68 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 22 April 1930.
dat Burgemeester en Wethouders naar aanleiding
van een openbare aanbesteding hebben gegund:
het maken van een isoleergebouw c.a. bij den Zuid
oostelijken ingang van de Veemarkt aan de firma A.
Kingma en Zoon te Leeuwarden voor 4783.
het maken van een liftschacht c.a. in het Stads-Zie-
kenhuis aan Tj. J. v. d. Meer te Warga voor 4746.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
De heer M. Molenaar: Ik zou graag even het woord
willen hebben over de agenda in het algemeen. Het is
nu, meen ik, het derde jaar, dat wij telkens een verga
dering hebben, volgende onmiddellijk na de feestdagen,
zoowel na Paschen als na Pinksteren. Dit is voor de
leden persoonlijk nog al bezwaarlijk, wij moeten de
stukken behoorlijk bestudeeren en ze ook in de fracties
kunnen bespreken, willen wij hier behoorlijk beslagen
verschijnen en het is voor allen onprettig om daaraan
de feestdagen te moeten besteden. Zoo'n geval kan zich
weer voordoen en daarom zou ik het college in over
weging willen geven, als dat in uitzicht is, om met deze
bezwaren rekening te willen houden en de vergadering
hetzij een week vroeger of een week later te houden.
De Voorzitter: Zijn er meer leden, die dezelfde op
merking hebben Ik wil wel zeggen dat Burgemeester
en Wethouders er wel een oogenblik over hebben ge
dacht om de vergadering te verstellen, omdat deze vlak
na Paschen viel, maar over het algemeen heb ik mij,
sinds er om de 3 weken wordt vergaderd, angstvallig
vastgehouden aan dezen dag, eigenlijk alleen, omdat
er hier indertijd nog al wat bezwaren zijn aangevoerd
tegen het vergaderen om de 3 weken. Dat zou dan bij
uitstel 4 weken worden en het voornaamste is, dunkt
mij, dat men op een dag kan rekenen. Vindt de ver
gadering liet algemeen wenschelijk om ingeval, zooals
hier is voorgekomen de heer Molenaar zal wel gelijk
hebben dat dit eenige malen is gebeurd de vast
gestelde vergadering valt op den dag na Pinkster of
Paschen, deze te verstellen, dan wil ik dat wel doen,
maar ik meen, dat de Raad er het meest prijs op zal
stellen, behoorlijk van te voren te weten, wanneer de
vergaderingen worden gehouden. Ik geloof, dat dit
eigenlijk het voornaamste is.
De heer Dijkstra: Ik ben het roerend met U eens.
De heer H. de Boer: Indien zich al een dergelijk geval
voordoet, zou er dan ook rekening mee kunnen worden
gehouden in dezen zin, dat den dag daarop de ver
gadering wordt gehouden
De Voorzitter: Als de Raad graag wil, dat de ver
gadering dan wordt uitgesteld, heb ik daar persoonlijk
absoluut geen bezwaar tegen, maar als de meerderheid
dat niet wil, zal ik het niet doen.
De heer Dijkstra: Ik zou zeggen: wat het zwaarst is,
moet het zwaarst wegen. Tot nog toe is de practijk van
het om de 3 weken vergaderen geweest, dat de vergade
ringen ook om de 3 weken worden gehouden en ik moet
zeggen, dat voldoet mij best. Als men nu weer op de
eene of andere manier daarin verandering brengt, weet
men wel, waar men begint, maar niet, waar men ophoudt.
De Voorzitter: Ik geloof wel te mogen concludeeren
dat de meerderheid van den Raad het liefst de vergade
ringen precies om de 3 weken houdt.
3. Benoeming van een stadsarts voor het tijdvak
van 1 Mei 1930 tot 1 Mei 1933.
Overeenkomstig de aanbeveling van Burgemeester en
Wethouders wordt met algemeene (25) stemmen be
noemd mej. R. A. H. Maas, thans reeds als zoodanig
werkzaam.
4. Benoeming van twee herschatters van het ver
gunningsrecht voor den verkoop van sterken drank in
het klein.
De aanbevelingen van Burgemeester en Wethouders
luiden als volgt
1.
a. I. van der Ploeg, adjunct-directeur van de Boaz-
bank
h. G. Ronner, Inspecteur van de Algemeene Friesche
Levensverzekering-Maatschappij
2.
a. E. Reitsma, aannemer
h. A. Vroom, bouwkundige.
Benoemd worden
sub 1: I. van der Ploeg, voornoemd, met 23 stemmen;
op G. Ronner worden 2 stemmen uitgebracht;
sub 2: E. Reitsma, voornoemd, met 20 stemmen; op G.
