84 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Mei 1930. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders sub 6 en 7. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake het aangaan met K. R. Heida te Rijswijk (Z.-H.) en H. Kruize, alhier, van een overeenkomst betreffende slootdemping en straataanleg op perceelen nabij den Stienserweg en het Schapendijkje. Dit voorstel luidt als volgt Met de heeren K. R. Heida te Rijswijk (Z.-H.) en II. Kruize, alhier, hebben wij sedert eenigen tijd onder handelingen gevoerd omtrent de verkaveling als bouw terrein van de hun in eigendom toebehoorende per ceelen land, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie D nos. 2649 en 154, liggende aan en nabij den Stienserweg en het Schapendijkje en aangaande den aanleg van straten op die perceelen. Deze straten, die op de hierbij overgelegde situatieteekcning zijn aange geven, zijn ontworpen in overeenstemming met het laat stelijk opgemaakte voorloopige uitbreidingsplan, waar van de vaststelling, naar U bekend is, in voorbereiding is. Een deel op de kaart geel gekleurd van het perceel Sectie D no. 154 is bestemd voor den aanleg van een plantsoen. De genoemde onderhandelingen hebben tot resul taat gehad, dat met de eigenaren van de gemelde perceelen, behoudens Uwe bekrachtiging, eene over eenkomst is getroffen, waarvan een door partijen onderteekend exemplaar met bijbehoorende kaart hier nevens gaat. Indien deze overeenkomst Uwe goedkeu ring kan verwerven, zal geleidelijk tot den straataanleg op de betrekkelijke perceelen worden overgegaan. Ten einde uitvoering aan de plannen te kunnen geven en de bouwblokken geheel in overeenstemming met het uit breidingsplan te kunnen aanleggen, is het noodig weder zijds tot eenige ruiling van grond over te gaan en wel in dien zin, dat de gemeente voor de vorming van een pleintje aan den Stienserweg een terrein van de ge noemde eigenaren ontvangt en daartegenover een strook grond aan de Zuidoostzijde van het Schapendijkje aan hen afstaat. Ter verzekering van de nakoming der ver plichtingen welke met name de contractant Heida bij de hier besproken overeenkomst jegens de gemeente op zich neemt, zal hij op het perceel Sectie D no. 154, dat hem alleen in eigendom toebehoort, ten behoeve der gemeente een eerste crediethypotheek vestigen. Wij zijn van meening dat de bovenomschreven overeenkomst, waarbij de aanleg van straten op de daarin gemelde perceelen wordt verzekerd, door U kan worden be krachtigd. Onder mededeeling, dat een voorstel tot het aangaan van de grondruiling, als uitvloeisel van het contract, U te zijner tijd zal bereiken, geven wij Uwe Vergadering derhalve in overweging A. ons College machtiging te verleenen tot het aan gaan met K. R. Heida te Rijswijk (Z.-H.) en H. Kruize, alhier, van de bij dit besluit behoorende overeenkomst d.d. Mei 1930 betreffende de demping van slootge- deelten langs den Stienserweg en het Schapendijkje, den aanleg van straten op de kadastrale perceelen gemeente Leeuwarden Sectie D nos. 2649 en 154 en de daarmede in verband staande overdrachten van grond als anders zins B. te besluiten tot aanvaarding van een eerste crediethypotheek tot een bedrag van ten hoogste 20.000.door K. R. Heida te Rijswijk (Z.-H.) ten voordeele en ten behoeve van de gemeente Leeuwarden te vestigen op het kadastrale perceel gemeente Leeu warden Sectie D no. 154, als meerdere zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen welke Heida voor noemd jegens de gemeente op zich genomen heeft bij de onder A gemelde overeenkomst. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hofstra Op zichzelf heb ik geen bezwaar tegen deze overeenkomst met Heida en Kruize, maar nu dit voorstel van Burgemeester en Wethouders betreft een zeker deel van het uitbreidingsplan, dat nog niet door den Raad is vastgesteld, zou ik toch Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven zoo spoedig mogelijk bij den Raad te komen met het uitbreidings plan. Hoewel ik mij wel met deze voordracht van Bur gemeester en Wethouders kan vereenigen, is daarmee toch niet gezegd, dat ik met alle onderdeelen van het uitbreidingsplan accoord kan gaan en daardoor zou het dus kunnen gebeuren, dat Burgemeester en Wethouders met een voorstel kwamen, waarmee ik mij niet zou kunnen vereenigen. Daarom meen ik, dat er eenige spoed moet worden betracht met de vaststelling van het uitbreidingsplan. De heer M. Molenaar: Ik had ongeveer hetzelfde willen zeggen, of liever, ik had de vraag willen stellen of Burgemeester en Wethouders binnenkort denken te komen met het uitbreidingsplan, om dit te doen vast stellen. Het is nu reeds geruimen tijd geleden ingediend, wij hebben de gelegenheid gehad om het te bestudeeren, ik heb het bestudeerd en ik moet zeggen, dat mijn voorloopige indruk zeer gunstig is. Maar toch wordt het nu lijd om het vast te stellen; wij hebben nu reeds langen tijd gewerkt met enkel ontwerpen en wij zullen nu toch eens moeten gaan werken naar een vastgesteld plan. Nu is er misschien een moeilijkheid, omdat in het plan ook zijn opgenomen verbeteringen en verande ringen in de binnenstad; misschien is dat de oorzaak, dat Burgemeester en Wethouders de zaak wat langer bestudeeren. Kan deze dan echter niet zoo worden ter hand genomen, dat de verbeteringen in de binnenstad voorloopig blijven rusten of niet worden behandeld en dat dus voorloopig alleen het eigenlijke uitbreidings plan wordt vastgesteld Daartegen kan toch geen bezwaar zijn. Verder zou ik het wenschelijk achten dat wij, voordat tot definitieve vaststelling van het uitbreidingsplan overgaan, in besloten zitting daarvan een uiteenzetting krijgen van den heer Maas. Ik dacht dat de Raad daar wel prijs op zou stellen. De Voorzitter: De moeilijkheid, door den heer Hofstra genoemd, bij de overeenkomst met deze beide personen of eigenlijk voornamelijk met Heida, maar Kruize staat nu eenmaal bij het Kadaster mede bekend als eigenaar, hoewel hij dat in werkelijkheid niet is, en daarom moeten wij hem er ook bij hebben is door Burgemeester en Wethouders ook zeer goed gevoeld, n.l. dat men hier een overeenkomst aanging met Heida, welke was gebaseerd op een stratenplan, dat eigenlijk de goedkeuring van den Raad nog niet had. Wij meenden dat echter in dezen te kunnen en mogen doen, omdat dit o. i. was in het gemeentebelang, maar boven dien, omdat wij meenden, dat daar ter plaatse de ver kaveling niet zoo groote moeilijkheden oplevert. Echter voelen Burgemeester en Wethouders heel goed, dat zij niet kunnen voortwerken op een plan, dat door den Raad nog niet is vastgesteld, zij voelen ook zeer goed, dat er morgen den dag een andere kwestie aan de orde kan komen, waarbij men wel degelijk en positief weet, dat er kans zal zijn op verschil van meening in den Raad. Hier zal dat vermoedelijk niet het geval zijn, omdat dit voorstel een logisch gevolg is van de ver bindingswegen, die daar moeten komen. Burgemeester en Wethouders zullen om de genoemde reden zeer graag zoo spoedig mogelijk het uitbreidings plan bij den Raad brengen. De plannen circuleeren op het oogenblik bij de leden van de commissie voor Open bare Werken het is begrijpelijk, dat ieder lid voor Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 13 Mei 1930. 85 zich eenigen tijd noodig heeft om de zaak rustig te be kijken en daar goed in te komen, maar ik geloof, dat deze circulatie bijna is beëindigd. Daarna kunnen Bur gemeester en Wethouders er dan over spreken en dan zullen zij zoo spoedig mogelijk de zaak aanhangig ma ken. De vaststelling zal echter toch nog niet oogenblik- kelijk kunnen gebeuren, omdat de plannen, die bestaan, eerst moeten worden uitgewerkt op kaarten van 1 1250, waarmee, zooals te begrijpen is, nog al eeni gen tijd gemoeid zal zijn, maar ik wil graag toezegging doen, dat Burgemeester en Wethouders zoo spoedig mogelijk het uitbreidingsplan aanhangig zullen maken. De tweede kwestie, waarover de heer Molenaar spreekt, betreft het uitbreidingsplan in den eigenlijken zin en het verbeteringsplan voor de binnenstad. Ik voor mij zou het uitbreidingsplan en het verbeteringsplan los van elkaar behandeld willen zien. Het lijkt mij toe dat de behandeling van het plan voor de binnenstad vlugger zal kunnen geschieden dan die van het uitbreidingsplan, maar ik persoonlijk zou het uitbreidingsplan zonder de eigenlijke verbeteringen in de binnenstad in den Raad willen brengen, dus afgezien van de vraag of die ver beteringen zullen worden aangebracht of niet. Het uit breidingsplan raakt de binnenstad niet en het andere wel. Dat is het gevoelen van Burgemeester en Wethou ders; de Raad kan er dus op aan, dat Burgemeester en Wethouders zooveel mogelijk spoed zullen betrachten. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorste! van Burgemeester en Wethouders. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het instellen van een rechtsvordering tegen J. Visser, tot ontruiming en betaling van de achterstallige huur van de woning Kapelsteeg no. 4. Dit voorstel luidt als volgt J. Visser, huurder van de gemeentewoning Kapelsteeg no. 4, is in gebreke gebleven de achterstallige huurpen ningen te voldoen, waarom hem de huur bij deurwaar- dersexploit van 19 Maart 1930 is opgezegd. Aan deze sommatie is geen gevolg gegeven, zoodat een rechtsvordering tot ontruiming der woning en be taling van de achterstallige huurschuld tegen den nala- tigen huurder zal moeten worden ingesteld. Onder overlegging van het advies van den rechtsge leerden raadsman der gemeente geven wij U derhalve in overweging te besluiten tegen J. Visser, Kapelsteeg no. 4, een rechtsvordering in te stellen, zoo noodig ook in hooger beroep en cassatie, tot ontruiming en betaling van de achterstallige huur van die woning. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het voeren van verweer tegen een door P. van Dijk te Alphen aan den Rijn tegen de gemeente ingestelde rechtsvordering en tot het instellen van een rechtsvor dering tegen dezen, een en ander ter zake van de levering van trottoirbanden. Dit voorstel luidt als volgt De Directeur der Gemeentewerken heeft in Mei 1929 voor de gemeente gekocht van P. van Dijk te Alphen aan den Rijn 21.20 M. basaltine trottoirband 20/24 cM. en 415 M. basaltinebochten 20/24 cM. a 1.53 per M. De eerste lading bleek niet aan het monster te voldoen, waarom zij werd afgekeurd. Ofschoon de Directeur bij aangeteekend schrijven den leverancier in gebreke stelde en hem sommeerde, betere banden te leveren, voldeed deze daaraan niet. Integendeel sommeerde deze op zijn beurt de gemeente Leeuwarden om de afge keurde bochten en banden alsnog in ontvangst te nemen en liet hij, toen de Directeur dit weigerde, een en ander opslaan. Thans heeft van Dijk de gemeente in rechten aangesproken tot betaling van de afgekeurde banden en bochten ad 1673.82, benevens van schadevergoeding, rente en kosten, tegen welke vordering de gemeente zich behoort te verweren, hetgeen volgens het overgelegde advies van den rechtsgeleerden raadsman der gemeente met goede kans op succes kan geschieden. Daarenboven is er ook voor de gemeente reden om in deze zaak eischende op te treden. Immers, door het aanvoeren van ondeugdelijk materiaal en het niet voldoen aan de sommatie heeft de firma van Dijk wanpraestatie ge pleegd, ten gevolge waarvan de gemeente elders duur der materiaal heeft moeten koopen zij heeft uit dien hoofde een vordering op van Dijk tot schadevergoeding van 531.45. Met verwijzing naar het overgelegde rechtskundige advies geven wij U derhalve in overweging te besluiten: tegen de op 22 April 1930 ten verzoeke van Pieter van Dijk," koopman, wonende te Alphen aan den Rijn en aldaar handelende onder de firma van Dijk Jr., tegen de gemeente ingestelde rechtsvordering tot betaling van een bedrag van 1673.82 met schadevergoeding, rente en kosten, verweer te voeren en tevens, hetzij in zelf standigen eisch, hetzij in reconventie tegen dezen van Dijk een rechtsvordering in te stellen tot ontbinding der vorenbedoelde overeenkomst en tot zijne veroordeeling, om als schadevergoeding aan de gemeente te betalen een bedrag van 531.45, althans eene schade naar een bedrag, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander zoo noodig ook in hooger beroep en cassatie. De VoorzitterBurgemeester en Wethouders vullen voor alle zekerheid en vooral voor de formeele zekerheid hun voorstel nog cenigszins aan, n.l. door achter de woorden „om als schadevergoeding aan de gemeente te betalen een bedrag van 531.45" in te lasschen de woorden „met rente en kosten". Anders zou later even tueel gezegd kunnen worden dat de Raad alleen heeft besloten om schadevergoeding te vragen en hoewel daaruit ook wel volgt, dat dit beteekent met rente en kosten, is het toch beter, dat dit er bij staat. De beraadslagingen worden geopend. De heer Vromen: Ik zou een enkele vraag willen doen. Ik heb tegen dit voorstel geen bezwaar, maar ik heb in de stukken gezien, dat er correspondentie over deze zaak met de betrokken firma is gevoerd en nu spijt het mij, dat die niet bij de stukken is overgelegd, omdat daaruit toch de Raadsleden een precies beeld van de pogingen, om de zaak in der minne te schikken, hadden kunnen krijgen. Ook de juridische adviseur geeft aan, dat de pogingen, om de zaak in der minne te schikken, zijn mislukt, maar het blijkt toch niet uit de stukken, waaruit die pogingen hebben bestaan en dat vind ik eigenlijk jammer. De Voorzitter: Ik herinner mij wel, dat de zaak zich in hoofdzaak hier in Leeuwarden heeft afgespeeld en dat er niet heel veel correspondentie meer over is ge voerd; er is alleen een formeele in gebreke stelling van den directeur van Gemeentewerken aan den leverancier geweest en een telegram aan dezen, anders niet. Daarna is de persoon onmiddellijk, zoodra hij telegraphisch hoorde dat de banden waren afgekeurd, naar Leeuwar den gekomen, om de zaak te bespreken. Ik herinner mij, dat dit gejbeurd is; eerst is hem telegraphisch aange kondigd, dat de banden waren afgekeurd, later is dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 3