte komt van het
goederen-emplacement van de Spoorwegen, maar wij
meenen niet dat dit een punt is, waarom dit systeem
niet zou moeten worden gevolgd. Had het zoo door
gevoerd kunnen worden, zooals de heer Vromen het
voorstaat, dan had men een volledig omrijsysteem ge
kregen, dan was er geen kruising geweest en dan had
men een samenvloeiing van rijwegen gekregen. Dat
konden wij echter van de Spoorwegen niet gedaan
krijgen; ik kon ook niet ontkennen dat het voor reizigers,
die zich bij een slagregen in een voertuig naar het
station laten brengen, niet prettig is, dat zij daarna
nog 8 M. door de open lucht moeten en ik kon ook
niet het argument gebruiken, dat die reizigers aan het
eind van het station tóch nat zouden worden, omdat
nren daar net bezig was de overkapping te verlengen.
Dat argument ontviel mij dus op dat oogenblik.
De heer M. Molenaar heeft gezegd, dat hij het heel
mooi vindt dat het stuk tot den inrit van „Spoorzicht"
hierbij wordt genomen, maar hij vraagt waarom dat
gedeelte van den weg niet 9 M. wordt gemaakt maar
7 M. Een speciale oorzaak is daar niet voor, het is niet
expres gedaan, maar ik begrijp, dat de heer Maas het
hierom heeft gedaan, dat daar twee rijwegen, ieder van
7 M. bij elkaar komen n.l. van de Schrans en van
de stad die dan samen 9 M. worden. Er zit dus wel
een logische gedachte in dit voorstel de weg vanaf
de Schrans is 7 M., die langs Castelein is ook 7 M. en
waar ze samen komen wordt de weg 9 M.
Dat het op dat gedeelte van 7 M. breed even druk
zou zijn als op den Stationsweg voor „de Pauw" is
overigens niet volkomen juist, want alle verkeer naar
en van de Schrans via den Stationsweg komt wel langs
den weg van 9 M., maar niet langs dat gedeelte van
7 M.
Nu is het waar, dat daar langs „Spoorzicht" op het
oogenblik ook een weg van 9 M. is te krijgen, maar
het gevolg zal zijn, dat er dan 2 M. van het plantsoen
af moet. Men moet langs die straat dan 2 M. asfalt meer
maken; het trottoir verschuift dan natuurlijk, wat niet
de meeste kosten meebrengt, maar overigens ik zit
al een kleine berekening te maken, maar ik heb hier
geen duimstok zal er in die straat, die, naar schat
ting, een 60 a 70 M. lang is tot dat punt, dus 70 X
2 M-. 140 M2. meer asfalt moeten worden gelegd
en dat zal dan een 1400.a 1500.meer kosten.
Men zal er dus ongeveer op kunnen rekenen dat voor
een 1500.meer kosten die straat 2 M. breeder zal
kunnen worden gemaakt.
De heer Vromen: Mijn bezwaar ten opzichte van den
vluchtheuvel is door U eigenlijk eenigszins anders be
antwoord, dan ik gehoopt had. Mijn hoofdvraag was:
waarom moet die vluchtheuvel zoo breed worden, kan
die niet wat smaller? Ik wil op het weglaten daarvan
nu niet terug komen, ik begrijp ook wei dat dat grond
van de Spoorwegen is, maar ik vraag wel moet die
vluchtheuvel zoo breed zijn? Die is nu 8 M. en wanneer
daar 2 M. af gaat, dan is hij qua vluchtheuvel nog zeer
behoorlijk en dan krijgt men een rijweg van 11 M. Die
is nu 9 M. en nu weet ik wel dat het verkeer er maar
in één richting gaat
De Voorzitter: Die weg is nu 10 M.
De heer Vromen: Neen, 9 M.
De Voorzitter: Er staat hier in deze teekening 10 M.
De heer Vromen: In no. 2375 staat 9 M„ dat is op de
teekening van den nieuwen toestand de afstand tusschen
den vluchtheuvel en het roset.
De Voorzitter: Die is 10 M.
De heer Vromen: Dan heb ik verkeerd gelezen; dan
is mijn bezwaar niet zoo groot meer.
De heer M. Molenaar: U hebt mij beantwoord in dezen
zin, dat daar twee wegen samen komen, ieder van 7 M.,
dat die worden vereenigd tot één weg van 9 M. en dat
het zoo is gedaan, omdat de weg naar de Schrans een
deel van het verkeer zou overnemen. Ik geloof toch
niet, dat het verkeer langs dien weg zoo belangrijk is;
het hoofdverkeer is toch naar en van de stad over de
Beursbrug en voornamelijk, omdat dichter bij de brug
de breedte veel grooter is, zal het stagnatie in het ver
keer geven, wanneer men daar een vernauwing krijgt.
Mede op grond van de meerdere kosten, die U zoopas
uitrekende en die zeer gering zullen zijn, ben ik er sterk
voor, dat die weg op de volle breedte wordt aangelegd.
De Voorzitter: Mag ik U even interrumpeeren Ik
heb het nog eens zoo goed mogelijk nagerekend en ik
meen dat die verbreeding voor 2000.is te maken.
Dat gedeelte is ongeveer 100 M. lang, er komt 2 M.
bij, dus dat wordt 200 M2. Nu rekenen wij ruw de
kosten 10.per M2., zoodat dus die verbreeding
2000.— meer zal moeten kosten.
De heer Feddema: Ik zou alleen willen zeggen, dat
het misschien toch niet kwaad zou zijn, wanneer er
toch 1 M. bij kwam. De weg is wel wat smal, daar
heeft de heer Molenaar gelijk in.
De Voorzitter: Doet de heer Molenaar het voorstel
om dat gedeelte 9 M. breed te maken
De heer M. Molenaar: Kan, voordat tot de uitvoering
wordt overgegaan, niet door Gemeentewerken worden
nagegaan, welke bezwaren daartegen zijn
De Voorzitter: Ik zou toch graag willen weten of de
Raad er in principe prijs op stelt of niet. Ik zou dat
meerdere wel voor 2000.willen aannemen en ik
denk dat er dan nog wel een beetje aan werd verdiend
ook. 10.- per M2. zal het niet kosten en waar we
hier ongeveer 100 X 2 M2. hebben, zullen de kosten
naar 10.per M2. ongeveer 2000.bedragen. Doet
U het voorstel
De heer M. Molenaar doet het voorstel om ook het
gedeelte van den Stationsweg tot voor café „Spoor
zicht" tot 9 M. te verbreeden.
De Voorzitter: Verlangt een van de leden stemming
over het voorstel van den heer M. Molenaar
De heer Dijkstra: Misschien zullen er wel meer leden
zijn, die er over denken zooals ik, dat het voor leeken
geen werk is, om hier zoo maar direct voor of tegen te
stemmen. Ik zou veel liever dezen weg volgen, dat naar
aanleiding van deze stem uit den Raad het college vrij-