Ronner worden 4 stemmen en op A. Vroom
wordt 1 stem uitgebracht.
De heer Lautenbacli was bij deze stemming en bij die
onder punt 3 niet tegenwoordig.
De Voorzitter: Door enkele leden is gevraagd om na
dit punt een besloten vergadering te houden. Heeft geen
van de leden daar bezwaar tegen
De Raad maakt daartegen geen bezwaar.
De Voorzitter doet de deuren sluiten.
Na heropening der openbare vergadering is aan de
orde
5. Benoeming van een onderwijzer aan gemeente
school no. 15 (vacature R. W. Steenhuizen, voortdu
rende door het bedanken van J. E. W. van Neck).
De voordracht van Burgemeester en Wethouders
luidt als volgt
N. van Lingen, onderwijzer te Vaassen.
De Voorzitter deelt mede, dat bij dit punt van den
lieer Oosterhoff is ingekomen het volgende voorstel
,,De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders
de voordracht onder no. 5 terug te nemen ter aan
vulling."
Het voorstel-Oosterhoff wordt met 16 tegen 10 stem
men aangenomen.
Voor stemmen: de heer Peletier, mevrouw Van Dijk
Smit, de heeren Westerhuis, Muller, Feddema, Vromen,
IJ .de Vries, Westra, Dijkstra, Tamminga, Feitsma,
Visser, Lautenbach, Hofstra, mevrouw BuismanBlok
Wijbrandi en de heer Oosterhoff.
Tegen stemmen: de heeren J. de Boer, Ritmeester,
Botke, B. Molenaar, Tiemersma, O. F. de Vries, M.
AAolenaar, Hooiring, H. de Boer en Van der Veen.
6. Benoeming van onderwijzend personeel voor een
proeftijd van een jaar aan de school voor Buitengewoon
Lager Onderwijs (Zwakzinnigen).
De voordrachten van Burgemeester en Wethouders
luiden als volgt
A. voor onderwijzer (uitbreiding van personeel)
1. J. Venema, onderwijzer aan gemeenteschool no.
15, alhier;
2. A. van der Veen, onderwijzer aan gemeenteschool
no. 10d, alhier;
3. J. Werkhoven, hoofd der school te Jubbega.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van' Leeuwarden van Dinsdag 22 April 1930. 69
B. voor onderwijzeres (vacature D. van der Zwaag-
Terpstra)
1. mej. P. van der Veen, onderwijzeres aan ge
meenteschool no. 5a, alhier;
2. mej. K. Hartmans, onderwijzeres te Haule;
3. mej. G. Fontein, onderwijzeres te Goutum.
De Voorzitter deelt mede dat mej. G. Fontein, no. 3
van de voordracht sub B, zich heeft teruggetrokken.
Benoemd worden
sub A: J. Venema, voornoemd, met 21 stemmen; op J.
Werkhoven worden 4 stemmen uitgebracht en
op A. van der Veen 1 stem;
sub B: mej. P. van der Veen, voornoemd, inet 22 stem
men; op mej. K. Hartmans worden 3 stemmen
uitgebracht, terwijl 1 biljet van onwaarde wordt
verklaard.
7. Benoeming van een bestuurslid der Woningver-
eeniging „Leeuwarden"wegens periodieke aftreding
van den heer J. Muller.
Benoemd wordt de heer J. Muller met 23 stemmen;
op den heer Hooiring wordt 1 stem uitgebracht, terwijl
2 biljetten blanco worden ingeleverd.
8. Benoeming van een bestuurslid der Vereeniging
voor Volkshuisvesting, wegens periodieke aftreding van
den heer O. F. de Vries.
Benoemd wordt de heer O. F. de Vries met 24 stem
men; er worden 2 biljetten blanco ingeleverd.
I
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verleenen van eervol ontslag aan E. S. Levison,
leeraar in de wis-, natuur- en scheikunde aan de
School van Middelbaar Onderwijs voor Meisjes.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van het verslag betreffende de wijze, waarop
het op de gemeentebegrooting voor 1929 toegestane
bedrag voor het in art. 36 der Leerplichtwet omschreven
doel is besteed.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
herziening van de pensioensgrondslagen van Jhr. Mr.
J. M. van Beijma, Mr. E. Schotman en W. Avan
Sloterdijck, onderscheidenlijk burgemeester, secretaris
en ontvanger dezer gemeente en tot wijziging van de
j gemeentebegrooting, dienst 1930.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij hun besluit van 27 Juni 1929 no. 149, 2e afd.
