136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Juli 1930. De heer OosterhoffIk zou graag met een enkel woord willen opkomen, om misverstand te voorkomen, tegen wat de heer Westra heeft gezegd omtrent het rapport van den Inspecteur, dat, zooals hij zegt, dateert van 1923. Dit zou den indruk kunnen wekken, alsof de Gezondheidscommissie deze zaak heeft beoordeeld naar den toestand van 1923 en dit nu is absoluut onjuist. De Gezondheidscommissie heeft enkele maanden geleden al deze woningen stuk voor stuk bezocht en zij heeft bij haar oordeel wel degelijk rekening gehouden met de wijzigingen, die daarin zijn aangebracht. Heel veel van de aangebrachte veranderingen waren echter van dien aard, dat de Gezondheidscommissie geen vrijheid heeft gevonden om deze woningen wel bewoonbaar te ver klaren. Dan nog een enkel woord naar aanleiding van een uitdrukking van den heer Muller, waarmee ik het abso luut niet eens ben, n.l. dat een woning öf bewoonbaar is öf niet bewoonbaar. De meest eenvoudige manier om te demonstreeren dat dit niet juist is, is het voorbeeld van een woning, die er nog behoorlijk knap uitziet, maar die slechts één bedstee heeft en die dus alleen kan worden bewoond door een man en vrouw of door een oude vrouw, maar niet door een gezin, ook al niet in verband met de ruimte van de kamer. Ik meen dat daaromtrent ook een bepaling voorkomt in de Woning wet of in de Bouwverordening, maar dat daaraan niet al te zeer de hand wordt gehouden. Een dergelijke wo ning behoeft dus niet onbewoonbaar te worden ver klaard, alleen omdat er anders morgen aan den dag een groot gezin in zou kunnen komen, want dat laatste kan wel degelijk op grond van de Woningwet worden voor komen. De heer B. Molenaar: Bij de begrooting is dezerzijds gesproken over de krotopruiming en naar aanleiding van een opmerking, in de secties gemaakt, is bij de openbare behandeling door den wethouder van Open bare Werken gezegd, dat er een lijst van 680 woningen klaar lag, die voor onbewoonbaarverklaring in aanmer king kwamen en er is ons toegezegd, dat zoo spoedig mogelijk een 100-tal woningen, die daar uitgezocht waren, naar de Gezondheidscommissie zouden worden gezonden, om daarover advies uit te brengen. Ik neem aan, dat van die 680 woningen de 100 allerslechtste daarvoor wel in eerste instantie zullen zijn aangewezen. De Gezondheidscommissie nu de heer Muller heeft gezegd: ik druk op het woord gezondheid en ik zou hem dat haast willen nazeggen heeft het nog niet noodig gevonden, dat deze 100 woningen onbewoonbaar wor den verklaard, een 40-tal of 2/5 deel van het aantal, dat werd voorgedragen, wordt om verschillende redenen door die commissie nog bewoonbaar geacht. Uit de stukken, die ter visie hebben gelegen, heb ik niet kunnen vinden de reden, waarom 22 van die wo ningen b.v. nog wel bewoonbaar worden geacht en verder is het advies, dat 8 bewoonbaar kunnen worden gemaakt en 10 geschikt zijn voor kleine gezinnen. Ik heb mij ook de moeite getroost, naar een paar van die woningen even rond te zien. Het was bijna niet mogelijk in den tijd, die lag tusschen het ontvangen van dit voorstel en de behandeling daarvan, de gansche lijst zelf persoonlijk na te gaan, maar ik had ook ge hoord van dat slop op de Nieuwekade met den titel Jan Alutskesteeg, waarin zich een aantal woningen bevin den, die door de commissie onbewoonbaar worden ver klaard. Ik zal maar niet het woord gebruiken wat ik dacht, toen ik daar kwam, maar als je daarvoor staat, dan schiet je een brok in de keel, dat aan die holen en gangen, bijna onderaardsche gangen, die daar rond- kruisen, hier en daar nog een paar woningen staan en dat die nog door menschen worden bewoond; steenen vloeren, geen bedsdeuren, open schoorsteenen, open daken en nog andere fraaiigheden zijn daar meer bij. Een deel van deze woningen worden door de Gezond- heidscommissie als onbewoonbaar voorgedragen, maar een ander deel, die ook in den allerslechtsten toestand verkeeren en die ook staan aan hetzelfde slop, zijn niet bij de eerste 100 aangebracht. Te sterker krijgt men daardoor wel het gevoel, dat die 100 dan wel heel slecht moeten zijn, als in dergelijke sloppen nog een aantal woningen zijn als deze en die niet in eerste instantie worden genoemd. Ik kan de vrees niet van mij afzetten, dat de Gezondheidscommissie zich wat al te veel laat leiden door de gedachte, waar eventueel deze menschen zullen moeten worden ondergebracht en ik meen toch dat het in de eerste plaats de taak is van de Gezond heidscommissie om den hygiënischen toestand van de woningen te onderzoeken, los van de vraag, hoe even tueel de huisvesting van het gezin zal moeten plaats hebben. In deze hokken want ik noem het geen wo ningen heb ik van morgen gezinnen aangetroffen met 11 en met 8 kinderen, terwijl daar nog huurprijzen wor den betaald van 3.2.25 en 1.75. Ik meende dit te moeten zeggen, omdat ik het be treur, dat van deze eerste 100 woningen, waarvan ik. zonder dat ik het kan bewijzen, het gevoel heb, dat het de allerslechtste zijn, naar het oordeel van de Gezond heidscommissie nog 2/5 deel weer'in bewoonbaren staat kunnen worden gebracht en dan trek ik in twijfel of werkelijk bij dat advies alleen hygiënische overwegin gen hebben gegolden, wat toch de taak is van de Ge zondheidscommissie. Er is gezegd dat verschillende woningen nog wel door kleine gezinnen kunnen worden bewoond. Ik heb hier echter genoemd wat de werkelijkheid is; een hond kan er in wonen, maar voor een alleenstaande- weduwe zijn deze hokken onbewoonbaar. Het doet mij genoegen dat Burgemeester en Wet houders omtrent die 40 andere woningen nog een nader onderzoek willen instellen. Ik heb de vorige maal ge zegd, dat ik het woningvraagstuk voor onze bevolking van een zoo diep ingrijpend belang acht, dat onzerzijds alles zal worden gedaan, om aan de wantoestanden, die in dat opzicht, helaas, ook hier nog heerschen, een eind te maken. Ik spreek het vertrouwen uit, dat Burgemees ter en Wethouders de zaak ernstig zullen nagaan, dat het onderzoek omtrent de 40 woningen, die door de Gezondheidscommissie nog bewoonbaar worden ge acht of die volgens haar weer bewoonbaar kunnen wor den gemaakt, ernstig zal gebeuren en dat wij, zoo mo gelijk, nog vóór de a.s. begrooting van Burgemeester en Wethouders het resultaat van dat onderzoek zullen kunnen vernemen. De heer Dijkstra: Ik behoef niet veel meer te zeggen na de rede van mijn partijgenooten Muller en B. Mo lenaar, omdat ik met hen dien gribus heb bezocht en ik volkomen de rede van den heer Molenaar kan onder schrijven, daar zit geen grein overdrijving in. Ik wil wel zeggen dat ik paf sta, dat een Gezondheidscommissie een dergelijk advies kan geven; als dat het advies is van menschen, die gestudeerd hebben, dan ben ik maar blij, dat ik niet gestudeerd heb. Als dat nog langer wo ningen zijn voor menschen, houdt alles op. En als die menschen dan nog in dien rommel woonden zoowat voor niets, dan zou ik het nóg afkeuren, maar dat is zelfs ook niet het geval. Ik hoop dat het college zeer ernstig aandacht schenkt aan deze aangelegenheid, want een dergelijke omgeving verhoogt het peil der bevolking niet. Wij doen al ons best om de menschen op te heffen en op te voeden, maar men kan ze eenvoudig niet een behoorlijke op voeding geven en er is niets mee te bereiken, zoolang ze in een dergelijke omgeving leven. De heer Vromen: Ik zou ook een kleine opmerking willen maken. Ik acht het woningvraagstuk ook zeer belangrijk en ik onderschrijf, dat wij in Leeuwarden nog lang niet op het peil zijn, waar wij moeten zijn, waarom Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Juli 1930. 137 dit vraagstuk de voortdurende aandacht en belangstel ling van Burgemeester en Wethouders behoeft. Ik heb niet de gelegenheid kunnen vinden hoewel ik ove rigens zeer goed op de hoogte ben met de woningtoe standen hier om in den korten tijd voor de behan deling van dit voorstel de verschillende woningen, waaromtrent verschil van meening bestaat tusschen den Inspecteur van het Woningtoezicht en de Gezondheids commissie, te bezoeken. Eén ding heeft mij echter wel gefrappeerd en dat vind ik jammer, n.l. dat de Gezond heidscommissie zich de moeite heeft getroost om ten opzichte van de woningen, waarover zij het eens is met den Inspecteur, wél rapporten over te leggen, maar dat dit juist ten opzichte van de woningen, waarover zij met den Inspecteur van meening verschilt, niet is gedaan. Men ziet alleen in de groote lijst, die bij de stukken is gevoegd, achter de kadastrale nummers een enkele summiere opmerking, die als conclusie is gegeven. Het spijt mij, dat de commissie hier niet omgekeerd is te werk gegaan en dat zij niet de rapporten waarbij zij het met den Inspecteur eens was, achterwege heeft gelaten, maar de rapporten over de andere woningen, waarom trent zij het niet met den Inspecteur eens was, wél bij de stukken heeft gevoegd. Was dat wel gebeurd, dan hadden de leden van den Raad, die niet persoonlijk in de gelegenheid waren een onderzoek in te stellen en daar hoor ik ook toe zich op grond van een deskun dige beoordeeling die men ook niet zoo eenvoudig moet achten en waarbij niet de uiterlijke schijn en een eenvoudige indruk beslist een beter oordeel kunnen vormen. Ik kan daarom met het voorstel van Burge meester en Wethouders meegaan, omdat zij in de toe lichting tot het besluit mededeelen, dat zij een nader onderzoek omtrent de andere woningen zullen instellen. Afevrouw BuismanBlok Wijbrandi: lk zou ook een enkel woord willen zeggen, hoewel dat misschien niet direct met dit punt in verband staat. Ook ik heb mij verwonderd over dit advies, dat door de Gezondheids commissie is gegeven en daarbij is mij weer des te meer opgevallen, dat er geen vrouw in deze commissie zitting heeft. Ik heb hier reeds eerder de gedachte naar voren gebracht om daarin een vrouw op te nemen en ik zou zeggen dat juist, waar het op het beoordeelen van een woning aankomt, het oordeel van een vrouw zeer zeker op haar plaats is. Verder zou ik den Raad ernstig in overweging willen geven voor de komende begrooting te overdenken, of er in Leeuwarden niet plaats is voor een woninginspectrice. Een woning mag dan al slecht bewoonbaar zijn, de manier, waar op zij wordt bewoond, is toch ook van zeer groot belang en ik geloof dat de voorlichtingen en raad gevingen van een deskundige op dit gebied dikwijls van zeer veel belang zullen kunnen zijn en ook heel vaak zullen worden opgevolgd. De Voorzitter: lk geloof met de beantwoording van de verschillende sprekers vrij kort te kunnen zijn. De heer Muller heeft hierbij een paar kwesties gesteld, die eigenlijk buiten dit speciale onderwerp staan hij is dankbaar, maar niet voldaan en meer van zijn partijge- nooten hebben zich in denzelfden geest uitgelaten. Burgemeester en Wethouders zijn, in het algemeen gezegd, niet van plan om met deze 60 woningen op te houden, maar zij willen de rest ook bekijken. Nu vraagt de heer AAuller: worden deze woningen nu alleen onbewoonbaar verklaard of zullen ze ook worden ontruimd? Ik kan den heer Muller en ook den anderen leden de verzekering geven, dat er van den kant van Burgemeester en Wethouders alles in het werk zal wor den gesteld om die ontruiming te bevorderen. Men moet echter niet vergeten, dat er zich bij de kwestie van de ontruiming wat hier thans niet verder behoeft te wor den uitgeplozen speciaal, wanneer de eigenaar in het perceel woont, wel eens eenige moeilijkheden voordoen. Aan degenen, die dat willen weten, wil ik graag vertellen maar ik acht mij niet gerechtigd dat in het openbaar te doen op welke moeilijkheden wordt gestuit door de macht, die ontruiming moet doen, dat is de Burge meester. Er is in zoo'n geval niet veel aan te doen. Voor zoover mij bekend is, zijn van de woningen, die in 1928 onbewoonbaar zijn verklaard ik had die vraag niet verwacht, anders had ik het even nagekeken nog 1 of 2 niet ontruimd. Dan heeft de heer Muller als zijn persoonlijke mee ning te kennen gegeven dat, indien deze woningen niet alleen onbewoonbaar worden verklaard maar ook wor den ontruimd, er dan binnenkort een tekort zal zijn aan aibeiderswoningen en hij zegt verder: wanneer voor mij en mijn partijgenooten vast staat, dat er een tekort zal zijn, zullen wij een voorste! doen om door de gemeente of door een woningbouwvereeniging woningen te laten bouwen. Ik kan den heer Muller echter de verzekering geven, dat Burgemeester en Wethouders hem in dat geval hopen voor te zijn en met een voorstel bij den Raad hopen te komen. Ik geloof, dat hierover verder niet veel meer behoeft te worden gezegd en ik wil daar om verder bij dit agendapunt zelf blijven. De heer Vromen merkt op, dat hij omtrent de 40 woningen, die thans niet worden voorgedragen, geen rapporten heeft gezien. Deze zijn er echter wel, maar ze zijn eenvoudig niet aan den Raad overgelegd, omdat zij thans niet aan de orde zijn; zij komen aan de orde, als omtrent deze 40 woningen een voorstel bij den Raad komt. Thans zijn alleen aan de orde deze 60 woningen met de daarbij behoorende rapporten, maar Burgemees ter en Wethouders hebben, juist omdat er ten aanzien van de andere 40 woningen verschil van meening was, deze niet in den Raad willen brengen; juist omdat daar over verschil van opinie was, willen zij zich daarover een eigen meening vormen en dus komen die 40 wonin gen met de rapporten t. z. t. aan de prde. Omtrent de woning Kleine Hoogstraat 13, waarover de heer Westra heeft gesproken, heb ik hier het rapport en ik wil zooals ook de heer Oosterhoff heeft gezegd opmerken, dat dit niet een oud rapport is van 1923, maar dat het, evenals de andere rapporten, wat betreft het rapport van den Inspecteur, is van November 1929 en wat betreft het rapport van de Gezondheidscom missie, van Mei 1930. Heel oud zijn die rapporten dus bepaald niet. Nu blijkt uit het laatste rapport, dat de woning Kleine Hoogstraat 13 is gelegen aan een klein vuil open plaatsje met verstopte waterlossing; de in deeling is: woonkamer en klein kamertje, beneden voch tige kelder, waarin steeds grondwater, hoogte van de vloer is 40+, dus dat gaat wel, oppervlakte van de woonkamer is 16 M2., de hoogte onder de balklaag is 2.20 M. De watervoorziening geschiedt door de water leiding, het privaat is op de plaats, er is geen riool, slechte luchtverversching, één stookgelegenheid, twee bedsteden en één ledikant. De Inspecteur zegt ten slotte: vochtige, donkere woning, en de commissie: ongeschikt voor woning. Het advies is dan ook onbewoonbaar verklaren. Burgemeester en Wethouders hebben deze woning op de lijst gezet, omdat zij van dezelfde opinie waren als de beide autoriteiten en zij meenden, dat er geen aanleiding was, om deze woning er uit te halen. De beraadslagingen worden gesloten. De heer Westra maakt van zijn verzoek, om de wo ning Kleine Hoogstraat 13 uit dit voorstel te lichten, een voorstel. Dit voorstel wordt niet ondersteund en komt derhalve niet in behandeling. Met algemeene stemmen wordt daarop besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1930 | | pagina 5