138 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Juli 1930.
16. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
beschikbaarstelling van gelden voor den aanleg van
straten op het terrein tusschen de Leeuwrikstraat en
den Stienserweg, aangekocht van J. en G. de Wilde.
Dit voorstel luidt als volgt
Nu krachtens Uw besluit van 11 Maart j.l. no. 67R/32
eene ruiling van grond nabij de Leeuwrikstraat en de
Transvaalstraat, met IJ. Jelsma te 's Gravenhage, heeft
plaats gehad, kan worden overgegaan tot de voorge
nomen doortrekking van de Leeuwrikstraat over het bij
Uw besluit van 28 Januari 1930, no. 29r/11, van J. en
G. de Wilde aangekochte terrein aan den Stienserweg,
Sectie E no. 3595. De Directeur der Gemeentewerken
heeft ingevolge onze opdracht een teekening van het
stratenplan gemaakt, die wij hiernevens aan U over
leggen en waarmede wij ons geheel kunnen vereenigen.
De straten stemmen overeen met het ontworpen uitbrei
dingsplan ter plaatse, behoudens dat de in Noord-Oos
telijke richting loopende straat iets Noordelijker is ge
projecteerd in verband met de ligging van het aangren
zende voor een Roomsch-Katholiek ziekenhuis bestemde
terrein. Aan kosten van den aanleg der straten, met
inbegrip van rioleeringen, slootdemping, plantsoen-
aanleg, enz. raamt de Directeur der Gemeentewerken,
blijkens de hierbij overgelegde begrooting, een bedrag
van 49.230.80. Na den aanleg der straten blijft eene
oppervlakte van 8763 M-'. bouwrijp terrein over,
waarvan ingevolge Uw besluit van 11 Maart 1930, no.
67r/32, ongeveer 1600 M-. is afgestaan aan de Neder-
landsch Hervormde Schoolvereeniging, alhier, voor den
bouw van een school voor gewoon lager onderwijs,
zoodat ±7163 M-. grond voor uitgifte als bouwterrein
beschikbaar komt, waartoe wij U, al naar gelang aan
vragen daarnaar binnenkomen, de noodige voorstellen
zullen doen.
Als rooilijnen voor de op het bouwrijp te maken ter
rein te stichten woningen kunnen worden vastgesteld
de op de overgelegde teekening no. 2385 getrokken
zware witte lijnen.
Wij geven U in overweging te besluiten
a. tot straataanleg op de kadastrale perceelen ge
meente Leeuwarden, Sectie E nos. 3479, 3595 en 3639,
overeenkomstig de bij dit besluit behóorende teekening
no. 2385;
b. voor den onder a genoemden straataanleg een
bedrag van ten hoogste 49.230.beschikbaar te
stellen;
c. als rooilijnen voor de aan de ontworpen straten
te stichten gebouwen vast te stellen de op de bij dit
besluit behoorende teekening no. 2385 getrokken zware
witte lijnen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
17. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van verordeningen betreffende de Stedelijke
Muziekschool en tot beschikbaarstelling van gelden voor
het aanbrengen van veranderingen in het perceel Voor
streek no. 106 (bijlage no. 13).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer OosterhoffIk wil graag beginnen met te
zeggen dat ik, bij hetgeen ik verder omtrent deze aan
gelegenheid in het midden wensch te brengen, mij ab
soluut wil losmaken van alles, wat daaromtrent in de
krant en in een adres is geschreven. Niet, dat daarin
niet verschillende dingen voorkomen, waarmee ik vol
komen instem, maar ik wensch de kwestie geheel zake
lijk te stellen, haar zuiver uit een oogpunt van gemeente
belang te zien en los van de vraag, of ik daarmee per
sonen aangenaam of minder aangenaam zal zijn.
Deze zaak komt thans voor de tweede maal aan de
orde, nadat zij den vorigen keer naar het college is
teruggezonden met verzoek, om daarover nadere inlich
tingen te verstrekken.
Dat is tot op zekere hoogte gebeurd. Bij de stukken
zijn ons overgelegd de uitkomsten van de jaren 1927,
1928 en 1929 en een concept-exploitatierekening voor
1930. Veel is dit niet, maar zij leeren ons in ieder geval,
dat de Muziekschool, zooals die nu zal worden voort
gezet, aan de gemeente enkele duizenden guldens per
jaar zal komen te kosten. Dat is op het oogenblik zeker
wel het allerminste, want er is daarbij dan nog op geen
onderhoud van het gebouw en op geen rente en aflos
sing gerekend, terwijl de exploitatie een 1500.meer
zal kosten dan deze vroeger bedroeg.
Ofschoon het nu wel heel interessant is, om dat te
weten, ontbreekt toch bij de verstrekte gegevens dat
gene, waar het mij in hoofdzaak om te doen was: na
melijk een uiteenzetting omtrent de noodzakelijkheid
van deze school. Er wordt toch met geen enkel woord
in de stukken gesproken of betoogd, waarom er een
Stedelijke Muziekschool in deze gemeente noodig is en
dat bevestigt mij in de meening, die ik reeds had, dat
deze school hier inderdaad overbodig is. Ik heb den
vorigen keer reeds gezegd, dat het recht van bestaan
voor deze school is verloren gegaan, toen het doel,
waarmede zij is opgericht, is vervallen en dat doel was:
de opleiding van muzikanten voor het stedelijk muziek
korps. Dit laatste is thans een particuliere vereeniging
geworden, wij hebben dat muziekkorps dus niet meer
en behoeven dus als gemeente niet voor de opleiding
van de muzikanten te zorgen. De school dient dus nu
dat blijkt uit de aanstelling van de verschillende
leeraren zuiver en alleen voor het les geven in zang,
piano, orgel, theorie en viool en dat laatste is het eenige
instrument waarbij nog van opleiding voor het orkest
sprake kan zijn. Ik blijf bij mijn meening dat, waar wij
hier 32 leeraren in muziek in de stad hebben met
meerdere en mindere bevoegdheden, het absoluut niet
noodig is een gemeentelijke Muziekschool, die de ge
meente veej geld kost, in het leven te houden, een
school, waaraan ook verbonden zijn leerkrachten met
meerdere en mindere bevoegdheden en die dus in zoo
verre gelijk staan met alle andere leerkrachten, die men
in deze gemeente heeft. Het in het leven houden van
deze school op kosten van de gemeente is dus niets
anders dan het gemakkelijk maken aan de aan deze
school verbonden leeraren om les te geven boven de
andere leeraren in deze gemeente.
Er is slechts één argument, dat het voortbestaan van
deze school zou kunnen rechtvaardigen, n.l. wanneer
men daar goedkooper les zou kunnen krijgen. Ik zou
mij kunnen indenken dat, als er door de particuliere
leeraren bijzonder hooge lesgelden werden gevraagd,
de gemeente er toe zou kunnen komen om te zeggen:
wij zullen voor de minder gesitueerden moeten zorgen
en wij dienen dus een instelling in het leven te roepen,
waar de menschen goedkooper les kunnen krijgen. Maar
dat argument geldt hier niet, omdat hier in de stad 3
leeraren in viool en 2 in piano zijn, die tegen een uiterst
billijk tarief les geven. Weliswaar geschiedt dit onder
wijs klassikaal, maar ook de goedkoopere lessen aan
de Muziekschool worden klassikaal gegeven, dus dat
staat gelijk. Ook om het onderwijs aan minder gesitu
eerden mogelijk te maken, behoeft men deze school dus
niet in het leven te houden.
Een en ander heeft mij er toe gebracht om mij thans
af te vragen of wij deze school moeten handhaven, nu
op het oogenblik wordt voorgesteld daartoe het besluit
te nemen. Ik weet wel, dat ik daartoe ook wel de gele
genheid heb gehad bij de begrooting, maar de zaak is
toen blijven doorloopen, zooals het steeds van ouds is
gegaan; nu er echter weer meerdere kosten zullen moe
ten worden gemaakt, er voor de school een apart ge
bouw zal worden ingericht en verder ook de geheele
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 Juli 1930. 139
zorg voor deze school voor rekening van de gemeente
zal komen, is voor mij het oogenblik aangebroken, om
deze zaak onder de oogen te zien en dan kom ik voor
mij tot de gevolgtrekking, dat wij deze school gerust
kunnen missen, zonder aan het muzikale leven in onze
gemeente eenig nadeel te berokkenen.
Ik zal thans nog geen bepaald voorstel doen, maar
ik zou het bijzonder op prijs stellen, van de tafel van
Burgemeester en Wethouders te vernemen, met welke
argumenten men meent de noodzakelijkheid en de nut
tigheid van deze school te kunnen betoogen.
De heer O. F. de Vries (wethouder): Ik zal mij, bij
mijn beantwoording, niet alleen bepalen tot datgene,
wat nu, in deze vergadering van den Raad, is ter sprake
gebracht, maar mij dunkt dat het van belang is, bij de
bespreking van dit voorstel van Burgemeester en Wet
houders ook de kwestie, zooals die is gesteld in de
vorige vergadering, uitvoerig te behandelen, omdat
daarbij ook naar voren komen de beteekenis en de
waarde van de Muziekschool.
Bij deze zaak dienen drie dingen te worden bespro
ken en wel in de eerste plaats de kwestie, die de heer
Oosterhoff de vorige vergadering nog al scherp naar
voren heeft gebracht, n.l. of de Atuziekschool in haar
tegenwoordigen vorm clandestien is tot stand gekomen.
De heer Oosterhoff heeft de woorden gebruikt, dat deze
school is binnengesmokkeld en ik acht het van zeer veel
belang, die kwestie te bespreken.
In de tweede plaats komt dan hoewel de heer
Oosterhoff zich daar op het oogenblik los van maakt
de kwestie, die in het publiek over de school is opgezet.
Het doet mij genoegen, dat de heer Oosterhoff zich
daarvan heeft losgemaakt, maar ik acht het toch van
belang, dat ook die zaak hier besproken wordt.
In de derde plaats kom ik dan tot een bespreking, of
de Muziekschool in Leeuwarden reden van bestaan
heeft.
Het eerste punt acht ik bij deze zaak van zoo groot
belang, dat ik meen dat het uitvoerig dient te worden
behandeld. De heer Oosterhoff is daar nu wel niet op
teruggekomen, maar de uitdrukking, dat de school
clandestien is ingevoerd, heeft toch in de pers en bij
het publiek heel wat stof opgejaagd. Ik blijf dat een
zeer ernstige zaak vinden, omdat, indien zou blijken dat
de Muziekschool inderdaad was binnengesmokkeld,
deze daar m. i. mee zou moeten vallen. Daarom heb ik
deze zaak van begin tot einde onderzocht en wij hebben
dit gevonden.
Uit de historie blijkt, dat de Stedelijke Muziekschool
hier al langer dan 100 jaar heeft bestaan, maar veror
deningen of reglementen uit dien tijd waren er niet te
ontdekken. Het eerste reglement, dat wij hebben kun
nen vinden, was van 1915; men heeft toen waarschijn
lijk de school weer iets op pooten willen zetten en daar
voor een reglement vastgesteld. Dit reglement is opge
maakt door de commissie voor het Stedelijk Muziek
korps en goedgekeurd door Burgemeester en Wethou
ders bij besluit van 31 Maart 1915. Ik wil hier even
voorlezen, omdat dit ook slaat op hetgeen door den
heer Oosterhoff nog eens naar voren is gebracht, hoe
in artikel 1 van deze verordening het doel van de Mu
ziekschool is omschreven. Er staat hier
„De muziekschool heeft ten doel gelegenheid te
geven aan jongelieden, om opgeleid te worden tot
leden van het stedelijk muziekkorps en om, zonder
dat doel, muziek te leeren."
Dit is het eerste reglement, dat wij hebben kunnen vin
den. In 1918 is dit reglement gewijzigd, voornamelijk,
omdat het stedelijk muziekkorps van de vroegere
schutterij toen is omgezet in een symphonieorkest.
Er is toen verder weinig verandering in het reglement
aangebracht en er staat weer in artikel 1
,,De muziekschool heeft ten doel gelegenheid te
geven aan jongelieden, om opgeleid te worden tot
leden van het stedelijk orkest en om, zonder dat doel,
muziek te leeren."
Ook dit reglement is door Burgemeester en Wethouders
goedgekeurd bij besluit van 24 Januari 1919.
Hieruit blijkt dus wel, dat de school niet clandestien
is tot stand gekomen en verder wil ik nog opmerken
ik had dat bijna vergeten dat in beide reglementen
geen enkele beperkende bepaling voorkomt omtrent de
vakken, die mogen worden onderwezen. Het blijkt dus
wel, dat de school op volkomen rechtmatige wijze is
tot stand gekomen en zich heeft ontwikkeld.
De heer Oosterhoff heeft deze „moeilijk verteerbare
taart" aangesneden, maar hij had volkomen van deze
zaak op de hoogte kunnen zijn, omdat hij én toen het
eerste reglement werd opgesteld en goedgekeurd door
Burgemeester en Wethouders én toen dit is gewijzigd,
deel uitmaakte van het college van Burgemeester en
Wethouders.
Er is echter in dien tijd meer gebeurd met de Muziek
school, wat de veranderingen aangaat. De Stedelijke
Muziekschool had oorspronkelijk een subsidie van
500.en dat is, op voorstel van Burgemeester en
Wethouders, in 1918 gebracht op 1000.Ook toen
dit voorstel van Burgemeester en Wethouders bij de
begrooting werd gedaan, was de heer Oosterhoff wet
houder van de gemeente Leeuwarden.
Ik kan mij indenken, dat andere leden van dezen Raad
dan de heer Oosterhoff zouden hebben gezegd, dat de
Raad tot nog toe weinig aangaande de Muziekschool
heeft te zeggen gehad. Dit is inderdaad juist, maar het
is onjuist, dat er niet voldoende gelegenheid is geweest
om deze zaak in het openbaar aan te snijden. Tien jaar
lang zijn er verslagen ingediend door de Muziekschool,
welke zijn afgedrukt in het jaarlijksch gemeente
verslag
De heer Vromen: Drie regeltjes
De heer Dijkstra: Daar kan heel wat in staan.
De heer O. F. de Vries (wethouder): Er stonden de
laatste jaren misschien maar drie regeltjes in, omdat
van den kant van Burgemeester en Wethouders aan
alle diensten was geschreven of men de verslagen toch
asjeblieft zoo kort mogelijk wilde maken. Ik wil daar
nog wel even op ingaan; ik heb zelf eenmaal een ver
slag van den directeur gezien, dat 5 pagina's besloeg.
Tien jaar lang hebben er dus verslagen van de Muziek
school in het gemeenteverslag gestaan en meermalen
met vermelding, welke vakken werden onderwezen en
hoeveel leerlingen er ongeveer aan de school waren
verbonden.
Ook verder heeft men geen enkele publiciteit ge
schuwd. In alle programma's van de concerten, die het
stedelijk orkest vroeger gaf en welke toen altijd aan de
Raadsleden werden toegezonden, stond meen ik steeds
een advertentie van de Muziekschool, waarin de leera
ren werden genoemd en de vakken, waarin onderwijs
werd gegeven. Er is dus steeds voldoende gelegenheid
geweest om op deze zaak terug te komen.
Ik stap hiermee van deze kwestie af en kom tot het
tweede punt, de kwestie van de diploma's. Dit is een
zeer belangrijk punt, dat ik in het algemeen wel even
wil bespreken, omdat ook bij de stukken een adres ligt,
waarin ten opzichte daarvan krasse dingen zijn gezegd.
Ik zou in de eerste plaats de vraag wel eens beant
woord willen zien of alle onderteekenaars van dat adres
enkel les geven in het vak, waarvoor zij gediplomeerd
zijn. Ik geloof niet, dat dit het geval zal zijn.
Er staan in dit adres verschillende grofheden, die de
perken van de betamelijkheid te buiten gaan en er zijn
persoonlijkheden in genoemd, vooral tegenover de te
genwoordige leeraren aan de Muziekschool.
Hoe staat het nu met de zaak van het gediplomeerd
zijn van de leeraren? Er zijn 5 leeraren aan de school