(Provinciaal blad no. 110 van 1929) hebben, zooals U
bekend is, Gedeputeerde Staten van Friesland de jaar
wedden der burgemeesters, secretarissen en ontvangers
in deze provincie, gerekend met ingang van 1 Januari
1929 opnieuw geregeld en bepaald, dat deze jaarwedden
zuiver moeten worden genoten bij eventueel verhaal
van pensioensbijdragen moet het bedrag der deswege
toegepaste korting worden vergoed.
Ingevolge eene beslissing van den Pensioenraad van
31 December 1929 moet de vergoeding wegens in te
houden pensioensbijdragen worden beschouwd als eene
vergoeding van onkosten welke aan het vervullen der
onderscheidene betrekkingen zijn verbonden zij be
hoort derhalve niet als wedde in den zin der Pensioen
wet te worden aangemerkt en niet in de pensioens
grondslagen der betrokkenen te worden opgenomen.
Gedeputeerde Staten, zich bij het oordeel van den
Pensioenraad aansluitende/hebben ons nu bij hunne
missive van 7 April j.L, welke te Uwer inzage bij de
stukken is gevoegd, medegedeeld, dat zij aan de be
grooting voor 1930 eerst goedkeuring kunnen verleenen,
wanneer deze is gewijzigd in dien zin, dat met de be
slissing van den Pensioenraad rekening wordt gehouden.
Het kan Uwe Vergadering bekend zijn dat, overeen
komstig onze opvatting in dezen, thans in de begrooting
wordt uitgegaan van pensioensgrondslagen, waarin de
bovenbedoelde vergoeding wel is begrepen. Hoewel wij
van de onjuistheid van ons standpunt geenszins over
tuigd zijn geworden, meenen wij dat er tegen wijziging
van de begrooting in den door Gedeputeerde Staten
gewenschten zin geen overwegend bezwaar bestaat.
Van deze gelegenheid maken wij gebruik om U voor
te stellen de pensioensgrondslagen der drie function-
narissen alsnog vast te stellen.
Onder mededeeling, dat de Financiëele Commissie
zich blijkens haar mede hierbij overgelegd rapport met
de ontworpen begrootingswijziging kan vereenigen,
geven wij U in overweging
I. gerekend met ingang van 1 Januari 1929 de pen
sioensgrondslagen van Jhr. Mr. J. M. van Beyma, Burge
meester dezer gemeente, Mr. E. Schotman, Secretaris
dezer gemeente en W. A. van Sloterdijck, Ontvanger
dezer gemeente, vast te stellen op het bedrag hunner
jaarwedden, alzoo op resp. 9000.6500.en
5000.—
II. gerekend met ingang van 15 September 1929 den
pensioensgrondslag van Mr. E. Schotman, Secretaris
dezer gemeente, vast te stellen op het bedrag zijner
jaarwedde, alzoo op 7000.
III. de begrooting, dienst 1930, te wijzigen overeen
komstig het ter visie gelegde ontwerp no. 1.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
afstand in erfpacht van een perceel bouwterrein aan
de Zuidzijde van de Ibisstraat aan A. Andringa.
Dit voorstel luidt als volgt
Van het gemeentelijk bouwterrein ten Zuiden van de
Ibisstraat vraagt A. Andringa, alhier, een gedeelte, ter
breedte van 47 Meter langs den weg gemeten, in
erfpacht. Op de overgelegde situatieteekening is het
verlangde terrein in roode arceering aangegeven. On
zerzijds bestaan tegen de uitgifte geen bedenkingen. De
prijs van den grond kan worden gesteld op 7.per
M2., welke som, in verband met de groote diepte van
het terrein (30 Meter), waardoor het minder gegadigd
is, voldoende moet worden geacht. De belanghebbende
heeft verklaard met genoemden grondprijs en de gebrui
kelijke voorwaarden genoegen te nemen.
Wij geven U derhalve in overweging te besluiten
aan A. Andringa, alhier, tot 31 December 1990 in
erfpacht af te staan een perceel bouwterrein aan de
Zuidzijde van de Ibisstraat, ter breedte van 47 Meter
langs den weg gemeten, gelijk op de bijbehoorende
situatieteekening in roode arceering is aangegeven, ter
grootte van ongeveer 1410 M2., de juiste grootte nader
door een landmeter van het kadaster uit te meten, zulks
onder de volgende voorwaarden
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een
grondwaarde van 7.per M2. en een rentevoet van
6 per jaar;
2. de erfpachter stort binnen tweemaal 24 uren,
nadat hij van het Raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht
kennis heeft bekomen, een bedrag van 494.ten kan
tore van het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waarborg
voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hem,
na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden terug
gegeven;
3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den
dienst der Gemeentewerken worden aangegeven;
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag be
bouwing door derden niet plaats hebben;
5. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht