221 I w 4 134 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Juli 1930. Plaatselijke benaming Straat No. Kadastrale aanduiding Gemeente Leeuwarden Sectie No Poptasteeg St. Jobsleen Amelandstraat Boterhoek Drooge Haven Kloosterburen Steenhouwerij Oldegalileën lste Vermaningsteeg Molensteeg Kleine Hoogstraat Wolvesteeg Noordvliet (Dijkshoek) (Langesteeg) Seringebuurt (Kalvergloppe) Heer Ivostraatje Nieuweburen Pieterseliewaltje 14 16 18 20 9 209 211 213 243 245 249 251 41 B 43 C 53 55 83 boven 101 107 177 44 39 boven en beneden 42 beneden 42 boven 44 beneden 44 boven 62 64 66 13 1 3 37 29 171 beneden voor 171 beneden achter 171 boven voor 171 boven achter 215 5 4 11 voor 11 achter 13 beneden 18 225 413 125-127 4 6 8 10 B G 307 308 309 310 314 272 273 274 1724 1397 1398 1399 165 334 1116 1429 320 1525 1522 281 241 19 4210 1101 1102 1103 2176 1524 1523 989 963 2183 2112 953 778 3208 2464 668 2465 5345 2749 2579 en 2580 5589 5590 5591 5592 Plaatselijke benaming Straat No. Seringebuurt Keetbuurt Nieuwekade (Jan Mutskesteeg) Kadastrale aanduiding Gemeente Leeuwarden Sectie No. 12 1 boven achter 5 104 106 108 110 B 5593 11463 7964 1569 1570 1571 212 toebehoorende aan de bovenvermelde eigenaren, met last om de genoemde woningen te doen ont ruimen binnen zes maanden, te rekenen van den dag waarop de tijd tot voorziening is verstreken of het be sluit tot onbewoonbaarverklaring is gehandhaafd. I)c beraadslagingen worden geopend. De heer Westra: ln het algemeen kan ik er mij uit stekend mee vereenigen, dat een groot aantal krot woningen onbewoonbaar wordt verklaard; er zijn toch verschillende woningen, die er buitengewoon noodig aan toe zijn om onbewoonbaar te worden verklaard. Maar deze aangelegenheid heeft blijkbaar nog al eenigen tijd geduurd, ook door de omstandigheden, die er zijn geweest in verband met den woningnood en het lijkt mij wel toe, dat er in dien tusschentijd misschien aan de eene of andere woning wel eens iets is gewijzigd. In de stukken van de Gezondheidscommissie staat ver meld wat de Inspecteur van het Woningtoezicht in 1923 van meening was en het blijkt dus, dat dit al eenige jaren is geleden. Nu heeft men mij attent gemaakt op één van de wo ningen, n.l. de woning Kleine Hoogstraat no. 13, welke wordt bewoond door de eigenares en het schijnt, dat daaromtrent eenigszins een misverstand bestaat. Deze woning wordt thans ook voorgedragen om onbewoon baar te worden verklaard, terwijl de eigenares verklaart, dat het vorig jaar nog op verlangen van Bouw- en Woningtoezicht belangrijke veranderingen zijn aange bracht; o. a. is er een nieuwe muur en een rioolaan sluiting aangebracht, waarvan het rapport vermeldt, dat deze niet aanwezig is en in totaal hebben die ver anderingen gekost een bedrag van 300.De eige nares heeft dan ook niet gemeend dat deze woning on bewoonbaar zou worden verklaard, waarom zij korten tijd geleden, toen zij een nieuwen huurder kreeg voor het benedenhuis, weer een paar honderd gulden heeft besteed voor timmer- en verfwerk. Ik heb zelf de woning ook bezien en nu zou ik niet graag zeggen dat het een ideale woning is en ik zou er met mijn groot gezin ook niet graag in willen, maar voor 4 volwassen menschen of, zooals het op het oogenblik is, voor 2 volwassenen en 2 groote kinderen gaat het nog wel; er is ook vol doende slaapgelegenheid en ik ben van meening dat op het oogenblik alles er netjes uitziet, zoodat eigenlijk niet gezegd kan worden, dat dit een krotwoning is, die noodig moet worden opgeruimd. Bovendien is de woning niet van iemand, die dergelijke krotten opkoopt, om ze te exploiteeren en er groote voordeelen uit te trekken, maar de eigenares heeft er, sedert zij gehuwd is, in gewoond en, thans zelf boven wonende, stimu leert zij haar inkomen, door het benedengedeelte te verhuren. Ik zal nu niet voorstellen om eenvoudig deze woning niet onbewoonbaar te verklaren, maar ik zou Burge- Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Juli 1930. 135 meester en Wethouders in overweging willen geven, deze eene woning uit hun voorstel te lichten en die te voegen bij de 40, omtrent welke Burgemeester en Wet houders een nader onderzoek toezeggen. Het zal toch voor de gezondheid in Leeuwarden ook niet veel uit maken, of er 59 of 60 woningen onbewoonbaar worden verklaard en het zal wel blijken dat hier een misver stand moet zijn, waar nog het vorig jaar door Bouw en Woningtoezicht is te kennen gegeven, welke ver anderingen moesten worden aangebracht. Ik zou dus graag willen, dat Burgemeester en Wethouders mij dit genoegen wilden doen, door deze woning uit hun voor stel te lichten. De heer Muller: Ik zou willen beginnen met na te zeggen de woorden, die mijn partijgenoot Oudegeest een keer heeft gesproken naar aanleiding van het feit, dat er voor het Spoorwegpersoneel verschillende verbete ringen waren tot stand gebracht wij zijn dankbaar, maar niet voldaan. Deze woorden zou ik tot de mijne willen maken bij de behandeling van dit voorstel; wij zijn dankbaar, dat wij thans voor ons hebben een voor stel tot het onbewoonbaar verklaren van een 60-tal krotten, omreden dit een begin, een klein begin is op den weg, dien wij de eerstkomende jaren hopen af te leggen, maar wij zijn van oordeel en ik geloof ook zeer zeker, dat Burgemeester en Wethouders er ook zoo over denken, ten minste, dat hopen wij dat het bij deze 60 en ook niet bij de eerste 100 mag blijven, omdat er ten opzichte van dit vraagstuk in Leeuwarden nog heel wat is te doen. Ik zal dus niet in een beoordeeling treden over het voorstel als zoodanig ten opzichte van de vraag of van de woningen, die op het oogenblik worden voorgesteld onbewoonbaar te verklaren, de eene beter is dan de andere, maar ik neem dankbaar nota van het feit, dat Burgemeester en Wethouders toezeggen dat zij ten op zichte van de 40 woningen, waarvan de Gezondheids commissie zegt iets wat ik heelemaal niet kan snap pen, ik druk op het woord gezondheid dat van die 40 nog wel enkele door eenige bijspijkering bewoon baar zijn te maken en dat de andere voor kleine gezin nen wél bewoonbaar zijn, een nader onderzoek zullen instellen, of dit advies acceptabel is. Ik ga daar van harte in mee, ook hierom, omdat ik van oordeel ben dat, als het college aanstonds een nader onderzoek instelt naar die 40 woningen, het zeker tot de conclusie zal komen, dat er bij deze 100 woningen, die door Woning toezicht voor onbewoonbaarverklaring naar voren zijn geschoven, eigenaardig is te werk gegaan. Ik zou in de eerste plaats willen wijzen op de Jan Mutskesteeg. Daar zullen 4 woningen onbewoonbaar worden verklaard, maar ik kan mij niet indenken, hoe men daar bij die 4 is opgehouden, terwijl er nog 3 in diezelfde steeg staan, waarvan ieder zal zeggen, dat zij misschien nog minder, maar in ieder geval niet beter zijn dan de andere 4. Hetzelfde treft men aan, als men een onderzoek instelt in de Drooge Haven en in de Fabriekssteeg en zoo zou ik kunnen doorgaan. Er wordt geadviseerd tot het niet onbewoonbaarverklaren van verschillende woningen, waaromtrent ieder leek, die ze ziet, zal oordeelen: die krotten moeten er minstens bij. Dat is één punt. Een andere kwestie, waarop ik zou willen wijzen, is deze, hoe de Gezondheidscommissie er toe kan komen te adviseeren, dat verschillende wonin gen nog wel bewoonbaar zijn, maar dan voor kleine gezinnen. Ik zou deze vraag willen stellen, wie van ons het in zijn macht heeft, indien een woning niet onbe woonbaar is verklaard, dat deze alleen wordt verhuurd aan een klein gezin of als dit er al in zit, wie er voor kan zorgen dat er niet morgen of overmorgen een groot gezin in komt. Er zijn toch geen bepalingen, waarmee wij het in onze macht hebben om een huisbaas te ver plichten om een woning, die niet onbewoonbaar is ver klaard, alleen te verhuren aan kleine gezinnen. Daarover zou ik wel graag nadere inlichtingen willen hooren; ik zie die mogelijkheid niet en dus heeft het advies van de Gezondheidscommissie, dat sommige woningen wel geschikt zijn voor kleine gezinnen of voor ouden van dagen, geen zin. Ik zie dat althans niet. Ik ben blij dat Burgemeester en Wethouders nog een nader onderzoek hebben toegezegd en ik hoop, dat zij ter dege zullen stilstaan bij het feit, dat wij het niet in onze macht heb ben te zeggen dat er alleen een klein gezin in een wo ning mag. Een woning is onbewoonbaar of zij is het niet en is zij het niet, dan mag zij aan ieder, die de huiseigenaar wil, worden verhuurd. Naar aanleiding hiervan zou ik ook nog deze opmer king willen maken. De tijd, die hiervoor staat, is naar ik meen ongeveer een half jaar en nu hoop ik en spreek ik het vertrouwen uit, dat wij ons niet alleen zullen be palen tot het besluit tot het onbewoonbaar verklaren van deze woningen, maar dat wij, als de fatale termijn is verstreken, ook mogen vertrouwen, dat Burgemeester en Wethouders alles zullen doen om ook deze woningen ontruimd te krijgen. In verband daarmee zou ik ook deze vraag willen stellen: hoe staat het met de 10 woningen, die wij in 1928 onbewoonbaar hebben verklaard? Zijn die mo menteel alle ontruimd? Op die vraag zou ik graag het antwoord willen hooren. Thans het tweede gedeelte van de bespreking, waar toe dit voorstel mij aanleiding geeft. Wij kunnen op het oogenblik dit voorstel tot onbewoonbaarverklaring aan nemen, maar ik ben blij, dat ik van te voren een paar vragen aan Burgemeester en Wethouders heb gesteld en daarop een antwoord heb gekregen. Nu kan dat ant woord dienen om bij deze bespreking van nut te zijn. Uit dat antwoord blijkt dan, dat Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn, dat er althans, als deze woningen zijn afgekeurd en ontruimd, voorshands nog geen nood is ten opzichte van goede arbeiderswoningen. Ik ben zoo vrij dat sterk te betwijfelen; ik ben van oor deel dat is mijn persoonlijke meening dat, indien hier op het oogenblik die 60 woningen leeg zouden komen, er voor al die menschen géén woning zou zijn. Wij hebben op het oogenblik op Hollanderhof 37 wo ningen leeg staan, welke momenteel niet bewoonbaar zijn, maar die dat eerst nog gemaakt moeten worden en bij de Oldehove hebben wij ook 3 of 4 woningen staan, die eventueel zouden kunnen worden betrokken. Wij hebben dus op het oogenblik 40 woningen disponibel voor eventueele ontruiming van onbewoonbaar ver klaarde woningen, maar dat is nog maar 40 van de 60. Ik wil nu niet verder ingaan op de gedachte, hoe het er over een half jaar zal uitzien in verband met de hu welijken, die er dan tot stand zullen zijn gekomen, maar voor mij staat het vast, waar door niemand een goede arbeiderswoning kan worden gehuurd voor 3. 3.50, 3.75 of 4.dat, als er anders niets gebeurt dan wat wij hier voor ons hebben, dus wanneer er al leen 60 woningen onbewoonbaar zullen worden ver klaard, wij daarmee niet zullen kunnen volstaan, maar dat aanstonds zal blijken dat de menschen uit die wo ningen niet onder dak zullen zijn te brengen. Ik doe ten opzichte daarvan thans géén voorstel, om dat ik graag wil, dat Burgemeester en Wethouders deze zaak nog eens nader tot zich nemen, dat zij ook ten opzichte van de andere 40 woningen zoo spoedig mo gelijk met een voorstel komen om deze onbewoonbaar te verklaren en dat zij dan nader onder de oogen zullen zien, hoe bij dezen gang van zaken in den woningnood zal moeten worden voorzien. Mocht er dan onverhoopt, nadat ook wij de zaak zullen hebben onderzocht, geen voorstel van Burgemeester en Wethouders komen om in Leeuwarden van wege de gemeente of door een wo- ningbouwvereeniging woningen te laten bouwen, dan zal men, als wij van oordeel-zijn, dat de toestand wer kelijk nijpt, van ons een voorstel kunnen verwachten om over te gaan tot het bouwen van goedkoope wonin gen door de gemeente.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 4